Read Ebook: De monumenten van den Girnar De Aarde en haar Volken 1907 by Menant Delphine
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 206 lines and 18783 words, and 5 pages
e gerechten, dat ons in een wachtkamer werd voorgezet.
Weer zaten we in den trein, nu niet meer aan de groote lijn, hetgeen we gauw genoeg bespeurden aan het langzame rijden. Het land zag er nog even verlaten uit. Hier en daar zagen beesten den trein met verbazing passeeren. Plotseling werd er tusschen Mull en Dholia gestopt; er was iets niet in orde met de machine en er moest een andere worden gehaald van het naburig station. De tijd verliep; de zon daalde langzaam achter den horizon met roode tinten de lucht en de vlakte overgietend; binnen enkele oogenblikken zal het donker wezen en reeds verschijnen de sterren. Zal men nu eindelijk weggaan? Ja, daar is de locomotief, en we rijden snel om den verloren tijd in te halen.... Toen ik te Rajkot uitstapte, waaide er een ijskoude wind. Het station was slecht verlicht, en bijna kon ik in de schemering de groep personen niet herkennen, bij wie ik was aanbevolen en die tot de notabele Parsi's uit de plaats behoorden. Ze begroetten ons met oostersche beleefdheid en verzochten, dat wij ons gedurende ons verblijf in Rajkot geheel als hun gasten zouden beschouwen. Geen middel om die uitnoodiging af te slaan! Dus moesten we bedanken voor de gastvrijheid, die de heeren Kincaid en Seddon ons aanboden vanwege den Political-Agent, luitenant-kolonel W. F. Kennedy.
Na in het halfduister gezocht te hebben naar onze bagage te midden van karren en afgespannen ossen, die lui bleven liggen, stapte ik eindelijk in een rijtuig met mijn moeder en mijn secretaris en daar reden we in den donkeren mist naar de Travellers' Quarters. Een tusschen de boomen schitterend licht leidde ons naar een groot gebouw, waar de h?telier, een Portugees uit Goa, ons een welverdiend diner voorzette, zooals hem was opgedragen door onze Parsi-vrienden.
Den daarop volgenden dag begaf ik mij te voet naar het Residentiegebouw, dat maar een paar minuten van het h?tel was verwijderd, waardoor ik ook hier het "kamp" in oogenschouw kon nemen, dat het mooiste en grootste is van Kathiawar. Breede wegen tusschen prachtige boomen waren omzoomd door aardige villa's. Alle openbare diensten zijn goed gehuisvest, zoowel de post als de telegraaf, de douane en het politiecommissariaat. De inlandsche vorsten droegen ijverig bij in de kosten.
Mijne eenzame wandeling was een genot. Het was zachter we?r geworden, al bleef het koel en de zon scheen. Het klimaat van Rajkot moet gezond zijn voor de Europeanen.
Na het ontbijt kwamen onze Parsi's ons voor een bezoek aan de stad afhalen. Rajkot aan de oevers van de Aji is omringd door versterkingen en door een weg met het engelsche gedeelte verbonden. Vergeleken bij andere plaatsen in Kathiawar, is het zindelijk en de steenen huizen zijn stevig genoeg, om een beleg te doorstaan. Gezien van af de Kaiser-i-Hind, de groote brug over de Aji, ziet het er schilderachtig uit. Toen wij er door gingen, staken de torens en muren af tegen een helderen hemel, en de rivier stroomde kalm over haar rotsachtige bedding; maar in den regentijd wordt het een bruisend water, dat tegen de stadsmuren slaat. De brug heeft dan ook niet minder dan 16 bogen.
Aan de oude, slechte gebruiken van de Rajpoeten, o. a. aan den kindermoord op kinderen van het vrouwelijk geslacht, heeft het engelsch bestuur het eerst in Rajkot een eind gemaakt. Toen Dr. Wilson er in 1835 kwam, was het plaatselijk hoofd juist de moordenaar van zijn dochter geweest. Sir J. P. Willoughby deed de oude reglementen van kolonel Walker uit 1807 herleven en had zich aan de spits gesteld van een humanitaire beweging, waardoor hij de hoofden van de Jadeja's had overgehaald, zich schriftelijk te verbinden, die gewoonte niet meer te volgen, er geen vergunning voor te geven en straf op te leggen aan diegenen, die het bevel overtraden. Die maatregel heeft de gewoonte in het geheele schiereiland uitgeroeid.
