Read Ebook: Onder de wilde stammen op de grenzen van Afghanistan De Aarde en haar Volken 1917 by Pennell T L Theodore Leighton
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 221 lines and 29545 words, and 5 pages
zou dat niet enkel zijn succes in den weg staan, maar het zou een aanhoudend en ernstig gevaar opleveren. Het zou onmogelijk voor hem wezen, steeds op zijn hoede te zijn; er komen tijden, dat hij door vermoeienis of om andere redenen weerloos is in de handen van de menschen, onder wie hij verkeert. Bovendien is er niets, wat een Afghaan zoo vurig wenscht te bezitten als een vuurwapen en dat hij eerder, ook met levensgevaar, zou stelen, en al zou hij den zendeling anders volstrekt geen kwaad willen doen, de mogelijkheid, een goede revolver of een geweer te krijgen, zou een te groote verzoeking zijn, zelfs als hij er bloed voor moest storten. Mijn plan was, mij geheel in hun handen te stellen en hun te toonen, dat ik hen vertrouwde en in hun gevoel van eer geloofde, alsook in hun traditioneel optreden tegenover hun gasten.
Tegelijkertijd streefde ik ernaar, om hen te laten merken, dat hun grootspraak, waarin ze soms ook tegen mij vervielen, niets bij mij uitwerkte, en dat ik onverschillig was voor hun waarschuwingen en bedreigingen, die vaak van hun kant een list waren, om te zien of ze mij ook konden bedriegen. Eens toen ik in een dorp over de grens was en een paar uren rust nam op het heetst van den dag, kwamen er een paar jonge kerels binnen, die pas aan een strooptocht hadden deelgenomen en nog in opgewonden staat waren. Enkelen van hen waren van meening, dat er nu een goede gelegenheid was aangebroken, om den Dokter-Sahib eens beet te nemen, en al spoedig hield een jonge man zijn geladen revolver op mijn borst en zei: "Nu gaan we u doodschieten." Ik antwoordde: "Dat zou heel dwaas van u zijn, want jullie hebt meer dienst van mij dan je denkt, en je zou stellig je met mijn middelen vergiftigen, als ik je niet zei, hoe je ze moet gebruiken."
De oudste van het gezelschap berispte hem toen en bood een soort van verontschuldiging aan voor de ruwheid van de anderen met de woorden: "Het zijn nog maar jongens en ze zijn opgewonden. Let u maar niet op wat ze zeggen. Ik zal wel zorgen, dat u geen kwaad geschiedt." Bij een andere gelegenheid kwam ik in een dorp over de grens in den laten avond. Er waren veel schavuiten in het dorp; maar het hoofd, onder wiens bescherming ik mij stelde, nam de voorzorg, mijn bed te zetten in een kring van zijn ondergeschikten, zes man, die geheel gewapend waren en die om beurten de wacht zouden houden. Ik had een dag van zwaar werken gehad en was weldra vast in slaap, en dit was mijn behoud, want mij werd den volgenden morgen verteld, dat een paar dwepers mij des nachts hadden willen dooden; maar de anderen zeiden: "Zie, hij heeft zich zonder voorbehoud aan onze bescherming toevertrouwd, en omdat hij vertrouwen heeft, slaapt hij zoo rustig; daarom moet hem in dit dorp niets overkomen."
Niet lang geleden was er een bekend roover aan de grens, Rangin genaamd, die er een gewoonte van had gemaakt, rijke Hindoes te overvallen en hun dan voor een hoog losgeld de vrijheid te schenken. Ik was gewend, ons buitenstation te Kharrak eens in de maand te bezoeken en ging meestal alleen en bij avond. Er werd mij bericht, dat Rangin, dit wetend, mij wilde wegvoeren, om een hoog losgeld te eischen. Den volgenden keer, dat ik Kharrak bezocht, ging ik met opzet aan den weg liggen slapen op een eenzame plek, dat de menschen zouden zien, dat ik niet bang was voor Rangins bedreigingen. Onnoodig te zeggen, dat er niets gebeurde; maar de menschen daar in de buurt verspreidden het gerucht, dat, daar er een engel was, die den Dokter-Sahib beschermde, het nutteloos zou wezen en dwaas, om hem leed te willen doen.
Ofschoon de eer, die een Afghaan meent verschuldigd te zijn aan zijn gast, mij dikwijls goed te pas is gekomen, was een enkele maal de inachtneming van de vormen lastig voor mij. Een rijk hoofd kan met niet minder tevreden zijn dan het slachten van een schaap, als hij een gast van beteekenis ontvangt; een armer man kan volstaan met het slachten van een vogel en de bereiding van het nationale gerecht, de pulao. Eens kwam ik in een dorp nog al laat in den avond met een paar van mijn makkers. Het hoofd zelf was afwezig; maar zijn zoon ontving mij met allen eerbied en liet een vogel slachten en kookte een lekkere pulao, waarna wij allen, vermoeid van het dagwerk, spoedig vast in slaap waren. Later was het hoofd aangekomen en had door zijn zoon van onze komst gehoord. "Heb je voor hem de dumba geslacht?" vroeg hij dadelijk, en toen hij van den zoon hoorde, dat hij slechts een kip had bereid, gaf hij daarover zijn ontevredenheid te kennen met de woorden: "Dit zal een blijvende schande voor mij zijn, als het bekend wordt dat, toen de dokter uit Bannoe, de Dokter-Sahib, in mijn dorp kwam, ik enkel voor hem een kip liet slachten. Ga dadelijk naar de kudde en neem een dumba en slacht het schaap; bereid het maal, en als alles klaar is, roep mij dan."
