bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: The Tale of Betsy Butterfly Tuck-Me-In Tales by Bailey Arthur Scott

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 170 lines and 14927 words, and 4 pages

Onze plaat kan van dezen vormenrijkdom der Radiolari?n slechts een flauwe voorstelling geven. Hoe sierlijk is het vlechtwerk van Rhizosphaera leptomita ; Sphaerozoum Ovidimare heeft slechts een weinig ontwikkeld skelet, doch is door den eigenaardigen vorm als kogelnest merkwaardig. Actinomma drymodes met zijne drie in elkander gevatte holle kogels herinnert aan Chineesch beenen snijwerk. Als model voor een doekspeld kunnen Lithomespilus flammabundus en Ommatocampe nereides dienen. Carpocanium diadema , Clathrocyclas Ionis en Dyctyophimus Tripus herinneren aan sierlijke klokken en korfjes. Een echten diepzee-vorm vertoont Challengeron Willemoesii en Heliosphaera inermis blinkt vooral uit door haar buitengewoon sierlijk, regelmatig gevormd vlechtwerk-skelet.

De Straaldiertjes bewonen uitsluitend de zee. Zij zijn zeer rijk aan soorten en Haeckel heeft 4318 soorten er van beschreven, die zich in 739 geslachten splitsen.

De kiezelskeletten der Straaldiertjes ontbrekow Betsy Butterfly wasen zeebodem geheel, maar in de diepe zee?n vindt men ze het talrijkst. Zoo bestaan de lagen van den bodem van den Stillen Oceaan, tusschen 3000 en 8000 M., uit 80 procent, ja, op sommige plaatsen geheel, uit de schalen van uitgestorven Radiolari?n en deze laag heeft hiernaar den naam van Radiolari?nmergel gekregen.

In het zoete water leeft eene kleine groep verwante wezens, welke men tot de orde der Zonnediertjes heeft gebracht. Zij worden ook wel Zoetwaterstraaldiertjes genoemd.

TWEEDE ORDE.

DE KAMERLINGEN OF GAATJESDRAGERS .

Aan de reeds beschreven Gromia's als ??nkamerige, d. w. z. met een eenvoudige woning voorziene Wortelpootige Monothalamia, sluiten zich de zeer talrijke veelkamerige, de Polythalamia, aan. Hunne woning, meestal uit kalk, maar bij eenige geslachten ook uit kiezel bestaande, is samengesteld uit talrijke kamers, welke meestal ook van buiten kenbaar zijn. Bij eenige famili?n liggen deze kamers in een rechte lijn achter elkander; bij andere vormen zij een onregelmatige samenhooping; bij de meeste gelijken zij sierlijke slakkenhuisjes. Zoo zien wij b.v. de fossiele Guttulina communis met slechts weinige zich vergrootende kamers ??n winding vormen. Eene opening voor het naar buiten treden der verlenging is slechts aan de laatste kamer zichtbaar. Van binnen zijn de kamers door gelijke openingen onderling verbonden.

Zeer sierlijke vormen vertoonen die, waar de kamertjes in een zich als een schroef windende spiraallijn ontstaan, op de wijze der Nautiliten en Ammoniten, zooals b.v. de evenzeer fossiele Dendritina vertoont. Ook deze familie behoort tot de afdeeling met een opening in de laatste kamer. Talrijk echter zijn de soorten bij wie alle kamers door fijne gaatjes doorboord zijn, uit welke de veranderlijke lichaamsverlengsels doorgaan en naar welke eigenschap de geheele afdeeling den naam Foraminiferen heeft ontvangen.

Het protoplasma vult alle kamers en verlengsels en fijne draden strekken zich van kamer tot kamer uit. In grootte wisselen deze wezens van 1/10 mM. doorsnede tot die van een gulden. Deze grootere vormen behooren echter allen tot voorwereldlijke famili?n, de Nummiliten. Toch zijn er ook nu nog soorten van 30 mM. doorsnede.