De Parsi's zijn niet talrijk in Kathiawar, zoo ongeveer een duizendtal zijn er; zij zijn niet de afstammelingen van de eerste groep emigranten, die in de 7de eeuw uit Perzi? uitweken en vijftien jaren lang gevestigd waren te Diu, voordat ze aan de westkust van Goedsjerat kwamen. Diegenen, die nu te Diu wonen, kunnen zelfs niet op die afkomst bogen. Eerst op het eind der 18de eeuw kwamen Parsi's uit Surate zich voor zaken vestigen in Kathiawar. Een der eerste was Koyajee Cuverjee, een rijke koopman in parels en edelgesteenten, grootvader van den tegenwoordigen leider der gemeente; hij stierf jong, na veel te hebben gereisd; hij was in Engeland geweest met zijn zoon, die later gouverneur werd van de jonge prinsen te Baroda. Het tegenwoordige hoofd der gemeente, de heer Koyajee, een bekend advocaat, is diwan of eerste minister geweest in den staat Dhrangadra.
De Parsi's zijn in de meeste gevallen winkeliers; maar soms hebben zij een betrekking bij de Agency, en enkelen van hen worden ministers in inboorlingenstaten. Te Rajkot hebben ze zich gevestigd, toen de Engelschen er hun "kamp" hebben gesticht. Zij bezitten er een agyari of vuurtempel, gebouwd in 1875 en die bediend wordt door drie priesters, verder een school en een h?tel. Het was een groot genoegen voor ons, onder die beminnelijke menschen te vertoeven. Ik was uitgenoodigd, de plechtigheid der inwijding van een nieuwen toren des zwijgens bij te wonen; maar tot mijn grooten spijt hadden omstandigheden mij te Bombay doen blijven. De Toren van het Zwijgen is, naar men weet, het ronde gebouw, waarin de Parsi's hun dooden brengen op een platform, waar ze een prooi der gieren worden...
Daar er geen dooden waren, mochten wij naderen en zelfs werd de deur voor ons geopend. De Parsi's maakten hier nog gebruik van het kerkhof sedert hun vestiging aan deze plaats, maar dat was voor hen een wreede noodzakelijkheid. Inderdaad heeft elke kolonie van Parsi's een tempel, waar het heilige vuur wordt onderhouden en een toren, waar de dooden worden neergelegd. Het bezoek aan het kerkhof wekte mijn levendige belangstelling, want het was het eerste, dat ik in Indi? zag; enkele met koepels gekroonde gebouwen wezen de plaats van verscheiden graven aan.
Na een gezellige lunch bij de heeren Kincaid en Seddon gingen we naar Rajkumar College, het mooiste gebouw uit het kamp, groot en met twee vleugels, ieder met twintig kamers voor de leerlingen, en de villa voor den directeur en den onderdirecteur.
Alles was omringd door een muur van zes voet hoog. Achter de vleugels zijn de keukens, de stallen voor de paarden der leerlingen, de tuinen en de bijgebouwen.
De engelsche vlag, teeken van Engelands suzereiniteit over de kleine staten van Kathiawar, staat op het centrale paviljoen. Feitelijk gelijkt de school zoowel op een kasteel als op een kazerne. Deze stichting beantwoordt aan een ernstige behoefte, zooals de geschiedenis leert.
Omstreeks 1842 was de onwetendheid in Kathiawar nog ontzettend groot. Weinig hoofden konden schrijven; hun agenten en secretarissen kenden er juist zooveel van, om de zaken slecht te leiden. De regeering besloot toen, pandits of geletterden te beloonen voor onderwijs, dat zij aan het volk zouden geven. De zendelingen van hun kant openden enkele klassen voor jongere en oudere leerlingen, en toen de belangstelling eenmaal gewekt was, werden de vorsten er toe gebracht, scholen te stichten, waar zoowel Engelsch als de landstalen werden onderwezen.