Zoo geschiedde het, dat omstreeks ??n uur in den morgen wij werden gewekt, en dat ons werd gezegd, dat het hoofd gekomen was om ons te onthalen, en dat het maal gereed was. Het zou niet enkel noodeloos zijn geweest, te protesteeren en te zeggen, dat wij meer behoefte hadden aan slaap dan aan een maaltijd, maar dat zou een beleediging zijn geweest voor zijn gastvrijheid. Dus stonden we vlug op en hielden ons zoo goed mogelijk, en na een begroeting met de gewone vormen aan weerszijde, maakten we ons gereed, om eer te doen aan een luisterrijk maal van gebraden schapevleesch en pulao, voor ons klaar gemaakt.
Bij een reis over de grens had ik op den terugweg naar Bannoe een geleide van twee dreigend eruit ziende Afghanen, die tot elke misdaad in staat leken. Ze zorgden echter voor ons naar behooren en brachten ons veilig te Bannoe. Bij aankomst daar bood ik hun eenig geld als belooning voor hun geleide; maar ze weigerden het verontwaardigd, zeggende, dat geld aan te nemen van iemand, die hun gast was geweest, in strijd zou zijn met de traditie. Dus liet ik hen de rest van den nacht doorbrengen in het huis van een van mijn helpers-inboorlingen, met een briefje, om hun een goed maal voor te zetten en ze vroeg in den morgen naar huis te zenden. Hij gaf hun het maal, maar toen hij den volgenden morgen opstond, zag hij, dat ze al waren verdwenen met al zijn goede kle?ren.
Onder de Afghanen is diefstal min of meer een verdienste, al naar gelang van de behendigheid en den moed, die ervoor noodig zijn geweest, en van het succes bij het ontgaan van vervolging. Twee jaar geleden bracht een Afghaan zijn dochtertje bij ons voor een oog-operatie. De operatie was goed gelukt, en de dag kwam, dat het meisje kon worden ontslagen. De oogen van den Afghaan waren intusschen gevallen op mijn paard; hij bedacht, hoe bruikbaar de merrie voor hem zou zijn op zijn tochten, en den avond na zijn vertrek bemerkten wij, dat hij met een vriend was gekomen en het paard had gestolen. Ongelukkig voor het succes van de onderneming had hij een vijand, die, toen er een belooning werd uitgeloofd voor de ontdekking van den dief, dacht, dat hij zich wel kon verrijken en tegelijk een oude grief uitwisschen. De schuldige was nu al met zijn buit veilig over de afghaansche grens gekomen in Khost, en geen uitleveringswetten gelden daar. Andere leden van den stam woonden in Britsch Indi? en zouden met hun gezinnen naar de bergen trekken bij het toenemen van de zomerhitte. De deputy-commissioner riep de hoofden van den stam bij elkander en deelde hun mede, dat als ze niet zorgden voor de teruggave van de merrie, hij tegen zijn zin genoodzaakt zou zijn, bevelen te geven, dat ze niet met hun gezinnen in de bergen mochten trekken. Eerst protesteerden ze, dat ze niets te zeggen hadden over den dief, dien ze zelf uit den stam hadden gezet, omdat bij een schurk was; maar toen ze merkten, dat de ambtenaar hen te goed kende, gingen ze ertoe over, iemand naar Khost te zenden, die met het paard terugkwam. De man, die door zijn tusschenkomst het dier mij terug gaf, heeft zich van dien tijd af steeds voorgedaan als mijn weldoener, en verwachtte allerlei gunsten als loon. De diefstal werd algemeen afgekeurd door den stam, maar vooral omdat de omstandigheden de mislukking hadden teweeggebracht.
Bekende dieven en misdadigers hebben vaak van het zendingshospitaal gebruik gemaakt, als ze leden aan koorts of een andere kwaal, die hen tijdelijk hinderde, maar natuurlijk kwamen ze onder andere namen en trachtten ze hun identiteit te verbergen. Het is toch maar te hopen, dat ze gebruik maken van de toespraken en den goeden raad, die hun dagelijks worden voorgehouden, terwijl ze onder behandeling zijn. Soms, zooals in het geval dat ik ga vertellen, wordt hun identiteit bekend. Eenige jaren geleden lag in "bed 26", het Zuidzeebed, zooals het genoemd werd, Zaman, een bekende dief, die aan chronische dysenterie leed en meer dan twee maanden werd behandeld. Hij sukkelde en het ging op en neer, maar blijkbaar was hij te ver heen, toen hij werd opgenomen. Hij luisterde aandachtig naar het voorlezen uit den Bijbel en gaf soms voor, dat hij er in geloofde, maar gaf geen blijk van berouw over zijn vroeger leven. Maar toen men hem had voorgehouden, dat er geen kans op herstel was, liet hij een politieman halen, om dien de namen op te geven van zijn vroegere vrienden, hopende niet enkel, dat ze gevangen zouden worden genomen en gestraft, omdat ze hem hadden weggezonden, toen hij te ziek en te zwak was om hun slechte praktijken mee te bedrijven, maar ook om een belooning te krijgen voor de verstrekte inlichtingen. Hij ging langzamerhand achteruit en stierf onder de belijdenis van een geloof in Christus; maar alleen Hij, die het hart kent, weet wat dat beteekende. Ik denk niet, dat hij verklikker zou zijn geworden, als niet de medeplichtigen hem in zijn nood in den steek hadden gelaten.
