bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Sprookjes: Tweede verzameling by Grimm Jacob Grimm Wilhelm Midderigh Bokhorst B Berhardina Illustrator Midderigh Jean Jacques Illustrator Eeden Van Vloten M Van Translator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 538 lines and 62412 words, and 11 pages

>>Daar ben ik voor te vinden,<< zei de kleermaker, >>dan heb ik mij met de naald niet meer af te tobben,<< en hij sprong op, en ging zelf de familie bij elkaar roepen. Toen ze allen bijeen waren, zei de molenaar hun ruimte te maken; hij spreidde zijn laken uit en bracht den ezel in de kamer.

>>Let nu op,<< zei hij; >>brikklebrit!<< maar wat er viel leek niets op goudstukken, en het bleek, dat het dier niet in die kunst thuis was; zoo ver kon iedere ezel het ook niet brengen. Toen zette de arme molenaar een lang gezicht en begreep dat hij bedrogen was; en hij vroeg excuus aan zijn familieleden, die even arm we?r weg gingen als zij gekomen waren. En er zat niets anders op, dan dat de oude de naald we?r ter hand nam en de jongen zich bij een molenaar verhuurde.

De derde broer was bij een draaier in de leer gegaan, en omdat dat een kunstig handwerk is, moest hij het langste leeren. Zijn broers berichtten hem in een brief hoe slecht het hun gegaan was, en hoe nog den laatsten avond de kastelein hen hun mooie tooverdingen afhandig had gemaakt. Toen de draaier nu uitgeleerd was en zou gaan reizen, gaf hem zijn patroon omdat hij zich zoo goed gehouden had, een zak en zei: >>er zit een knuppel in.<< >>De zak kan ik omhangen, en daar kon ik vrij wel dienst van hebben, maar die knuppel, wat moet die, die verzwaart hem maar?<<

>>Dat zal ik je zeggen,<< zei de baas, >>als iemand je kwaad gedaan heeft, dan zeg je maar: >>Knuppel uit de zak!<< dan springt de knuppel er uit en danst de luitjes zoo lekker over hun rug, dat zij zich in geen acht dagen bewegen kunnen, en eerder houdt hij niet op, voordat je zegt: >>Knuppel in de zak.<< De gezel bedankte, hing de zak om, en als iemand hem te na kwam of te lijf wilde, dan sprak hij: >>Knuppel uit de zak!<< en dadelijk sprong de knuppel er uit en klopte den een na den ander zijn jas of buis op den rug uit, zonder af te wachten, dat hij hem eerst uittrok, en dat ging zoo vlug, dat men al aan de beurt was als men dacht, dat het rijtje pas begon. De jonge draaiersgezel kwam ook tegen den avond in hetzelfde logement waar zijn bro?rs bedrogen waren geworden. Hij legde zijn ransel voor zich op tafel en begon te vertellen wat hij al voor merkwaardigs in de wereld gezien had.

>>Ja,<< zei hij, >>men ziet wel eens een >>tafeltje dek je,<< en een >>goudezel<< en zoo, en dat zijn dingen, die ik in het geheel niet veracht, maar de schat, dien ik verkregen heb en in die zak meedraag, daar halen ze toch niet bij!<< De kastelein spitste zijn ooren, >>jongens, wat zou d?t wel zijn; die zak zit zeker vol edelgesteenten; die moet ik dan ook nog hebben, want alle goede dingen zijn drie.<< Toen het bedtijd was, legde de gast zich op de bank, met de zak onder zijn hoofd voor kussen. De waard wachtte tot hij hem in diepen slaap dacht, en toen begon hij heel voorzichtig aan de zak te trekken, om hem zoo weg te halen en er dan een andere voor in de plaats te leggen.

Maar d??r had de draaier juist op liggen wachten, en toen de waard een flinken ruk aan de zak wou doen, riep hij: >>Knuppel uit de zak!<< Fluks kwam het knuppeltje er uit en den waard op het lijf, en veegde hem den mantel uit, dat het zoo'n aard had.

De waard riep om genade, maar hoe harder hij schreeuwde hoe harder de knuppel de maat op zijn rug sloeg, totdat hij eindelijk van uitputting ne?rviel. Toen zei de draaier: >>als je niet dadelijk het >>tafeltje dek je<< en de >>goudezel<< terug geeft, zal de dans we?r van nieuws beginnen.<< >>Ach, neen,<< riep de kastelein heel benauwd, >>ik geef alles graag we?r terug, als dat duivelsding maar we?r in zijn zak kruipt!<< Toen sprak de gezel: >>ik zal genade voor recht geven, maar neem je in acht!<< toen riep hij: >>Knuppel in de zak!<< en liet hem met rust.

