bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Titus Andronicus by Shakespeare William Burgersdijk L A J Leendert Alexander Johannes Translator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 651 lines and 29368 words, and 14 pages

Translator: L.A.J. Burgersdijk

TITUS ANDRONICUS.

PERSONEN:

Saturninus, zoon van den overleden Keizer van Rome, later zelf Keizer. Bassianus, zijn broeder. Titus Andronicus, een Romeinsch Edelman en Veldheer. Marcus Andronicus, Volkstribuun en broeder van Titus. Zonen van Titus. Lucius, Quintus, Marcius, Mucius, De jonge Lucius, een knaap, zoon van Lucius. Publius, zoon van Marcus Andronicus. AEmilius, een Romeinsch Edelman. Zonen van Tamora. Alerbus, Demetrius, Chiron, Aaron, een Moor. Een Hopman, een Tribuun, een Bode, een Boer. Romeinen en Gothen. Tamora, koningin der Gothen. Lavinia, dochter van Titus Andronicus. Een Voedster, met een zwart Kind. Bloedverwanten van Titus, Senatoren, Tribunen, Officieren, Soldaten en Gevolg.

Het tooneel is in Rome en in de omstreken.

EERSTE BEDRIJF.

EERSTE TOONEEL.

Rome. Voor het Kapitool.

Trompetgeschal. De Tribunen en Senatoren verschijnen boven, op het Kapitool; beneden komen op, van de eene zijde, Saturninus en zijn Aanhangers, van de andere, Bassianus en zijn Aanhangers, beiden met trommen en vaandels.

SATURNINUS. Eed'le Patrici?rs, hoeders van mijn recht, Verdedigt met de waap'nen mijne zaak; En medeburgers, volgers, echt en trouw, Bepleit mijn erflijke aanspraak met uw zwaarden. 'k Ben de eerstgeboren zoon van hem, die 't laatst Den Keizersdiadeem van Rome droeg; Laat dus mijns vaders eer in mij herleven, En krenkt mijn voorrang niet door dezen hoon.

BASSIANUS. Romeinen, volgers, vrienden van mijn recht, Vond ooit uw Bassianus, Caesars zoon, Genade in de oogen van het vorst'lijk Rome, Zoo houdt den weg naar 't Kapitool bezet; En duldt niet, dat onwaardigheid den zetel Des keizers nader', die aan kloekheid, recht, Gematigdheid en adel is gewijd; Maar laat verdienste schitt'ren door uw oordeel, En vecht, Romeinen, voor uw vrije keus.

MARCUS. Gij prinsen, die door vrienden en partijen Eerzuchtig kampt om troon en heerschappij, Weet, dat het volk van Rome, hier door ons Als stand vertegenwoordigd, voor 't bezetten Van Rome's keizerszetel, Andronicus, Pius genaamd, eenstemmig heeft verkoren, Ter wille van zijn vele en groote diensten; Een eed'ler man, een kloeker krijgsheld leeft In de' omtrek van Oud-Rome's wallen niet. Van 't krijgen tegen de barbaarsche Gothen Werd hij door den senaat terugontboden, Die, met zijn zoons des vijands schrik, een volk Sterk, in den strijd gehard, heeft onderworpen. Tien jaren zijn het, sinds hij Rome's zaak Gediend en onzer tegenstanders trots Gestraft heeft met het zwaard, en vijfmaal keerde Hij bloedend weer en droeg zijn dapp're zoons Op baren van het veld; Nu eind'lijk keert, met eerebuit beladen, De wakkere Andronicus weer naar Rome, Titus, befaamd, met wapenroem gekroond. Wij vragen dus,--bij de eer des naams van hem, Dien gij recht waardig opgevolgd wilt hebben, En krachtens 't Kapitool en den Senaat, Door u, naar gij betuigt, vereerd, aanbeden,-- Dat gij teruggaat met uw macht, uw volgers Ontslaat, en, als verzoekers past, in vrede En need'rig uw verdiensten spreken laat.