Geen beschrijving van het leven der Afghanen zou volledig wezen, als men niet sprak over de openbare danspartijen. Ze hebben plaats ter viering van een stamovereenkomst of van het ophouden van vijandelijkheden tusschen twee stammen of afdeelingen. Men kan ze alleen in optima forma zien over de grens, want in Britsch Indi? zijn die danspartijen door de meer vreedzame vermaken van het volk en het ontbreken van de benoodigde vuurwapens in onbruik geraakt. Aan de andere zijde van de grens wordt een vlak terrein uitgekozen, en in het midden wordt een post geplaatst. De mannen gaan in al wijder kringen rondom dit middelpunt staan en draaien er omheen, steeds het middelpunt aan hun linkerhand houdend, en zwaaiend met hun zwaarden. De oudste en minst vlugge van de krijgers vormen de middenkringen; meer naar buiten ziet men de jongelui, die met verbazende vlugheid ronddansen, vaak met een geweer in de eene en een zwaard in de andere hand, of ook wel een zwaard in iedere hand, welke wapens ze beurtelings boven hun hoofd zwaaien. Meer aan den buitenkant bevinden zich de kringen van de ruiters, die tegelijk hun vlugheid te paard en hun behendigheid met zwaard of geweer aan den dag leggen. Aan den eenen kant staan de dorpsmusici, die door trommen en fluiten voor de begeleiding zorgen. Ze beginnen langzaam, en men ziet alle kringen zich bewegen met afgemeten tred; daarna wordt de muziek al vlugger, de dansers worden meer en meer opgewonden, en wie toekijkt krijgt den indruk van een warrelende massa sabels en geweren. De geweren zijn vaak geladen en worden nu en dan afgeschoten, waarna de wendingen van de ruiters drukker worden, zoodat men zich verwondert, dat er geen hoofden en armen worden afgeslagen door de overal flikkerende sabels. Plotseling zwijgt de muziek, en allen houden stil, om weer op adem te komen, maar beginnen dadelijk weer, tot ze uitgeput zijn. De opwinding en de ingewikkelde figuren worden vaak precies gelijk aan den werkelijken oorlog, en de geschiedenis eindigt dan ook soms met bloedvergieten. Bij een zekere gelegenheid viel een man neer, en onder het vallen liet hij zijn geweer afgaan met het noodlottige gevolg, dat een andere danser getroffen werd. De moordenaar zonder opzet zou op hetzelfde oogenblik en op de plaats gedood zijn, als zijn vrienden hem niet haastig naar huis hadden gebracht, al vechtende onder het vluchten. Op die manier wordt er soms aanleiding gegeven tot het ontstaan van een bloedveete, die een dorp in twee partijen verdeelt, en die niet eindigt eer enkele van de dapperste bewoners gevallen zijn als slachtoffers.
Bij een andere gelegenheid zat ik met eenige Afghanen in een huis in het dorp Peiwar in het Koeramdal. De meeste huizen stonden aan weerszijde van een lange straat, die in de lengte door het dorp liep, en ik merkte op, dat er tusschen de huizen aan elke zijde van de straat kleine deurtjes waren gemaakt. Toen ik naar het doel daarvan onderzoek deed, werd mij verteld, dat er eenigen tijd geleden een groote strijd in het dorp was gevoerd. De eene kant van de straat stond aan den eenen en de andere zijde aan den anderen kant van de strijdende partijen, en nu lagen ze voortdurend op de loer, om op elkander te schieten over de straat. De eenige manier, om naar de rivier te gaan, was van het eene huis door het andere te loopen naar het benedeneind van de straat, en om dat te kunnen doen zonder te worden opgemerkt, had men deuren gemaakt, terwijl buitendien bij afspraak bepaald was, dat er niet geschoten zou worden, als men naar beneden naar de rivier ging. Mijn gastheer kon mij verscheiden gaten laten zien in zijn deur en de houten kozijnen van de vensters, die gemaakt waren door de kogels van zijn buren aan den anderen kant van de straat, en zei: "Achter dit gat in de deur werd mijn oom doodgeschoten; die opening in het raam werd gemaakt door den kogel, die mijn broeder trof."
Wijzend op een anderen Afghaan, die in de kamer was gekomen en op het bed was gaan zitten, zei hij: "Dat is de man, die mijn broer doodschoot." Toen ik een opmerking maakte over de vriendelijkheid en eensgezindheid, die er tusschen hen scheen te heerschen op dat oogenblik, zei hij: "Ja, wij zijn nu goede vrienden, omdat de schuld aan beide zijden gewroken is. Ik heb hetzelfde aantal leden van zijn familie gedood." Na een strijd van dezen aard worden de noodlottige gevallen aan weerszijden opgeteld, en als ze even groot zijn, voelt men aan weerskanten, dat men vrede kan sluiten zonder de izzat of eer op te offeren, en de vriendschappelijke verhouding wordt hersteld, terwijl het onnoodig wordt geacht, een onderzoek in te stellen naar de opruiers of de moordenaars. Indien echter de eene partij zich nog gegriefd acht of nog niet het volle aantal slachtoffers heeft gemaakt, dat de wet der wrake eischt, kan de strijd tot in het oneindige worden voortgezet, tot geheele families bijna uitgeroeid zijn. De wreker zal blijven uitzien naar een gelegenheid maanden en jaren lang; maar vergeten zal hij niet, en evenmin zal een ander den gejaagden blik, de schuwe uitdrukking in de oogen en het zenuwachtig hanteeren van de revolver vergeten, waardoor zich de man onderscheidt, die weet dat ??n of meer zulke wrekers op hem loeren.
Een civiel bestuurder in het Koeramdal bezocht eens een hoofd in het dorp Shlozan, iemand die, als alle hoofden, een hoogen toren bezat, waar hij voor zijn vijanden zich veilig kon voelen. Zijn gastheer nam hem mee naar den toren, na nauwkeurig te hebben onderzocht, of het venster van de bovenverdieping gesloten was. De ambtenaar, die meende, dat de man naar het landschap buiten wou kijken, ging heen om het venster te openen, maar werd haastig en dringend teruggeduwd door het hoofd, die hem vertelde, dat zijn neef dat raam maanden lang had bespied in de hoop op een gelegenheid, om hem daar dood te schieten. De ambtenaar deed geen verdere pogingen, maar eenige maanden later hoorde hij, dat zijn vriend, het dorpshoofd, de onvoorzichtigheid had gehad, naar het open venster te gaan, en dat hij er door zijn neef was doodgeschoten.