Den volgenden morgen toog de draaier met tafeltje dek je en de goudezel naar zijn vader. De kleermaker verheugde zich, dat hij hem terug zag, en vroeg wat hij in den vreemde geleerd had. >>Lieve vader,<< zei hij, >>ik ben een draaier geworden.<< >>Dat is een kunstig vak!<< zei de vader, >>en wat heb je van je reis meegebracht?<< >>Een kostbaar stuk lieve vader, een knuppel uit de zak!<<

>>Wat!<< riep de vader, >>een knuppel! dat is wel de moeite waard! Die kun je van den eersten den besten boom hakken.<< >>Maar zoo een niet, vader! Als ik zeg: >>knuppel uit de zak!<< dan springt hij er uit en met wien het niet goed met mij meent wordt een leelijk dansje uitgevoerd, en dat houdt niet op, voor hij op den grond ligt en mooi we?r speelt. Kijk vader, met dien knuppel heb ik het tafeltje-dek-je en den goudezel terug gekregen, die die schurk van een waard mijn broers ontfutseld had. Laat hen nu allebei roepen, en ook al de familie, ik zal ze allemaal te eten geven en hun zakken met goud vullen.<< De oude kleermaker wou er nog niet recht aan gelooven, maar hij riep toch de familie bij elka?r. Toen spreidde de draaier een laken uit in de kamer en leidde den goudezel binnen, en hij zei tegen zijn broeder: >>kom, lieve broer spreek tegen hem!<< De molenaar zei: >>brikklebrit,<< en oogenblikkelijk sprongen de goudstukken als een hagelbui op het laken, en de ezel hield niet op, voor zij allemaal zooveel hadden als zij maar dragen konden . Toen haalde de draaier het tafeltje en zei: >>lieve bro?r, spreek er nu eens tegen!<< En nauwelijks had de meubelmaker >>tafeltje dek je<< gezegd of het was gedekt en met de heerlijkste schotels bezet. En toen werd er een maaltijd gehouden zooals de kleermaker er nooit een in zijn huis beleefd had, en het heele gezelschap bleef bijeen tot laat in den nacht, en ze waren allemaal lustig en vergenoegd. De kleermaker sloot garen en naalden, el en strijkijzer in de kast en leefde met zijn drie zonen in weelde en vreugde.

Maar waar is de geit gebleven, die de schuld was, dat de kleermaker zijn drie zonen uit zijn huis joeg? Dat zal ik je zeggen. Zij schaamde zich, dat zij een kalen kop had, en verstopte zich in een vossenhol. Toen de vos thuis kwam gloeiden hem een paar groote oogen uit het donker aan, zoodat hij schrikte en we?r wegliep. De beer kwam hem tegen, en vond, dat de vos er erg onthutst uit zag. Daarom vroeg hij: >>Wat is er broeder vos, wat zet je voor een gezicht?<< >>Ach,<< zei de vos, >>er zit een grimmig dier in mijn hol, een gloeiend met vurige oogen!<< >>Die zullen wij er wel uit krijgen,<< zei de beer; hij ging me? naar het hol, en keek naar binnen; maar toen hij de vurige oogen zag, werd het hem ook te warm; hij moest van het grimmige dier niets hebben, en pakte gauw zijn biezen. Hij ontmoette de bij en toen die merkte, dat hij zich in zijn huid niet erg thuis voelde, zei ze: >>Beer, wat zet je een lang gezicht, waar is je joligheid gebleven?<<

>>Je hebt goed praten,<< zei de beer; >>er zit een grimmig dier met vurige oogen in den roode zijn hol, en wij kunnen hem er niet uit jagen!<<

>>Je bent een stumper, beer!<< zei de bij, >>ik ben maar een arm zwak ding, waar je overhe?n kijkt, maar ik geloof toch dat ik je helpen kan.<< Ze vloog in het vossenhol, zette zich op den kalen knikker van de geit, en stak haar zoo ongemakkelijk dat ze opsprong en >>m?! m?!<< riep, en toen holde zij als dol in de wereld rond, en er is niemand die zeggen kan waar ze he?ngeloopen is.

DUIMPJE.