Het kostte moeite, de vorsten over te halen, hun paleizen te verlaten en aan het openbare leven deel te nemen. Toen de eerste universiteiten werden geopend, sprak Lord Canning zijn hoop uit, dat de adel en de hoogere standen hun plicht zouden inzien, om hun kinderen hooger onderwijs te verstrekken. Maar de hoofden en de leiders hechtten in het geheel geen waarde aan het onderwijs; zij wenschten dat niet voor hun kroost en weigerden, de kinderen naar scholen te zenden in sociale besmetting. Dus werd het dringend noodig, eigen scholen op te richten voor de zoons van den adel. Kolonel Keatinge begon zich daarmee ernstig bezig te houden en beproefde de hoofden te overtuigen van het belang, dat in de zaak gelegen was, maar hem viel niet de eer te beurt der oprichting. Kolonel Anderson vatte de taak op en had succes.
In 1670 werd het College gesticht door de hoofden in de provincie, onder de auspici?n van de regeering. Charles Macnaghten was de eerste leider en bleef 26 jaar directeur der onderneming. De eerste leerling was Takore Sahib uit Bhaunagar, en de anderen volgden spoedig. Het was nog een veelbewogen tijd, en elken avond werd de wacht betrokken v??r de vertrekken der prinsen.
De ouders konden niet meer protesteeren, nu de leiding der zaak in hun handen was en de kinderen met huns gelijken samen waren.
Op Rajkumar College worden inderdaad alleen toegelaten Patvi kumars, Fantaya kumars en Bhayats. De eerste zijn vermoedelijke erfgenamen, die altijd verwend worden door de ministers van hun vaders, omdat ze in hen de toekomstige heerschers zien, die gevleid moeten worden als uitdeelers van gunsten en gaven. De tweede, een jongere zoon, is minder in aanzien, want voor hem is slechts een saghir weggelegd, dat is het inkomen van bepaalde goederen, al heeft hij uit materi?el oogpunt genoeg, om te studeeren en te reizen. De Bhayat behoort tot de zijlinies der familie en heeft een niet juist benijbare positie, en men kan gerust zeggen, dat het in Indi? niet altijd een voordeel is, tot een vorstelijke familie te behooren.
Dat waren en dat zijn nog de jongelieden, die door de edelmoedige mannen, onder wier leiding ze zijn gesteld, moeten worden opgevoed, verzacht en onder tucht gebracht, opdat ze zullen worden tot mannen, die geen geleerden zijn, maar energieke hoofden, verlicht en goed in staat, hun gebied te administreeren.
Voor den jeugdigen prins is er een groot verschil tusschen het leven, dat hij thuis in het vaderlijk paleis leidde en dat, hetwelk hij leidt in het College, waar hij niet langer meester en gebieder is, maar moet gehoorzamen en een soldaat is onder velen.
Reeds om zes uur in den morgen stijgt hij te paard, om aan de oefeningen deel te nemen en daarna volgen de lessen, die behalve Engelsch, de wiskunde, de algebra, aardrijkskunde, geschiedenis en de taal van Goedsjerat, het Goedsjeratti, omvatten. Onder de leeraren zijn evenveel Engelschen als inlanders. Tusschen de lessen worden ijverig spelen beoefend, tennis, cricket, voetbal en golf.
De hall, waar de directeur, de heer Waddington, ons ontving, werd door groote vensters verlicht en aan de wanden hingen de portretten van indische vorsten naast die van koningin Victoria en de hertog en hertogin van Connaught. Wij bezochten de klassen, waar op dat oogenblik geen leerlingen in waren, maar op de zwarte borden stonden nog de sporen van het pas gedane werk. Op ons verzoek liet de directeur den jongen nabab van Sachin roepen, en wij konden hem de groeten brengen van zijn broers, die we onlangs te Surate hadden gesproken.