De vijandigheid tusschen neven is zoo groot in Afghanistan, dat er een spreekwijze is ontstaan, waarin wordt gezegd, dat iemand "een even erge vijand is als een neef". Dat is een gevolg van het feit, dat de oorzaken van zulke veeten juist dikwijls ontstaan tusschen menschen, die in familiebetrekking tot elkander staan. Want de aanleidingen van negentig percent van die twisten worden door de Afghanen gebracht onder drie rubrieken: zan, zar, en zamin, dat zijn de drie perzische woorden voor vrouwen, geld en land. Op al die punten zullen neven eerder met elkander in botsing komen dan vreemdelingen.
Wat de afkomst der Afghanen betreft, wordt er nog al eens gestreden over de vraag, of ze eigenlijk Joden zijn of niet. Er zijn twee groepen, de een neemt het als een vaststaand historisch feit aan, dat ze afstammen van de verloren tien stammen van Isra?l, en de andere verwerpt alle isra?lietische afstamming, maar neemt wel aan, dat de Afghanen met het Mohammedanisme ook enkele joodsche eigenaardigheden hebben overgenomen. Alle waarnemers zijn het er over eens, dat de gelaatstrekken van de Afghanen iets sterk Joodsch hebben, en als wij zoo kijken naar de bezoekers van onze ziekenafdeeling, zien we vaak een of anderen ouden grijsaard van zuiver afghaansche afkomst, die iemand onwillekeurig zou doen uitroepen: "Die man zou uitstekend kunnen doorgaan voor een van de oude patriarchen van de Isra?lieten, uit de bijbelsche geschiedenis tot ons gekomen!"
Alle mohammedaansche volken moeten naar de herkomst van hun godsdienst veel gebruiken en plichten hebben, die joodsch zijn, want Mohammed zelf nam die aan van de Joden om hem heen; maar er zijn er minstens twee, onder Afghanen algemeen en niet bij mohammedaansche volken in de buurt, die sterk herinneren aan een joodschen oorsprong. Het eerste hier bedoelde gebruik, dat heel algemeen is, is het offeren van een dier, meestal een schaap of een geit, in geval van ziekte, waarbij het bloed van het dier tegen de deurposten wordt gesprenkeld van den pati?nt, zoodat de engel des doods wordt afgeschrikt.
Het andere gebruik, dat niet zoo algemeen is en schijnt te verdwijnen, is het beladen van een bok met de zonden van het volk en het uitdrijven van het dier in de woestijn. Bovendien hebben de Afghanen meer dan ieder ander volk een liefhebberij voor joodsche namen, namelijk bijbelsche, en David, Salomo, Abraham, Job, Jacob en veel andere patriarchen komen dagelijks voor op de lijsten van onze hospitaal-pati?nten. Namen uit het Nieuwe Testament, zooals Mihtar Esa, dat is koning Jezus, en Simon komen ook wel voor.
Maar een sterk bewijs tegen de joodsche afkomst is het zoo goed als afwezig zijn van hebreeuwsche woorden in hun taalschat, wat echter ook voor een deel verklaard kan worden door de vermenging eerst met chaldeeuwsche en later met arabische elementen. De Waziri's hebben een overlevering omtrent hun afkomst, die, al mag de gelijkenis met den bijbel toevallig wezen, wel interessant is, nu men ze aantreft bij zulk een wild en barbaarsch volk.
Die overlevering is, dat een zekere voorvader twee zoons had, Issa en Missa, waarschijnlijk Jezus en Mozes, van wie de laatste een herder was, die eens, toen hij zijn kudden hoedde op de heuvels, een lam had verloren, dat afgedwaald was en niet kon worden teruggevonden. Missa liet zijn andere schapen in den steek en ging het verloren schaap zoeken. Drie dagen en nachten zwierf hij rond in de jungle, zonder het dier te kunnen vinden. Op den morgen van den vierden dag trof hij het aan in een afgelegen dal, en in plaats van er boos op te zijn, nam hij het in zijn armen, kuste het en bracht het veilig bij de kudde terug. Om die daad van liefde zegende God hem en liet hem stamvader worden van den stam der Waziri's. Ofschoon het ons waarschijnlijker in de ooren zou klinken, als de daad aan Issa was toegeschreven dan aan Missa, toch heeft deze overlevering mij vaak den tekst geleverd voor de uitlegging van het bijbelverhaal, als ik de menschen van dit primitieve volk toesprak.
Ofschoon de Afghanen vol ijver zijn in het belijden van hun godsdienst, zijn er toch velen onder hen, zoo onwetend op het punt van de leer, dat de meer beschaafde Mohammedanen er bezwaar tegen hebben, hun een plaats toe te kennen in de rijen der geloovigen. De Waziri's bij voorbeeld, die altijd bereid zouden zijn, deel te nemen aan een godsdienstoorlog, weten niet alleen heel weinig van de grondwaarheden van het Mohammedanisme, maar hebben eigenlijk van den godsdienst niets anders overgenomen dan de vereering voor heiligen en graven. De Afridi's zijn in dat opzicht al niet veel verder, en er wordt verteld, dat een afdeeling van dien stam, toen een andere stam hun verwijten deed, omdat ze geen graf van een heilige hadden, ertoe overging, een Seyed, die beroemd en hoog in aanzien was en die hun land bezocht, om het leven te brengen, hem te begraven en tot op den dag van heden er een eer in te stellen, op zijn graf te bidden.