Er was eens een arme boer; hij zat 's avonds bij den haard en pookte in het vuur en de vrouw zat te spinnen. Toen zei de man: >>wat is het toch droevig, dat wij geen kinderen hebben; het is zoo stil bij ons in huis, en bij anderen is het altijd zoo druk en vroolijk.<< >>Ja,<< zeide de vrouw, en ze zuchtte, >>al hadden wij er maar ??n, en al was het n?g zoo klein, al was het niet grooter dan een duim, dan zou ik al tevreden zijn, en wij zouden het hartelijk liefhebben.<< Nu gebeurde het, dat de vrouw ziekelijk werd, en na zeven maanden kreeg zij een kindje; het was gaaf en gezond, maar niet langer dan een duim. Toen zeiden zij: >>het is als wij gewenscht hebben, en het zal ons lieve kind zijn!<< en om zijn klein postuur noemden zij het: >>Duimpje.<< Het werd goed verzorgd, maar het kind groeide niet en bleef altijd zoo klein als toen het geboren werd, het keek echter heel verstandig uit zijn oogen en toonde zich een vlug en handig ding, dat geluk had in alles wat het begon.

De vader maakte zich eens klaar om naar het bosch te gaan en hout te hakken, toen zei hij zoo in zich zelf: >>nu wou ik, dat ik iemand had om mij met een wagen achterna te komen.<< >>O, vader!<< riep Duimpje, >>den wagen zal ik wel brengen, hij zal op den bepaalden tijd in het bosch zijn, reken daar maar vast op.<< De man begon te lachen; >>hoe zou dat moeten gaan, je bent veel te klein om het paard aan den toom te houden.<< >>Dat hindert niet vader, als moeder maar aan wil spannen, dan kruip ik in het paard zijn oor en zeg hem hoe hij gaan moet.<< >>Nu,<< zei de vader, >>wij zullen het eens probeeren.<<

Toen het tijd was, spande de moeder het paard aan en zette Duimpje in zijn oor, en het kleine ding riep tegen het paard hoe hij gaan moest, hot! hu! Het ging heel ordelijk, als bij een echten baas en de wagen reed recht den weg naar het bosch. Nu gebeurde het, dat Duimpje >>hu!<< riep, bij een draai van den weg, toen er juist twee mannen aankwamen. >>Wat is d?t?<< zei de een, >>daar gaat een wagen, en de voerman roept wat tegen het paard, en hij is nergens te zien.<< >>Dat is niet pluis!<< zei de andere, >>wij zullen de kar volgen en zien waar hij staan blijft.<<

De wagen reed het bosch in tot op de plaats waar het hout gehakt werd. Toen Duimpje zijn vader zag, riep hij: >>Kijk vader, daar ben ik al met den wagen, haal mij nu maar naar beneden.<< De vader hield het paard met de linkerhand en haalde met de rechter zijn zoontje uit het oor. Duimpje ging vroolijk op een grashalm zitten schommelen. Toen de twee vreemde mannen het kereltje zagen, konden zij geen woord zeggen van verbazing; maar de eene trok den anderen op zij en sprak: >>Met dat kleine baasje zou geld te verdienen zijn in de stad als wij hem lieten kijken; wij moeten hem zien te koopen.<< Hij ging naar den boer en zeide: >>verkoop ons dat ventje, hij zal het goed bij ons hebben.<< >>Neen,<< zei de vader, >>dat is mijn hartelap, die is voor al het goud in de wereld niet te koop.<< Maar Duimpje, die den handel had afgeluisterd, klom over de plooien van zijn vader's jas naar boven, ging op zijn schouder zitten, en fluisterde in zijn oor: >>Vader, doe het maar, ik kom wel we?r bij je terug.<< Toen verkocht de vader hem voor een ronde som aan de twee mannen. >>Waar wil je zitten?<< vroegen zij. >>O, zet mij maar op den rand van je hoed, daar kan ik op en neer wandelen en uitkijken, en ik val er toch niet af.<< Zij gaven hem zijn zin, en toen Duimpje afscheid van zijn vader had genomen, gingen zij met hem weg. Zoo liepen zij met hem door, en toen het avond en schemer werd, zei de kleine: >>zet mij eens even op den grond, het is noodig.<< >>Blijf maar boven,<< zei die van wien de hoed was, >>ik geef er niets om, de vogels laten er ook wel eens wat op vallen.<< >>Neen,<< zei Duimpje, >>ik weet heel goed wat mij past, zet mij maar gauw op den grond.<<