SATURNINUS. Hoe fraai maant die tribuun mijn geest tot kalmte!

BASSIANUS. 'k Voed, Marcus Andronicus, zulk vertrouwen Op uw rechtschapenheid en goede trouw, En zoo bemin en eer ik u en de uwen, En haar, voogdesse van mijn gansche ziel, Lavinia, 't schoonst en rijkst juweel van Rome, Dat ik mijn lieve vrienden hier ontsla, En aan de gunst van 't volk en van 't geluk Mijn zaak ter juiste weging overlaat.

SATURNINUS. Mijn vrienden, die mijn recht zoo ijv'rig voorstondt, Ik dank u allen en ontsla u hier, En laat mij en mijn zaak dus aan de gunst En liefde van mijn vaderland thans over.

Wees, Rome, zoo gerecht en goed voor mij, Als ik op u vertrouw en u bemin.-- Ontsluit de poort en laat mij binnen.

BASSIANUS. Mij armen mededinger, ook, tribunen.

HOPMAN. Romeinen, plaats! De wakkere Andronicus, Patroon der deugd, en Rome's beste strijder, Voorspoedig in de slagen, die hij levert, Is in geluk en eer gekeerd van daar, Waar hij de fierste vijanden van Rome Tot wijken dwong en onder 't juk hen bracht.

TITUS. Heil, Rome, zeeg'rijk in uw treurgewaad! Zooals de bark, na wel ontladen vracht, Met kostb're lading we?rkeert tot de baai, Waar ze in den aanvang 't anker heeft gelicht, Komt Andronicus, met laurier gekroond, Het vaderland weer groeten met zijn tranen, Met vreugdetranen om zijn wederkomst. Gij, groote schutsheer van dit kapitool, Blik gunstig op deez' plechtige uitvaart neer! Aan vijf en twintig dapp're zoons, Romeinen, Van half zooveel als Priamus bezat, Ziet hier, al wat mij dood of levend bleef. Dat Rome hen, die leven, loon' met liefde, En hen, die 'k naar hun laatste woning breng, Met eeuw'ge ruste bij hun voorgeslacht. De Goth vergunt mij 't zwaard hier op te steken. Gij wreev'le Titus, die uw stam vergeet, Wat laat ge uw zoons nog onbegraven waren Aan 't schrikk'lijk strand, aan de' oever van den Styx? Maakt plaats, dat ik hen bij hun broeders legg'.

Groet daar elkander stil, als dooden doen, En slaapt in vre?, gij voor uw land gevall'nen! O heilige bewaarplaats mijner vreugd, Gij stil verblijf van adeldom en deugd, Met hoeveel zoons van mij zijt gij gela?n, Om nimmer ??n er van weer af te staan!

LUCIUS. Geef ons der Gothen hoogsten krijgsgevang'ne, Opdat wij stuk hem houwen en zijn vleesch Ad manes fratrum op een houtmijt off'ren, Hier voor den aardschen kerker hunner beend'ren, Opdat hun schimmen zijn verzoend en ons Op aard door geen verschijningen verschrikken.

TITUS. Ik geef hem u, den edelsten, die leeft, Den oudsten zoon der droeve koningin hier.

TAMORA. Laat af, Romeinsche broeders!--Eed'le Titus, Grootmoedig overwinnaar, zie mijn tranen, De tranen eener moeder voor haar zoon; En waren uwe zonen u ooit dierbaar, Zoo dierbaar is, bedenk dit, mij mijn zoon. Is 't niet genoeg, dat men naar Rome ons voerde Tot siering van uw we?rkomst en triumf, U en 't Romeinsche dwangjuk onderworpen; Wordt in uw straten nu mijn kroost geslacht, Omdat het voor zijn land zich dapper kweet? O, was de kloeke strijd voor staat en koning Voor de uwen plicht, hij is 't voor dezen ook. Rein, Andronicus, blijve uw graf van bloed; Wilt gij in aard den goden nader komen, Zoo kom hun nader in barmhartigheid; Want deernis is des adels echtste merk; Hoogeed'le Titus, spaar mijn eerstgeboor'ne!