De bergen aan de grens zijn vaak kaal en hebben geen velden en woningen te vertoonen, maar men kan niet ver gaan, of men komt bij een ziarat of heiligengraf, waar de vromen bidden en geloften afleggen. Zoo'n heiligdom ligt dikwijls op een ontoegankelijke plaats op een bergtop of op een klip. Rondom het graf zijn afgeknotte boomen, en aan de takken daarvan hangen een massa lappen en lapjes gekleurd katoen, want ieder pelgrim, die een gelofte aflegt en met een smeekbede komt, moet een lap bij, de andere voegen, als uiterlijk teeken van zijn gelofte. Wij geven de afbeelding van een beroemd heiligdom op het Soeleimangebergte. Ondanks de ontoegankelijkheid bezoeken jaarlijks honderden bedevaartgangers de plek, en zieken worden in hun bedden omhoog gedragen in de hoop, dat de zegen van den heilige hen moge genezen. Zulke pati?nten worden soms met hun bed op kameelen gebonden of worden op de schouders van hun vrienden meer dan honderd mijlen ver naar de een of andere ziarat gedragen. In sommige gevallen kan het best zijn, dat de verandering van lucht en de verwisseling van de muffe ziekenkamer, die donker en ongeventileerd is, voor de open lucht, tegelijk met den prikkel van verandering van klimaat en omgeving, hun aandeel hebben in de genezing, die nu en dan ontwijfelbaar volgt.
Een andere eigenaardigheid van die heiligengraven is, dat hun heiligheid en onaantastbaarheid zoo algemeen worden erkend, dat voorwerpen van persoonlijk bezit er gerust door de eigenaars langen tijd onbewaakt kunnen worden achtergelaten in het volste vertrouwen, dat ze de voorwerpen bij hun terugkomst onbeschadigd terug zullen zien. Dit is te meer opmerkelijk, als men bedenkt, dat deze stammen dieven van professie zijn en volstrekt geen misdaad zien in rooverij. De inwoners van een bergdorp kunnen naar de vlakte trekken in de wintermaanden en hun bedden, potten en pannen en ander huisraad onder de boomen van een naburig heiligengraf achterlaten, en bijna zeker vinden ze alles bij hun terugkomst eenige maanden later precies in orde weer op dezelfde plaats. Een bepaald voordeel van die heilige plaatsen is nog, dat het een zonde is, hout te kappen van een van de hen omringende boomen. Zoo zijn vaak die graven de eenige groene plekjes tusschen de heuvels en bergen, waar het onverschillige vandalisme van de stammen alle boomen en struikgewas al lang heeft uitgeroeid.
Graven hebben altijd een bijzondere heiligheid in de oogen der Afghanen, grooter nog dan bij andere mohammedaansche volken, en veelal zult ge een Afghaan, die voorbij een kerkhof rijdt, zien afstijgen en, gaande naar het een of ander in het oog vallend graf, dat het stoffelijk overblijfsel van een heilig man moet bevatten, houdt hij zijn handen omhoog in de houding van den biddenden Mohammedaan en roept den zegen van den heilige in voor zijn reis, om dan over zijn baard te strijken, zooals de Mohammedanen gewoonlijk doen als besluit van hun gebeden. Er zijn weinig kerkhoven, die niet een of ander heilig man herbergen of een fakir. Heel dikwijls is zelfs de aanwezigheid van zulk een heilige eenvoudig de reden, waardoor op een afgelegen plaats een kerkhof is ontstaan, omdat allen in den omtrek hun graf willen hebben dichtbij het zijne, in het geloof, dat op den dag der opstanding zijn heiligheid hun zonden en tekortkomingen zal goedmaken en hun stellig en zeker tot de zaligheid zal doen ingaan.
De graven liggen altijd in noord-zuidelijke richting, en als men een gat heeft gegraven, meer of minder diep in overeenstemming met den aard van den grond, wordt er aan eenen kant een nis uitgehold, gewoonlijk aan de westzijde, en het lijk wordt gelegd in de nis, met het gelaat naar Mekka gekeerd. Er worden dan steenen om den rand van de nis gelegd, zoodat als de aarde in de opening wordt geworpen, er niets op het lijk komt, dat enkel is gewikkeld in een laken, daar doodkisten nooit worden gebruikt.
Er worden allerlei wonderen verteld van de graven van heiligen, en wel het algemeenst is het geloof, dat ze in lengte kunnen toenemen, en dat die toeneming een bewijs is voor de aanneming van de gebeden van den gestorvene door den Almachtige. Naast het zendingshuis in Peshawer was zulk een graf, dat ieder jaar een voet langer werd. Toen het zeven-en-twintig voet lang was geworden, was het vooruitgedrongen tot aan den openbaren weg, en eerst nadat er een offici?ele order was uitgevaardigd door de districtsautoriteiten, dat de verdere groei van den heiligen man moest ophouden, hield het graf met groeien op. Dat graf is in den omtrek nog bekend als het Negenellengraf en wordt door een groot aantal geloovigen ieder jaar bezocht in de hoop, dat het hun voordeel zal aanbrengen.
Het gebruik van toovermiddel en of amuletten is algemeen. De kinderen van de rijken kan men zien met colliers van amuletten, geborgen in kleine zilveren doosjes, om den hals, terwijl zelfs de armste arbeider een amulet heeft, gewikkeld in een stukje le?r en gedragen om den hals of om den arm gebonden. Die amuletten zijn meestal verzen uit den Koran, overgeschreven door den een of anderen beroemden mollah en door hem gezegend; andere zijn kabbalistische zinnen of woorden, terwijl weer andere gewone lapjes zijn of stukjes papier, die door een heilig man gezegend zijn.