Het schoolr?gime heeft den jongeling goed gedaan; met zijn laarzen en sporen, de karwats in de hand, zag hij er onberispelijk uit, een sierlijk ruiter!
Den 6den November 1900 had Lord Curzon in de zaal, waar wij ons bevonden, de prijsuitdeeling bijgewoond. Het was de eerste maal, dat een onderkoning aan die plechtigheid deelnam. Het bleek een schitterende bijeenkomst; de jonge prinsen, alle in hun officieel costuum, leverden een kleurig schouwspel op. Lord Curzon sprak zeer goed over de noodzakelijkheid voor de vorsten, om ontwikkeling te erlangen, niet om jonge Engelschen te worden, maar om goede indische vorsten te zijn voor indische onderdanen.
"De hoofden", sprak hij, "zijn niet, zooals men het graag voorstelt, een bevoorrechte klasse. God heeft hun het land niet ten geschenke gegeven; de staat is niet hun eigendom en de inkomsten komen hun niet persoonlijk toe. Zij moeten leven voor het welzijn van hun onderdanen; de onderdanen zijn er niet voor hen."
Schoone woorden en moedige woorden in een gezelschap, dat gewend is geweest, altijd den staat te beschouwen als het eigendom van den vorst.
De heer Waddington noodigde ons uit, de thee te gebruiken in gezelschap van een hoog personnage, dat ook juist de school bezocht te Rajkot, namelijk den nabab van Sikkim, en daarna naar het poloveld te gaan, waar de leerlingen aan het spelen waren.
Helaas, onze rouw belet ons, aan het schitterend onthaal deel te nemen, en wij gaan met ons rijtuig staan onder de boomen van de laan, van waar we de spelen wel kunnen zien.
Daar komen de jonge prinsen aan! Wat zien ze er knap uit! De grootsten zijn volmaakte ruiters; de jongsten kijken onbetaalbaar ernstig onder hun gestreepte tulbanden en worden braaf geschud door hun edele paarden van kathiawaarsch ras, maar blijven vast in den zadel.
Het sein wordt gegeven, en het spel begint. De directeur zelf nam er met groote ambitie aan deel, en hij is niet de minst handige, noch de minst vurige.
In Rajkumar College krijgt men inderdaad een goeden indruk van het succes der engelsche methode in zake opvoeding aan vorstenzonen, zooals men ook in Kathiawar het best de resultaten kan waarnemen van de wijze van bestuur en de vreedzame inlijving der inboorlingenstaten. Dat komt, dat hier het veld van waarneming betrekkelijk klein is, en de bevolking nog al homogeen.
Ieder onpartijdig reiziger zal toegeven, dat de veiligheid nu niets te wenschen overlaat, en dat de staten beter worden bestuurd en het volk er gelukkiger is.
Wat de vorsten aangaat, onder invloed van de in het College verkregen opvoeding, zijn ze belangstelling gaan gevoelen voor de stichting van nuttige instellingen in hun landen, voor den bouw van scholen en de verfraaiing van hun hoofdsteden, zonder dat daarom het godsdienstige leven of de sociale instellingen zijn veranderd. En ik moest denken aan de mannen, die aldus zich wijdden aan de opvoeding van het volk in een achterland van Goedsjerat en hen vergelijken met Johnston, Mountstuart Elphinstone en andere Engelschen uit die school. Van den laatste is bekend, dat hij eens zeide, dat als ooit deze volken zich van Engeland vrij maakten, het dan nog beter was, dat Engeland als buren een ontwikkeld volk had dan een barbaarsch. Dat alles overdacht ik, terwijl ik met mijn moeder en mijn secretaris naar de spelen keek...
Het spel is afgeloopen; de prinsen vormen weer een rij en defileeren in galop door de laan, mij beleefde groeten toezendend.
De nabab van Sikkim ging met de anderen weg; hij werd gevolgd door zijn gezelschap, en wij brachten verder den dag door bij onze Parsi-vrienden.