De man nam zijn hoed af en zette het jongetje op een akker die aan den weg lag, hij sprong en kroop een beetje tusschen de kluiten en toen kroop hij op den weg in een mierengaatje, dat hij had uitgezocht. >>Gegroet heeren! ga maar zonder mij naar huis!<< riep hij en lachte hen uit. Zij kwamen aanloopen en prikten met stokken in het mierengat, maar dat was verloren moeite, Duimpje kroop al maar verder terug en toen het eindelijk heelemaal donker was, moesten zij nijdig en met een leege beurs naar huis. Toen Duimpje begreep, dat zij weg waren, kroop hij we?r uit zijn onderaardsche gang te voorschijn. >>Het is hier op den akker gevaarlijk loopen in het duister,<< dacht hij, >>ik zou makkelijk mijn beenen of mijn hals kunnen breken.<< Gelukkig liep hij juist tegen een leeg slakkenhuis aan. >>Goddank, nu ben ik van nacht ten minste veilig,<< zei hij en kroop er in. Toen hij juist zou inslapen, hoorde hij twee mannen voorbijgaan. >>Hoe leggen wij 't nu aan om dien rijken domin? van zijn geld en zijn zilver af te helpen,<< zei de een. >>Dat kan ik je wel zeggen!<< riep Duimpje. >>Wat was dat?<< zei de dief verschrikt, >>ik hoorde iemand spreken.<< Zij bleven staan luisteren, en Duimpje riep: >>neem mij mee, dan zal ik je helpen.<< >>Waar ben je dan?<< >>Zoek maar hier op den grond, en let goed op waar de stem vandaan komt.<<

De dieven vonden hem eindelijk en namen hem van den grond op. >>Jij klein wicht, wat wou jij ons helpen!<< >>Kijk,<< zei hij, >>ik kruip tusschen de ijzeren staven door tot in domin?'s kamer, en geef jelui aan, wat je hebben wilt.<< >>Nu, goed dan, wij zullen eens zien wat je kunt.<< Toen zij bij de pastorie waren, kroop Duimpje tusschen de staven door in huis; maar daar begon hij zoo hard als hij kon te schreeuwen. >>Wou jelui alles hebben wat hier in is?<< De dieven schrikten en zeiden: >>Spreek toch zachtjes, dat ze niet wakker worden.<< Maar Duimpje deed of hij 't niet hoorde en schreeuwde we?r: >>Wat wil jelui? Wil je alles hebben wat hier in is?<< Daarvan werd de keukenmeid wakker, die in de kamer daar naast sliep, zij ging opzitten en luisterde. Maar de dieven waren van schrik een eind weggeloopen; na een poosje vatten zij weer moed en kwamen terug, zij meenden, dat het baasje hen een beetje plagen wou, en ze fluisterden naar binnen: >>Kom maak nu geen gekheid, en geef gauw wat aan.<< En Duimpje schreeuwde zoo hard als hij kon: >>Ik zal je alles geven, steek je handen maar naar binnen.<<

Dat hoorde de luisterende keukenmeid heel duidelijk, ze sprong uit bed en strompelde de kamer binnen. De dieven liepen weg en renden of de dood hen op de hielen zat, en de meid, die niets merkte stak een kaars aan.

Toen zij met het licht terug kwam, maakte Duimpje gauw, dat hij wegkwam in de schuur. De meid doorzocht alle hoeken en gaten en toen zij niets vinden kon, dacht ze, dat ze met open oogen en ooren toch gedroomd had.

Duimpje was over de stroohalmen rond geklommen en had een goed plekje gevonden om te slapen. Hij wo? daar blijven uitrusten tot het dag was en dan we?r naar zijn ouders gaan. Maar dat zou anders uitkomen; ja, de wereld is vol wisselvalligheden! De meid stond als gewoonlijk op omdat het vroeg dag was, en wilde het vee voederen. Haar eerste zorg was naar de schuur; daar pakte zij een arm vol hooi, en juist dat waar Duimpje in lag. Maar hij sliep zoo vast, dat hij niets merkte, en werd pas wakker, toen hij in den bek van de koe zat, die hem met het hooi had gegrepen. >>Ach God hoe kom ik hier nu in!<< Maar hij merkte gauw waar hij was. Nu was het oppassen, dat hij niet tusschen de tanden kwam en vermorseld werd, en toen moest hij nog me? naar beneden, naar de maag. >>In dit kamertje zijn de raampjes vergeten,<< zei hij, >>en er schijnt geen vonk maan; een licht zal hier ook wel niet te krijgen zijn.<< Het kwartier beviel hem in alle opzichten slecht, en het ergste was, dat er altijd maar meer hooi door het deurtje naar binnen kwam, en het plaatsje werd hoe langer hoe benauwder. Toen riep hij eindelijk in zijn angst zoo hard als hij maar kon: >>Breng niet meer vo?r, niet meer vo?r!<<