TITUS. Word kalm, vorstin, en schenk mij uw vergiff'nis. Zij zijn van hen de broeders, die gij, Gothen, In leven zaagt en dood; zij eischen vroom Zoenoffers voor hun pas verslagen broeders: Daarom wordt deze uw zoon bestemd ter dood, Om der gevall'nen schimmen te verzoenen.

LUCIUS. Weg met hem! steekt terstond een vuur aan; laat ons Met onze zwaarden op de houtmijt hem Stuk houwen, en tot asch zij hij verteerd!

TAMORA. O wreede, onheil'ge vroomheid!

CHIRON. Was ooit ons Scythi? half slechts zoo barbaarsch?

DEMETRIUS. Noem Scythi? bij 't eerzuchtig Rome niet. Alerbus gaat ter rust; wij leven voort Om onder Titus' norschen blik te sidd'ren. Blijf kalm, vorstin, en voed de hoop, dat later Dezelfde goden, die aan Hecuba Den Thracischen tyran eens overgaven, Dat in zijn tent haar scherpe wraak hem trof, Ook Tamora, de koningin der Gothen,-- Toen Gothen Gothen waren, zij vorstin,-- Wraak gunnen voor des vijands dorst naar bloed.

LUCIUS. Zie, heer en vader, Rome's plechtigheden Naar eisch volvoerd. Alerbus is geslacht; Zijn ingewanden voeden 't offervuur; De rook doortrekt, als wierook, reeds de lucht. 't Begraven onzer broeders bleef slechts over, Die luide in Rome een strijdroep welkom heet'!

TITUS. Zoo zij het, en dat Andronicus dan Zijn laatst vaarwel aan hunne zielen richte!

Rust hier in eer en vrede, mijne zonen; Gij Rome's kloekste kampers, rust hier zacht, Voor 's werelds wisseling en rampen veilig; Hier loert geen vuig verraad, hier zwelt geen nijd; Hier groeit geen boos vergif; hier zijn geen stormen, Geen luid geraas, slechts stilte en eeuw'ge slaap, Rust hier in eer en vrede, dierb're zoons!

LAVINIA. In eer en vrede leve Titus lang; Mijn eed'le heer en vader, leef in roem! Zie, op dit graf kom ik mijn tol van tranen Ter plechtige uitvaart mijner broeders brengen; En pleng op de aarde, knielend aan uw voet, Mijn vreugdetranen om uw wederkomst. O zegen mij met uw zeeghafte hand, Gij, toegejuicht door Rome's beste burgers!

TITUS. Dank, Rome, gij hebt liefdrijk mij den troost Mijns ouderdoms behoed, mijn hart verblijd!-- Lavinia, leef; en overleve uw deugd Uw vader, al zijn roem, in eeuw'ge jeugd!

MARCUS. Lang leve Titus, mijn geliefde broeder, Wiens zegepraal nu Rome's oogen streelt!

TITUS. Heb dank, tribuun; dank, eed'le broeder Marcus!

MARCUS. En welkom, neven, na zeeghaften strijd, Zoo gij, die leeft, als gij, die slaapt in roem. Gij, eed'le jong'ren, die voor 't vaderland Het zwaard toogt,--zij u aller heil gelijk! Toch is deze uitvaart zekerder triumf, Daar zij 't geluk van Solon heeft erlangd En over alle wiss'ling triumfeert In 't bed der eere.--Titus Andronicus, 't Romeinsche volk, welks echte en rechte vriend Gij steeds geweest zijt, zendt u hier door mij, Die als tribuun uit aller naam u toespreek, Dit opperkleed van vlekk'loos witte kleur, En kiest u, dat gij dingt naar 't keizerschap, Met dezen, zoons van de overleden keizer. Wees alzoo candidatus, sla dit om, En schenk aan 't hoofdloos Rome weer een hoofd.