Met hoeveel genoegen we ook te Rajkot waren, we moesten denken over onze verdere reis naar Junagadh. Onze goede vrienden, de Parsi's stelden zich niet tevreden met ons naar het station te vergezellen; zij stegen mee in den waggon en brachten ons tot het volgend station. Ik heb aan hun ontvangst de aangenaamste herinnering en wij gingen weg met veel kostbare geschenken en heerlijke, welriekende rozen, die even goed in ons oude Frankrijk hadden kunnen bloeien als in Ispahan; maar Rajkot is niet het land der rozen, en in Kathiawar zijn de Gloire de Dijon en de Mar?chal Niel zeldzaamheden. De liefhebber, die ze heeft gekweekt, deed te mijner eer een groote opoffering, die ik zeer op prijs stel.
Wij reisden nu snel naar het Zuiden. Het was een rustig landschap, en het zacht golvend terrein was zeer vruchtbaar. Wij zijn op het gebied van Gondal, een staatje van den tweeden rang, van 150.000 inwoners. Er wordt koren verbouwd en katoen. De vorst, die Thakore heet, is tegelijk schatplichtig aan Engeland, aan Rajkot en aan Junagadh. De stichter van het vorstengeslacht, de tweede kleinzoon van Vibhaji van Rajkot, had twintig dorpen ge?rfd, waarbij het gouvernement van Ahmedabad ter belooning van bewezen diensten nog later Gondal voegde, dat tot hoofdstad werd verheven in de 17de eeuw. Zijn opvolgers vergrootten het gebied nog. De Thakore Bagvat Sjingji, een schitterend leerling van Rajkumar College, heeft te Edinburg zijn medische studi?n voltooid en schreef een werk over de geneeskunde in Indi? en een reisverhaal van zijn bezoek aan Europa.
Zijn hoofdstad aan den oever van de rivier Gonduli heeft mooie gebouwen, moderne huizen, een hospitaal en een school voor adellijken. Bij onze nadering beschreef de trein, die den vorst na een afwezigheid van eenigen tijd in zijn staten terugvoerde, een bocht, om hem voor de deur van zijn paleis af te zetten, en de rookwolk van de locomotief drong tusschen de boomen van het vorstelijk park. De minister van Gondal, de heer Damri, de heer J. N. Unwalla en een perzisch reiziger wachtten ons op het perron. Onze gastheer uit Bombay, de heer Malabari, heeft de goede gedachte gehad, ons overal in Kathiawar zulke verrassingen te bereiden.
De minister noodigde ons uit, den dag bij hem door te brengen; maar wij hadden geen tijd om in deze stad te blijven, die de hoofdstad moet zijn van wat een modelstaat wordt genoemd. Wij konden alleen een praatje houden over gemeenschappelijke bekenden, o. a. over den opvolger van mijn vader aan de academie van de opschriften, den heer S?nart.
Na Gondal werd het terrein bergachtiger. De warme, weldadige zon gaf mij nieuwe krachten en ik gevoelde, dat ik genoegzaam hersteld was voor den tocht naar den Girnar. Het was in die mooie Februaridagen een heerlijke reis. Rust en kalmte heerschten hier in deze streken, alleen aan de stations afgebroken door enkele luidruchtige inboorlingen, die op transport van hun bagage toezien of voor hun koopwaar zorgen.
Eindelijk zijn wij te Junagadh; de schoonzoon van den minister, de heer K. Ch. Dhru, is ons tegemoet gereisd en brengt ons in den landauer van den Nabab Sahib naar een villa, even buiten de stad gelegen tegenover den Girnar. Wij hoorden, dat de offici?ele wereld naar een naburigen staat was gegaan, om het huwelijk van den vorst bij te wonen.
Wij zullen dus kunnen uitrusten. Lal Bagh is een der geriefelijkste woningen, die we in Indi? hebben gehad, althans in de provincie, en het is, of ik er mijn kamer uit Bandora terugvind. Het huis werd gebouwd door den Parsi Sir Ph. Mehta, in den tijd van zijn verblijf in Junagadh; het was elegant gemeubeld en ik zal nooit vergeten met hoeveel attenties het dienstpersoneel mij omringde.