De meid was juist bezig de koe te melken en toen ze spreken hoorde en niemand zag, en de stem van 's nachts herkende, tuimelde zij van schrik van haar stoeltje, en morste al de melk. Zij liep haastig naar haar meester en riep:

>>O, mijnheer de domin?, de koe kan spreken!<< >>Je bent niet wijs,<< zei de domin? en ging zelf naar den stal om de zaak te onderzoeken. Maar hij had nog geen voet binnen of Duimpje riep: >>Breng mij geen nieuw vo?r!<< Toen geloofde de domin? zelf ook, dat het een booze geest was, en liet de koe dood maken. Ze werd geslacht, maar de maag waarin Duimpje zat, werd op de mesthoop gegooid. Duimpje trachtte zich er uit te werken, en wurmde en wurmde tot hij eindelijk wat ruimte kreeg; maar toen hij juist zijn hoofd naar buiten wou steken, gebeurde er we?r een nieuw ongeluk. Er kwam een hongerige wolf voorbij en die slokte de heele maag in ??ns in. Maar Duimpje gaf het niet op, >>misschien valt er met dien wolf wel te praten,<< dacht hij, en hij riep hem toe uit zijn eigen buik: >>lieve wolf, ik weet een lekker hapje voor je!<< >>Waar is dat te krijgen?<< vroeg de wolf. >>Daar en daar, je moet door het riool naar binnen zien te komen, en dan zal je zooveel spek en worst en koek vinden als je maar bergen kunt;<< en hij beschreef hem heel nauwkeurig zijn vader's huis. De wolf had daar ooren naar, drong in den nacht door het riool en at in de provisiekamer, wat hij maar eten kon. Toen hij klaar was, wilde hij we?r terug, maar hij was nu te dik om er door te kunnen. Daar had Duimpje juist op gerekend, en begon nu in het lijf van de wolf geweldig te keer te gaan, roepen en schreeuwen zoo hard hij kon.

>>Hou je mond toch,<< zei de wolf; >>je maakt de menschen wakker!<< >>Neen man,<< zei 't kleine ding, >>jij hebt lekker gegeten, nu wil ik eens lekker pleizier maken,<< en hij begon het misbaar we?r opnieuw. Daarvan werden zijn vader en moeder wakker, liepen naar de provisiekamer en keken door een reet. Toen zij zagen, dat er een wolf in was, haalde de man de bijl en de vrouw de zeis. >>Blijf jij achter,<< zei de man, >>en als ik hem een slag gegeven heb en hij is nog niet dood, dan kom jij en geeft hem een sne? in zijn lijf.<< Duimpje hoorde de stem van zijn vader en riep: >>lieve vader, ik ben hier, ik zit in den wolf zijn buik.<< >>Goddank,<< riep de man heel verheugd, >>ons lieve kind is we?r terecht,<< en hij vroeg de vrouw, de zeis weg te zetten, dat Duimpje geen letsel zou krijgen. Daarop haalde hij uit en sloeg den wolf met ??n slag op zijn kop dood, en toen haalden zij een schaar en mes en sneden hem zijn buik open, en haalden het ventje er uit. >>O,<< zei de vader, >>wat een zorg en angst hebben wij om je uitgestaan!<< >>Ja vader, ik heb heel wat in de wereld beleefd; goddank, dat ik weer wat frissche lucht krijg!<< >>Waar ben je dan toch geweest?<< >>Och vader, ik was in een muizengat, in een koeienmaag en in een wolfsbuik en nu blijf ik bij u.<< >>En voor geen schatten in de wereld verkoopen wij je we?r.<< En ze pakten en kusten hun dierbare Duimpje, gaven hem te eten en te drinken, en lieten hem nieuwe kle?ren maken, want de zijne waren van een slechte reis thuis gekomen.

DE BRUILOFT VAN VROUW VOS.

Eerste Sprookje.

