bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Gedichten by Bastiaanse Frans

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 423 lines and 26178 words, and 9 pages

BASTIAANSE

GEDICHTEN

NEDERLANDSCHE BIBLIOTHEEK

ONDER LEIDING VAN L. SIMONS

FRANS BASTIAANSE

GEDICHTEN

UITGEGEVEN DOOR DE MAATSCHAPPIJ VOOR GOEDE EN GOEDKOOPE LECTUUR AMSTERDAM

VOORWOORD.

In dezen bundel heb ik verzen vereenigd, die--niet wat het schrijven maar--wat het beleven betreft, behooren tot vier achtereenvolgende perioden.

Van het boek "Jeugd" vindt men hier het eerste deel, voor zoo ver dat geschreven was en voor publicatie geschikt werd gerekend, nagenoeg compleet.

De gedichten uit het boek "Natuur en Leven" zijn bestemd te worden opgenomen in een eventueelen herdruk van dat bundeltje; die uit "Dood" zijn ontleend aan een klein geheel, dat wellicht later zal worden gepubliceerd, terwijl de hier gegeven en andere verzen uit "Van Later Dagen" bestemd zijn om den ganschen cyclus af te sluiten.

FRANS BASTIAANSE.

Hilversum, Maart 1909.

If by misadventure, chance should bring Thee to base company , Quite unaware of what thou dost contain, I prithee, comfort thy sweet self again, My last delight! tell them that they are dull And bid them own that thou art beautiful.

OPDRACHT.

Gij, die als een stille nachtvlam Voor mijn venster hebt gebrand, Toen de diepe diepe nacht kwam Over 't donker levensland;

Gij die als een hand waart, wenkend Toen mijn voet naar de afgrond gleed, Wie ik was altijd gedenkend Met een glimlach door mijn leed;

Wie ik, eens zoo trotsch, beloofd heb Dat mij 't Leven heffen zou Schoon 't van alles mij beroofd hebb'-- Voor U, wondervolle vrouw,

Zijn mijn verzen, neergeschreven Bitter soms, maar schoon en waar, En gij vindt er weergegeven Wat er menig menig jaar

Bleef aan wanhoop en verlangen In mijn ziel--zoo n??m ze nu Als een verren groet, mijn zangen, Zoo ze zijn, ze zijn voor U.

OCHTEND.

Tusschen weien groen en welig Staan geboomten vroeg ontbloeid, Blanke dropp'len op 't fluweelig Gras zijn, met den dag, ontgloeid; Zachter gaan hier menscheschreden Als in een betooverd Eden, Waar voor de' allereerste maal Langs de bladeren komt gegleden Daagraads klare morgenstraal.

Door der boomen breede kronen Gaat de wind met zachten gang, En de vogels die er wonen Maken een verliefd gezang; E?n, met luider orglen wil er Anderen, die, met zwak getriller Sjirpen naar het bekje staat, Overstemmen, maar wordt stiller Als mijn nade'ring zich verraadt.

Zie n?, waar de blanke plassen Spiegelen der wolken tocht, Tusschen paarse heigewassen Wolfsklauw, die naar water zocht,--

Waar het zilverwitte berkje --Voor de spits van 't verre kerkje-- Staat op 't neevlig blauw geheeld Zweeft op zijn citroengeel vlerkje Vlinder, die met vlinder speelt.

O! de groote bloeiende aarde, O! de hemel blauw en goud, Wist ik wat zij mij bewaarde, W?t zij mij verborgen houdt! Wist ik, dat na lange nachten Mijn verlangende gedachten E?nmaal vonden 't heerlijk schoon, Dat van heel der aarde pracht, en Hemel dragen zal de kr??n.

EEN LEVEND BEELD...

Een levend beeld is nu verrezen En vult mij gansch met klaarder pracht Dan ooit de droom een wereldsch wezen 't Verlangend hart te binnen bracht.

Ik zie de glorie van twee oogen Mij voorgaan, waar mijn voet ook treed', En 't hart, als nooit voorheen bewogen, Al wat het eens bewoog, vergeet.

En allen--O! ik kon mijn armen Om heel de wereld henenslaan, Want in mijn ziel is een erbarmen Met al wat leeft, in bloei gegaan,

Behoefte om ieder troost te geven, Die thans nog in zijn duister schreit, Te zeggen: zie, vertrouw op 't Leven Ook U is de ure straks bereid.

TEN AANVANG.

De lucht was vol van zilverglansen, Vol roode tulpen 't groenend gras; De aloude dom liet vroolijk dansen Zijn klokken, daar 't de Meimaand was.

En waar ik ieder blad zag groenen, Ontbloeid der bloemen blij gezicht, En later achter de plantsoenen Met elken dag het avondlicht;

De stad met feestlijke geluiden, De vogels in de' ontloken boom, Doortoog, als in het wit der bruiden, Mijn ziel haar schoonste levensdroom.

En drinkend met de zaal'ge zinnen Des levens reinste en hoogste vreugd, Trad ik het schoone leven binnen: Het wereldsch paradijs der jeugd.

DIEN EENEN....

"Ik zou dien E?nen willen zien Aan wien ik denk altijd, Als ik hem zag vandaag, misschien Was ik mijn vreugde kwijt;

Maar ook--wie weet--misschien mijn leed, Want, d?t is mij zoo vreemd: Ik weet niet wat hij geeft, ik weet Niet wat hij van mij neemt.

Ik weet niet wat hij met mij doet, Ik weet alleen maar dat Ik hem nog ??ns iets zeggen moet, Maar niet wanneer of w?t.

Want altijd als ik spreken wil Dan bonst mij in de keel Mijn hart alsof het breken wil En zegt: "gij zegt te veel."

En altijd als ik zwijgen wil Dan zegt mijn hart in mij: "Spreek nu, want zwijgt ge n? nog stil, Dan gaat het uur voorbij."

Zoo komt er nooit iets uit mijn mond, Dat spreekt als ik het meen, En vind ik wat ik straks niet vond... Dan ben ik weer alleen."

LIEDJE....

Ik zou niet graag Alleen, vandaag, Door hoven gaan van love'ren schoone, Als ik niet kon De lucht, de zon En waar zij ?p schijnt, aan u toonen.

Hoe licht de schijn Der zonne rein Langs 's werelds eeuw'ge kleurenweelde! Maar wat zou mij Dit hooggetij Der schoonheid zijn, zoo gij 't niet deelde?

Want uw gelaat In schoonheid gaat Der wereld schoon z?? zeer te boven, Waar dat niet is Blijft droefenis Op 't blauw der lucht, op 't groen der hoven.

IN HET LICHT VAN DEN GLORIEDAG.

Zij loopen achter de hagen In het licht van den glorie-dag; Zij kunnen het niet verdragen Maar lachen een luiden lach.

De landen liggen beneden Hun zalige voeten gespreid, En boven hun hoofd is het Eden Der blauw-gouden oneindigheid.

De wolken beginnen te varen, De boomen in wiegeling Hebben gezang van blaren, En alles--Herinnering,

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top