Vanaf het terras had men een prachtig uitzicht op het bergland van den Girnar. Een lichtende wolk scheen om de vijf toppen te hangen en ze samen tot een volmaakten kegel te maken. Het is een heilige berg, vroeger woonplaats der goden, en sinds onheugelijke tijden trekken de pelgrims er heen. In de rotsflanken hebben kluizenaars zich cellen ter bewoning gekozen; op de bloeiende hellingen hebben de geloovigen tempels gebouwd voor hun beschermgoden, en op de toppen kan men de voetstappen vinden van de gelukkige stervelingen, die op het punt waren, de zaligheid van het Nirwana deelachtig te worden.
Mahmoed vond veel behagen in de mooie provincie Sorath, vestigde er zich en veranderde zelfs den naam van Junagadh in dien van Moestafabad. Hij legde de versterkingen aan van de stad en bouwde de moskee bij het fort. Zijn edelen volgden hem; hij gaf hun ambten en gunstbewijzen en bracht den Islam er tot bloei. Sedert de bezetting door Mahmoed werd Junagadh bestuurd door een uit Ahmedabad gezonden ambtenaar, en de sultan stond aan den zoon van den onttroonden koning een eeretitel toe en land te Sil Bayarda aan het strand der zee.
Het geslacht der Chudasama's heeft zijn invloed nog behouden in het land en in de regeerende familie hecht men nog waarde aan de verwantschap met de afstammelingen der oude koningen.
De laatste der Foedjaren of gouverneurs, Sehr khan Babi, maakte in de 18de eeuw gebruik van het verval van het Rijk, om den titel van Nabab van Junagadh aan te nemen. Daar hij een bekwaam en moedig man was, hief hij een schatting van alle vorsten van Kathiawar, een heffing, die nu nog voortduurt en die door tusschenkomst der Engelschen wordt geheven sinds 1821.
De geschiedenis van het vorstengeslacht der Babi's levert een merkwaardig voorbeeld van de intriges aan de kleine inlandsche hoven, intriges van vrouwen dikwijls. In het begin der 19de eeuw verschijnen de Engelschen ten tooneele en slagen er langzamerhand in de Mohammedanen te vervangen, en van de helft dier eeuw dagteekent de bloeitijd van den staat. Bahadoer Khandji, broeder en voorganger van Z. H. Rasoel Khandji, die thans regeert, ontving van den onderkoning van Indi? een vlag met de wapens van Junagadh en verscheen met staatsie op den durbar te Delhi.
De Nabab Sahib heeft te Rajkumar College zijn opvoeding gekregen; hij is zeer vroom en zeer liefdadig. Te Rajkot hebben wij het hospitaal gezien, dat hij had laten bouwen; in zijn staten heeft men hem voor veel andere nuttige instellingen te danken. Groote sommen heeft hij besteed voor een betere waterverdeeling en hij heeft den spoorweg van Junagadh naar de haven Veraval laten aanleggen, alsook dien van Junagadh naar Rajkot.
Evenals de vorsten van zijn familie is ook de vermoedelijke troonopvolger te Rajkumar College opgevoed. Hij, Z. H. Cherzeme Khandji, is in 1889 getrouwd. Hij was het, die bij het bezoek van den onderkoning het woord nam, om den hoogen bezoeker te antwoorden, en hij heeft het met groote waardigheid gedaan.
Men moet niet denken, dat het bestuur der inlandsche staten aan het toeval wordt overgelaten; in het residentschap Bombay heeft elke staat, klein of groot, afzonderlijke diensten voor de uitvoerende macht, de financi?n, de justitie, openbare werken, kadaster, geneeskundigen dienst, douane, politie enz.
De uitvoerende macht berust bij den vorst, die haar overdraagt aan zijn eersten minister of diwan, wiens plichten zeer verscheiden zijn. Hij heeft alle ambtenaren onder zijn bevelen, moet toezicht houden op de rechtspraak, het onderwijs regelen, toezien op de bescherming der arbeidende klassen, zorgen voor het onderhoud der wegen, de irrigatiewerken en zoo meer. Hij mag dus wel een practisch man zijn.
Add to tbrJar First Page Next Page