Hoewel van deze Polythalami?n omstreeks 2000 soorten zijn beschreven, fossiele en nog levende, zal men dit getal tot een veel lager moeten terugbrengen, omdat het reeds gebleken is dat vele der vermeende zelfstandige soorten en schalenvormen zich in orden laten rangschikken met geleidelijke overgangen. Hierbij komt nog, dat vele soorten, in het bizonder die met vele kamers, op verschillende leeftijden een ander voorkomen hebben.

De verbazingwekkende menigte Rhizopodenschelpen in het zeezand van sommige kusten, heeft reeds vele bewonderaars gevonden. In een centigram fijn zand telde men 500 Rhizopodenschelpen, dat is in een ons 5 000 000.

De thans levende Rhizopoden der zee schijnen zich het liefst op te houden op zulke plaatsen, waar hun door eene rijkelijke vegetatie bescherming wordt geboden voor den golfslag en waar hunne zachte, teedere bewegingsorganen overal gelegenheid tot aanhechting vinden. Hier vinden zij te gelijk in de Diatome?n en Infusori?n, welke zich tusschen die planten ophouden, rijkelijk voedsel. De lievelingsplaatsen, waar vele Polythalami?n zich ophouden, zijn sponsen van alle soort, waar zij in nog meerdere mate bescherming en voedsel vinden.

Ehrenberg heeft reeds tientallen jaren geleden, vele honderden slibmonsters onderzocht, welke uit alle zee?n verzameld waren, onder anderen op eene diepte van 3000-4000 M. Bijna geregeld vormden schelpen van Polythalami?n een groot percentage daaraan, wat, als men het menigvuldig voorkomen daarvan aan moerassige oevers in aanmerking neemt, geen verwondering kan baren.

De nieuwere zorgvuldige onderzoekingen omtrent de diepte en gesteldheid van den zeebodem, hebben het groote aandeel aangetoond dat de Polythalami?nschelpen aan de vorming van dien bodem, van de Arctische tot aan de Antarctische Zonen hebben gehad. Onder andere geslachten, welke een geringer procentental leveren, komen vooral Globigerina en Orbulina in aanmerking, de eerste uit ballen of kogels van steeds toenemende grootte samengesteld, de andere een enkelen regelmatig gevormden kogel vertoonend. De overblijfselen van hunne schelpen komen over duizenden vierkante mijlen oppervlakte van den zeebodem voor en in zulk een massa, dat zij een karakteristiek hoofdbestanddeel van den bodem vormen, zoodat men spreekt van Globigerinengrond en Globigerinenslijk.

Sleept men het net langs den zeebodem, vooral waar men het eenige vademen, zelfs tot op 100 vademen, moet laten zinken, dan vangt men eene ongehoorde menigte van zulke levende Foraminiferen, welke het Globigerinenslijk vormen. De Globigerinen zelf zijn in vele zee?n zeer talrijk, en hun karakteristiek voorkomen is geheel verschillend van de op den bodem liggende schelpen, zoodat er niet den minsten twijfel kan bestaan, dat deze Foraminiferen in de nabijheid van de oppervlakte leven en dat de geheele schelpenmassa, waaruit de bodem bestaat, van boven komt.

Wat de Engelsche natuuronderzoekers hebben medegedeeld omtrent het aandeel, dat de Foraminiferen aan de vorming der aardlagen hebben gehad, is eigenlijk niets anders dan eene bevestiging en uitbreiding van de ontdekkingen van Ehrenberg. Hij erkende reeds de groote overeenkomst van vele thans levende Foraminiferen met die, welke de reusachtige krijtlagen hebben gevormd, en sprak van "levende krijtdiertjes". Maar niet alleen van het silurische tijdperk tot aan de krijtformatie hebben zij zich bezig gehouden met hun reuzenarbeid aan de vorming onzer aarde, even groot of nog grooter schijnt hun aantal te zijn in het onderste tertiaire gesteente, zoodat men in het Bekken van Parijs de Miliolitenkalk, in West-Frankrijk de Alocolinenkalk en ten slotte in eene lange en breede, langs beide zijden van de Middellandsche Zee tot in den Himalaya uitgestrekte Zone, de Nummulitenkalk genoemd heeft naar de geslachten van Rhizopoden, uit welker overblijfselen zij grootendeels en somtijds alleen bestaan.