Bij meer dan ??n gelegenheid heb ik mijn recepten tot amuletten verheven gezien, omdat de zieke meende, dat dit meer zou helpen, dan te gebruiken wat het hospitaal hem aan geneesmiddelen meegaf. Een pati?nt verzekerde mij, dat hij nooit meer last van rheumatiek had gehad, waar hij vroeger zooveel aan had geleden, nadat hij een recept, waarin ik hem wat salicyl had voorgeschreven, om den arm had gebonden, ofschoon hij nooit het drankje had ingenomen. Bij een andere gelegenheid bevond ik, dat een man, die grijze poeders had gekregen met een aanwijzing, hoe hij ze moest innemen, ze in plaats daarvan met papier en al in een pakje had gebonden, dat hij in le?r had genaaid en om den hals had gehangen met, naar hij mij verzekerde, de gunstigste uitwerking.
Hieruit kan men vrijwel afleiden, dat mollahs en fakirs, die beweren, dat ze het vermogen bezitten, om amuletten te maken voor alle bekende kwalen en die dingen in het groot aan de menschen verkoopen, zich vaak heel wat sneller verrijken dan een dokter, die de zieken op de gewone wijze behandelt. Eens toen ik in het kamp was, ontmoette ik een goochelaar, die op die manier schatten verdiende. Hij had een groot deel van Zuidwest Azi? bereisd, maar bleef nergens lang, daar zijn behandeling spoedig haar kracht zou verliezen, als hij de eerste dagen van het nieuwtje liet voorbijgaan. Een van zijn verrichtingen was, door een vuur te loopen, zoogenaamd door de tooverkracht van de mohammedaansche kalima. Er werd een gat gegraven in den grond en gevuld met houtskool en hout, dat werd aangestoken. Nadat het vuur wat was gaan luwen, werd de nog gloeiende asch met stokken gebluscht, maar terwijl ze nog een beetje gloeide, liep de fakir onder het zingen van de kalima er kalmweg overheen, waarna hij de stoutmoedigsten onder zijn geloovig publiek uitnoodigde, zijn voorbeeld te volgen, hun verzekerende, dat, als ze de geloofsformule met hetzelfde vuur als hij opzeiden, hun geen leed zou geschieden. Enkelen deden de proef zonder noemenswaardig nadeel; anderen kregen wonden aan de voeten. Die ongelukkigen werden uitgelachen door de anderen en beschuldigd, geen echte Mohammedanen te zijn, zoodat hun de immuniteit was onthouden, toen ze de formule opzeiden.
Elken morgen en elken namiddag maakte de fakir zich gereed, om de pati?nten te ontvangen, die in massa toestroomden, toen ze van zijn roem hoorden. Elke zieke moest den assistent een sommetje betalen en werd dan naar den fakir gebracht, die op een mat bleef zitten. De fakir vroeg hem een paar dingen over den aard van zijn ziekte, schreef de amulet voor en ging over tot den volgenden pati?nt. Drie- of vierhonderd menschen konden bij ??n zitting worden behandeld, wat als resultaat van een dag werkens voor den fakir een som van ongeveer veertig gulden meebracht. Nu gingen er natuurlijk dagen met reizen heen, en ze waren niet alle even voordeelig, maar zijn uitrusting en zijn manier van reizen bewezen wel, dat het geen onvoordeelig zaakje was.
Hij at bij ons in het kamp en toen het eten bijna was afgeloopen, kwam een assistent bij hem en zei, dat er veel menschen buiten stonden, die om amuletten vroegen. Met een verontschuldiging tot mij voor de storing, nam hij een stukje papier, scheurde het in vierkante stukjes en gaf die aan den assistent, om mee te werken. In sommige gevallen, vooral bij rheumatiek of verouderde kwalen of verstuikingen, deed hij aan massage en wrijven, waardoor stellig de uitwerking van de amulet krachtiger werd.
De medische en chirurgische behandeling van de fakirs is verschrikkelijk ruw. Soms komen wel kruidkundigen uit Indi? in Afghanistan en beoefenen een soort van hippocratische geneeskunde; maar de inlandsche, geneesheeren weten heel weinig van de medische wetenschap. Hun twee gewone behandelingen zijn de dzan en de dam. Dzan is een behandeling, die gewoonlijk wordt toegepast in geval van koorts, zoowel acute als chronische, en bestaat daarin, dat men den pati?nt uitkleedt en naakt op bed legt. Een schaap of een geit wordt dan geslacht en vlug gevild. De zieke wordt in de huid gewikkeld en dan met een aantal dekens nog bedekt. Als ze uitwerking heeft, werkt deze behandeling door het opwekken van een heftige transpiratie, en als de bedekking wordt weggenomen, wat geschiedt op den tweeden dag in den zomer en op den derden in den winter, treft men den pati?nt vaak zonder koorts aan maar verzwakt en uitgeput door het vele zweeten. Als de eerste toepassing niet helpt, mag men de behandeling verscheiden keeren herhalen.
In gevallen van ernstige beschadiging of verwonding wordt dezelfde behandeling ook wel plaatselijk toegepast. Als men een dijbreuk heeft bij voorbeeld wordt een schapevel eromheen gebonden, dan wordt ruw gespalkt en alles blijft een week of langer zitten. Als er een open wond is en de zieke heeft vele dagen moeten reizen in de hitte, om in ons hospitaal in Bannoe te komen, kan men al vooruit weten, wat men te zien zal krijgen. De mannen, die het bed hebben gedragen, wikkelen namelijk lappen om neus en mond, eer ze den zieke loswikkelen, opdat hij onderzocht kan worden, en als alles openligt, zijn allen, behalve de dokter en zijn helper, op de vlucht gegaan, zoo gauw, als ze maar konden. Een chirurg kan haast onmogelijk voor een geval komen te staan, dat sterker in strijd is met zijn moderne begrippen van antiseptische behandeling, en er zijn heel wat antiseptica noodig, eer de wond een beetje gezond er begint uit te zien, zelfs als ontsteking en koudvuur geen amputatie noodig maken. In geval van kleine wonden wordt de huid van een vogel er wel om gebonden, en het vleesch van het gedoode dier is vaak deel van het loon van den dokter.