Er was eens een oude vos met negen staarten, die meende, dat zijn vrouw hem niet trouw was, en daarom wilde hij haar eens op de proef stellen. Hij ging lang uit onder de bank liggen, en hield zich zoo dood als een pier. Vrouw vos ging naar haar slaapkamer, deed de deur op slot, en de meid juffer poes, zat bij het vuur en kookte. Toen het nu bekend werd, dat de oude vos gestorven was, begonnen de vrijers op te dagen. De meid hoorde eens, dat er aan de huisdeur geklopt werd; zij deed open, en er stond een jonge vos; hij sprak:

>>Juffer poes wat doe je toch, Ben je wakker of slaap je nog?<<

zij antwoordde:

>>Slapen niet, ik ben niet moe, Wil je weten wat ik doe? Boter doe 'k in 't warme bier, Komt mijnheer te gast hier?<<

>>Dank u wel, juffer,<< zei de vos, >>wat doet vrouw Vos?<< De meid antwoordde:

>>Op haar kamer zit ze maar, Met de handen in het haar, En zij schreit haar oogen rood, Want mijnheer de vos is dood.<<

>>Ga haar dan zeggen, juffer, dat er een jonge vos is, die gra?g met haar trouwen wo?.<< >>Goed jongeheer.>>

Toen ging poesje trip, trap, Sloeg de deuren klip, klap, >>Vrouw vos is u daar wel?<< >>>>Och ja, mijn poesjenel!<<<< >>Een vrijer is gekomen,>> >>>>Heb j'm goed opgenomen?<<<<

>>Heeft hij ook wel negen zulke mooie pluimstaarten als mijn zalige heer Vos?<< >>O, neen,<< zei het poesje, >>hij heeft er maar ??n.<< >>Dan wil ik hem niet hebben.>>

Juffer poes ging naar buiten en stuurde den vrijer de laan uit. Heel spoedig daarop werd er we?r geklopt; er was we?r een andere vos voor de deur, die om vrouw Vos kwam vrijen. Hij had twee staarten, maar het ging hem niet beter dan den eersten. Toen kwamen er weer anderen, ieder met een staart meer; zij werden allemaal afgewezen; maar eindelijk kwam er een, die had negen staarten precies zooals de zalige heer Vos. Toen de weduwe dat hoorde, zeide zij heel verheugd tegen het poesje:

>>Nu poorten en deuren opensluiten, En smijt wij den ouden heer Vos naar buiten,<<

Maar toen de bruiloft zou beginnen begon ook de oude heer Vos te bewegen, en strafte het heele zootje duchtig af; maar vrouw Vos joeg hij de deur uit.

Tweede Sprookje.

Toen de oude heer Vos dood was, kwam de wolf als vrijer en klopte aan de deur, en de kat die dienstmeisje was bij vrouw Vos, deed open. De wolf groette en zei:

>>Dag vrouw poes van schuiermaar, Zit je nu all??n daar? Wat voor lekkers maak je klaar?<<

De kat antwoordde:

>>'k Drink mijn melk en bak mijn brood, Is mijnheer te gast genood?<<

>>Dat niet juffer poes, is vrouw Vos niet thuis?<<

>>Zij zit op haar kamer in zorg en nood, Want mijnheer de Vos is dood!<<

De wolf antwoordde:

>>Wil zij soms een anderen man, Laat ze gauw maar komen dan.<< De kat liep op de trap, Haar staartje ging: wip wip, En haar oogjes gingen rond, Tot zij juffrouw Vos vond, Zij klopte met haar vijf gouden ringen: >>Juffrouw vos is u daarbinnen? Wil je soms een anderen man? Gauw maar naar beneden dan!<<

Vrouw Vos vroeg: >>heeft hij een rood broekje aan, en een spits snoetje?<< >>Neen,<< zei de kat. >>Dan kan ik hem niet gebruiken.<< Toen de wolf weggestuurd was, kwam er een hert, een haas, een beer, een leeuw en vele dieren de een voor den ander. Maar er ontbrak altijd een van de goede eigenschappen van den ouden heer Vos, en de kat moest iedere keer de vrijers we?r wegsturen. Eindelijk kwam er een jonge vos. Toen zei vrouw Vos: >>heeft hij een rood broekje aan en een spits snoetje?<<

>>Ja, dat heeft hij!<< zei de kat. >>Dan moet hij boven komen,<< zei vrouw Vos, en de meid moest het bruiloftsmaal bereiden.

>>Katje veeg de kamer aan. En smijt den ouden Vos maar uit het raam, Een dikke vette muis, Bracht hij zoo dikwijls thuis, Maar at ze op all??n, Gaf er mij nooit ??n.<<

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top