DERDE ORDE.

DE AMOEBEN .

De reeds sinds het midden van de 18e eeuw bekende Amoeben zijn deels met een schaal voorzien, deels naakt.

Wie geen gelegenheid heeft het wonderbare spel van het Pseudopi?n-net te zien, vindt misschien gemakkelijker een met het microscoop bekenden vriend, die hem een verwant wezen uit het zoete water kan laten zien, n.l. het Kapseldiertje . In volmaakten toestand is het omgeven door een bruine, ondoorzichtige schaal met gewelfde rugzijde en een ingedrukte buikzijde met een kringvormigen mond in het midden daarvan. Het diertje gelijkt volmaakt op een sierlijk doosje. Uit den mond komt een gedeelte van de weeke lichaamszelfstandigheid in korte veranderlijke verlengsels. In het weeke lichaam der Arcellen zijn verscheidene kernen, elk met haar kernlichaampje, bevat. Jonge exemplaren zijn doorzichtig, zoodat men de bewegelijke protoplasmalichaampjes goed kan waarnemen.

Bij andere vormen, zooals b.v. bij de Euglypha alocolata, is de schaal zakvormig; haar vrije rand schijnt gezakt en hare oppervlakte is samengesteld uit regelmatige, zeer kleine, zeshoekige schubjes. De protoplasma-verlengsels zijn tamelijk lang, zacht en meestal aan het einde vertakt.

Van de Arcellen tot de naakte Amoeben is slechts een schrede. Doorzoekt men met een sterk vergrootglas slib uit stroomend water of den inhoud van afgietsels van allerlei soort, dan wordt het oog weldra geboeid door kleine, levende, slijmachtige klompjes, die volmaakt op de weeke lichaampjes van de arcellen gelijken en ook, evenals die, een kern bezitten.

Het Amoebenlichaam bestaat uit een buitenste doorschijnende, iets vastere laag en een daarbinnen bevatte korrelige, half vloeibare sarcodemassa . In deze laatste bevinden zich talrijke, kleine lichaampjes, deels tot het lichaam behoorende, deels van het voedsel afkomstig. De eerste zijn kleine korreltjes, kleine vetbolletjes en uiterst kleine kristalletjes. Voorts is er een ronde of eironde kern in bevat, die door een duidelijk vlies begrensd is. In den jongen toestand bevindt zich in die kern een enkel kernlichaampje; later splitst zich haar inhoud in een aantal kleine bolletjes, die zich in het inwendige van het lichaam verspreiden. Deze bolletjes zijn de kiemen of kiemkorrels . De zoogenaamde kern is derhalve eigenlijk een voortplantingsorgaan.

De Amoeben hebben betrekkelijk een niet onaanzienlijke grootte, zooals b.v. Pelomyxa villosa, die een doorsnede van 2 mM. en meer bereikt. Zij zijn cosmopolitisch verbreid en misschien zijn het wel dezelfde soorten. In Duitschland en in Noord-Amerika komen ten minste dezelfde soorten voor. De meeste soorten bewonen het zoete water, doch ook de zee?n, ja, er zijn zelfs soorten, die op het land voorkomen en nog wel op geheel droge plaatsen: onder mos en dergelijke planten, welke aan rotsen, muren, boomen en op daken groeien, derhalve op plaatsen waar het water geheel ontbreekt en die het meest zijn blootgesteld aan uitdrogen door de zon.