Het andere middel, dat dam heet, bestaat hierin, dat men een stukje katoen stevig oprolt tot een kompresje ter grootte van een shilling, dat in olie dompelt en op een door den inlandschen dokter aangewezen plek legt, om het daarna aan te steken. Het brandt dan in het vleesch en laat een wonde na, die eerst langzaam geneest. Het middel wordt voor alle mogelijke kwalen gebruikt, en men kiest dat gedeelte van het lichaam voor de bewerking, waar de kwaal zetelt of waar de diagnose van den dokter, die het middel toepast, haar veronderstelt. Zoo vindt men vaak bij menschen, die aan indigestie lijden, een rijtje litteekens aan weerszijden van den buik. Voor neuralgie past men het middel toe aan de slapen; voor hoofdpijn op den schedel; voor rheumatiek op den schouder; voor lendenpijn aan de lenden; voor verlamming op den rug; voor heupjicht op de dijen, en zoo verder tot in het oneindige. Ik heb niet minder dan vijftig litteekens gevonden, elk ter grootte van een shilling, bij een enkelen pati?nt als sporen van de herhaalde toepassing van dit middel.
De Afghanen hebben een reusachtig vertrouwen in beide behandelingen, en ik heb wel in een dorp gezeten, waar ik luisterde naar een gesprek, waarin een jonge man, die pas terugkwam van een bezoek aan een zendingshospitaal, vertelde van de wonderlijke dingen, die hij daar had gezien, waarop de een of andere conservatieve grijsbaard antwoordde: "Wat hebben wij van doen met al die nieuwigheden? Wij hebben immers genoeg aan de dzan en de dam." Net als vroeger in het Westen, beoefent de dorpsbarbier ook hier nog de kleine geneeskunde en snijdt in zweren, of zet lavementen.
De vrouwen beweren allen, dat ze meer of minder van de geneeskunde weten. Als na een strijd tusschen de stammen de gewonde krijgers in de dorpen terugkeeren, beginnen de vrouwen in huis dadelijk de verpleging. Als er een heftige bloeding komt, wordt vlug olie verhit en in de wond gegoten of, als bij voorbeeld een lichaamsdeel is afgehouwen, wordt de stomp in de olie gedompeld. Dat is zeker een kras middel, maar het werkt bloedstelpend. Is er maar een kleine bloeding, dan wordt een plantje, dat ze in de jungle inzamelen, tot asch verbrand, en die asch wordt op de wond gelegd. Bij een scherpe snede trekken de vrouwen haar eigen haren uit en naaien de wond dan met een gewone naald. Ik heb vaak vleeschwonden gezien, die op die manier heel handig waren genaaid. Met het spalken van gebroken beenderen zijn ze niet zoo vaardig. In de dorpen is er altijd wel een timmerman, die daarin volgens hemzelven uitmunt; maar in de meeste gevallen doet hij het verband er te stijf om of met te weinig kennis van de circulatie in het lichaamsdeel, zoodat er geen jaar voorbijgaat, waarin wij geen gevallen krijgen van zieke ledematen, waar koudvuur bij is gekomen door die behandeling, al waren het maar gewone breuken.
Bijna de eenige geneesmiddelen, die veel in Afghanistan worden gebruikt, zijn purgatieven, en dan van zeer krachtigen aard. Bijna ieder Afghaan meent, dat hij het noodig heeft, elk voorjaar te worden adergelaten of een flinke purgeering te ondergaan of beide tegelijk, en soms wil hij dat nog weer hebben in het najaar. Bijna geen ziekte mag langer dan een week duren, of er moet een purgeering worden toegepast. Soms wordt die behandeling zoo ruw gedaan, met zoo weinig ?gards voor den leeftijd of de krachten van den pati?nt, dat er een inzinking volgt en de dood intreedt. In andere gevallen wordt een latente dysenterie opgewekt, waardoor een ziekte kan ontstaan, die maanden duurt en den zieke voor altijd verzwakt.
De seizoensaderlatingen worden in de bocht van den arm toegepast, en de oostersche dokters volgen nog de leer van Hippocrates omtrent de vochten en weten precies, welke ader in welk speciaal lichaamsdeel moet worden geopend in een bepaalde ziekte. Ik heb een jong dokter uit Engeland gekend, die op eens het vertrouwen, dat de menschen tot dien tijd in hem stelden, verloor, toen hij in een geval van ziekte een aderlating aanried. De verpleger, die den zieke hielp, vroeg, wat heel gewoon voor hem was, welke ader hij moest openen, en de engelsche geneesheer antwoordde: "Dat komt er niet op aan." Beide, de zieke en de verpleger, vonden, dat die dokter al heel onverschillig was of dat hij er niets van wist, zoodat ze in beide gevallen beter deden, van dokter te veranderen.
Van den staar lichten is een veel voorkomende kwaal in Afghanistan en sinds menschenheugenis zijn er hakims, of afghaansche praktizijns, die volgens de oude methode opereeren.
Deze mannen trekken gewoonlijk door het land van 't eene dorp naar het andere, omdat de meestal oude pati?nten niet in staat zijn verre reizen te maken, of omdat misschien de familieleden niet veel over hebben voor de ouderen, daar zij toch geen werk meer kunnen doen.
Natuurlijk slaagt de operatie soms, maar meestal is volslagen blindheid 't gevolg ervan. Omdat de hakim allicht niet dan na jaren weer de zelfde plaats bezoekt, verliest zijne reputatie niet door de vele mislukking, wat wel zou gebeuren, indien hij bleef op dezelfde plaats.
De smid van het dorp zorgt gewoonlijk voor het trekken van kiezen, waarvoor hij in zijn smidse een lange, zware 2 1/2 voet lange chirurgische tang heeft hangen.
Wanneer nu de kroon der kies sterk is en zoo in den mond staat dat de smid haar gemakkelijk kan vastpakken met het instrument, dan lukt de operatie wel. Maar is dit niet het geval, is de kies bros en ligt zij lastig, dan gebeuren er de grootste ongelukken. Een gebroken kaak komt veel voor.
Eindelijk gaan zulke pati?nten dan naar het zendelingen-ziekenhuis om behandeld te worden, soms verscheidenen per dag.
Eens waren de pokken een zeer algemeene ziekte in Afghanistan en men kan zelfs nu nog in dorpen vele pokdaligen aantreffen. Een van de eerste vragen, die een Afghaan doet, wanneer hij voor zijn zoon een bruid wil koopen is: "Heeft ze de pokken gehad?" Is dit niet het geval dan wordt met den koop gewacht, totdat zij ouder is, of wordt ook wel de koopsom verminderd, daar zij dan niet die waarde vertegenwoordigt van iemand die de pokken al heeft gehad, want het is dan steeds mogelijk dat zij nog de pokken zal krijgen. Het is vaak gebeurd dat vaders hunne dochters naar ons ziekenhuis brachten met litteekens van pokken; niet om de pati?nt te helpen, maar om een hoogeren prijs voor haar te kunnen vragen.
De gewoonte van inenting was vroeger algemeen in Afghanistan. In de pols werd een sneedje gemaakt en men wreef dan een weinig pokstof in het wondje. Meestal kreeg de inge?nte de ziekte dan in geringe mate, maar soms werd deze zoo ernstig ziek, dat de dood intrad. Toch hebben de Afghanen wel gezien dat het inenten met koepokstof vele voordeelen heeft boven hun oude wijze van inenten.
Twee redenen zijn er echter, die de afghaansche bevolking tegenhouden om van de gelegenheid door de Engelsche regeering hen aangeboden, gebruik te maken. Ten eerste geschiedt dit vaccineeren door ambtenaren die niet voldoende gesalarieerd worden, wat tengevolge heeft dat zij omkoopbaar zijn, hetgeen de geheele bevolking tegenstaat. Ten tweede bestaat er een algemeen bijgeloof dat er in Afghanistan een meisje is waarnaar de Regeering zoekt. Zij zou dan hierdoor ontdekt worden, dat wanneer zij zou worden inge?nt, melk in plaats van bloed uit de wond zou vloeien, waarna zij naar Engeland zou worden vervoerd om geofferd te worden.
De ouders zijn daarom bang dat hun dochter dit lot zal treffen.
Maar nu genoeg over ziekten en kwalen. Laat mij u van andere dingen vertellen. Ik stond op een met dennen bedekten uitlooper van de Soefed Kohbergketen, die westwaarts op Kaboel uitloopt, tusschen den Khaiberpas in het Noorden en den Koerampas in het Zuiden. De met sneeuw bedekte toppen van Sika Ram, die tot een hoogte van vijftien duizend voet oprijzen, met fijne, witte wolkjes erboven, waren juist achter mij, terwijl v??r mij het groene dal van de Koeramrivier zich uitbreidde als een panorama, overgaande in een wijde vlakte, waar talrijke dorpen, verscholen in moerbeiboomen en walnoten, genesteld waren tusschen de lagere bergen, terwijl verderop de bergen ruwer en kaler werden en de rivier zich een weg moest banen door kloven en spleten, tot ze in de vlakte van Indi? kwam.
Onmiddellijk tegenover mij had ik den Peiwarpas met de vele dennenbosschen, welke pas altijd bekend zal blijven als het tooneel van het groote gevecht, dat de emir Sjer Ali met zijn strijdkrachten leverde tegen de colonne van Sir Frederick Roberts. Daar waren de dennen op de hoogte, waar de afghaansche batterijen verborgen waren, en men kon zonder moeite het kronkelende pad volgen door de steenachtige bedding van de rivier, dat dan verder de hoogte inging naar de bosschen, waardoor de dappere regimenten aanstormden en eindelijk de afghaansche stelling vermeesterden.
Ten westen van den pas was een vruchtbaar dal met vele dorpen, die voor een deel al behoorden tot het gebied van den emir van Afghanistan. Een paar mijlen beneden het hoogste punt van den pas kon men het fort zien, waar de soldaten van den emir de grens bewaakten. Naar het Oosten zich richtend, zag men op een afstand van een dozijn mijlen de kantonnementen van Parasjinar, de meest westelijke kantonnementen van de britsche strijdmacht en de zetel van het bestuur in dit grensdal. Er was daar ook een fort, waar de plaatselijke koeramsche militie in garnizoen lag, Afghanen uit de dorpen in den omtrek, die onder de leiding en den invloed van drie of vier engelsche officieren een deel zijn geworden van die vooruitgeschoven krijgsmacht, die het rijk aan de grens verdedigt.
Ik had enkele weken doorgebracht onder de menschen uit het district, en de tijd was gekomen, dat ik, ofschoon met tegenzin, de schaduwrijke bosschen en de koele dreven van het Boven-Koeramdal moest verlaten voor de brandende vlakten van Bannoe, die ik nu van mijn hoog punt kon zien liggen in een waas van hitte, herinnerend aan punka's en slapelooze nachten, mijn voorland dat de plaats zou innemen van de versterkende lucht van den Roefed Koh.
Add to tbrJar First Page Next Page