De echte Wortelpootigen, waarvan hiervoor gesproken is, worden reeds door verschillende natuuronderzoekers van naam, evenals dit vroeger met de Sponsen het geval was, niet meer tot de dieren gerekend. De bewegelijkheid der sarcode achten zij niet voldoende om deze wezens een, zij het ook nog zoo onbeteekenende, ziel toe te kennen, door wier bezit de Rhizopoden zich boven de mechanische gevoeligheid der Mimosen zouden verheffen. Ware het ons vergund de levens- en ontwikkelingsgeschiedenis der Slijmzwammen te bespreken, aan welker plantachtige natuur tot heden niemand twijfelt, dan zouden wij daarbij protoplasma-toestanden ontmoeten, in welke zich alle beschreven verschijnselen van de veranderlijke verlengsels der wortelpootige dieren herhalen.

Reeds bij den laatsten grondvorm van bewerktuigde wezens, de protozo?n, vinden wij onder de Infusori?n op den laagsten trap staan Monas , een wezentje waarbij n?ch kern n?ch contractile blaas voorhanden is. Het lichaampje is geheel homogeen en breidt zich, tot rust gekomen, als eene kleine Amoebe of Actrinophrys uit, die met andere, op dergelijke wijze gevormde, Amoebenachtige wezens tot een plasmodium samenvloeit, waarom vervolgens een kyste ontstaat.

Zulke vormen stellen een verband daar tusschen de Flagellaten en de Rhizopoden, maar ook met de Myxomyceten of Slijmzwammen, die zonder twijfel tot het plantenrijk behooren.

En hiermede zijn wij genaderd tot de grenzen tusschen het dieren- en het plantenrijk. Verder te gaan veroorlooft het bestek van dit werk niet.

AANTEEKENING

Tradescantia zebrina, de bekende hangplant met overlangs gestreepte bladeren. Bew.

A BIT OF LUCK

JIMMY RABBIT promptly set Freddie Firefly's fears at rest.

"I happen to know," said he, "that Betsy Butterfly has a picture of herself."

"Are you sure?" Freddie asked him eagerly.

"I ought to be," replied Jimmy Rabbit, "because I painted it myself, the very next day after I finished a portrait of old Mr. Crow."

"It ought to be a good one, if you made it," said Freddie. "But wasn't it some time ago that you were an artist?"

"It was earlier in the summer," Jimmy Rabbit admitted. "Of course, Betsy Butterfly has changed somewhat since then. But this picture was a fine likeness of her at the time I painted it.... I suppose," he added, "I was the first one in the whole valley to perceive that she was going to be a beauty when she got her full growth."

"Do you suppose she'll send me the picture, if I ask her, so I can show it to Dusty Moth?" Freddie asked.

Jimmy Rabbit looked a bit doubtful. He pondered for a few moments. And then he said:

"I'll tell you what I'll do! To-morrow morning I'll see Betsy and I've no doubt that she'll loan me the picture if I promise to return it to her."

"That'll be great!" cried Freddie. "Meet me near the duck pond as soon as it's dark to-morrow night; and be sure to bring Betsy's picture with you!"

Then Freddie Firefly hurried off to find Dusty Moth, who happened likewise to be looking for him, because he had a question to ask.

They met shortly. And Dusty Moth immediately cried:

"Have you heard from her?"--meaning Betsy Butterfly, of course.

"Now, see here!" Freddie Firefly said. "It's plain enough that Betsy doesn't care to meet you. But I have a plan that ought to suit you well enough. If you could look at her picture once you'd be satisfied, wouldn't you?"

"I would--" replied Dusty Moth--"if I got my appetite back afterward."

"Well, will you promise to stop pestering me about Betsy Butterfly if I let you see this picture of her?"

"Yes! yes!" Dusty promised impatiently. "Where is it? Quick! Let me see it!"

"Oh! You'll have to wait till to-morrow night," Freddie explained.

"I shall not be able to eat a single mouthful till then!" Dusty Moth groaned.

"Well--you can suit yourself about that," Freddie told him impatiently. "And please don't speak to me again to-night! I've been troubled enough on your account without being bothered by you any more."

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top