TITUS. Een beter hoofd past Rome's roemrijk lijf Dan dit, dat trilt van ouderdom en zwakte. Zou ik dien mantel omslaan en u kwellen? Vandaag gekozen, uitgeroepen worden, Om morgen staf en leven neer te leggen En u op nieuw met moeite te beladen?-- 'k Was, Rome, veertig jaren lang uw krijger, 'k Heb met geluk 's lands krachten aangevoerd, En een en twintig dapp're zoons begraven, In 't veld geridderd, in den strijd gesneefd Voor 't recht en 't welzijn van hun edel land. Reik aan mijn ouderdom een eerestaf, Geen scepter om de wereld te regeeren; Die 't laatst hem voerde, mannen, hield hem hoog.

MARCUS. Titus, het rijk is u, zoodra gij 't vraagt.

SATURNINUS. Eerzuchtige tribuun, kunt gij dit zeggen?

TITUS. Kalm, Saturninus!

SATURNINUS. Doet mij recht, Romeinen!-- Patrici?rs, 't zwaard ontbloot en niet geborgen, Eer Saturninus Rome's keizer is.-- O, voert gij, Andronicus, eer ter helle, Dan dat ge mij de harten steelt van 't volk!

LUCIUS. Gij, trotsche Saturninus, stremt het heil, Dat Titus' edelaardigheid u toedenkt.

TITUS. Wees kalm, mijn prins; de harten van het volk Geef ik u weer en speen die van hun lust.

BASSIANUS. Ik, Andronicus, vlei u niet, maar eer u, En zal dit doen, zoolang ik leven heb. Versterkt gij mijnen aanhang met uw vrienden, Ik zal recht dankbaar zijn; en dank is mannen Van eed'le denkwijs steeds een eervol loon.

TITUS. Gij volk van Rome en eed'le volkstribunen, Ik vraag uw stemmen voor de keizerskeus; Wilt gij die vriendlijk Andronicus schenken?

TRIBUNEN. Om de' eed'len Andronicus te verheugen En zijn behouden wederkomst te vieren, Neemt Rome's volk hem aan, dien hij verkiest.

TITUS. Heb dank, tribunen; dit is mijn verzoek, Dat gij uws keizers oudsten zoon benoemt, Prins Saturninus; want ik hoop, zijn deugden Verlichten Rome, als Titans stralen de aard, En doen in dezen staat het recht gedijen. Dus, wilt ge kiezen zooals ik u raad, Kroont hem, en roept nu: "Lang leve onze keizer!"

MARCUS. Met aller standen bijvalsroep en stem Benoemen wij, Patrici?rs en Plebejers, Prins Saturninus hier tot Rome's keizer; Dus: "Lang leve onze keizer Saturninus!"

SATURNINUS. Voor al uw gunsten, Titus Andronicus, Ons heden bij de keizerskeus betoond, Wijd ik naar uw verdienste u dank, en wil Met daden uwe vriend'lijkheid beloonen; En, Titus, om, als eerste gunst, uw naam En hoogvereerd geslacht nu te verhoogen, Worde uw Lavinia mijne keizerin, Beheerscheres van Rome en van mijn hart, En huwe ik haar in 't heilig Pantheon. Behaagt u, Andronicus, deze voorslag?

TITUS. Ja, waardig vorst; en met dit echtverbond Acht ik mij hoog vereerd door uw genade, En wijd hier--Rome ziet het--Saturninus, Den koning en gebieder onzes staats, Der wijde wereld keizer, toe, wat mijn is, Mijn zwaard, mijn zegewagen, mijn gevang'nen; Geschenken, Rome's hoogen heer volwaardig; Aanvaard ze, als schatting, die ik schuldig ben, Mijn eereteek'nen, aan uw voet gevlijd!

SATURNINUS. Dank, eed'le Titus, vader van mijn leven! Hoe trotsch ik ben op u en op uw gaven, Zal Rome tuigen; en vergeet ik ooit Den minsten dezer nooit volprezen diensten, Vergeet dan, Rome, uw eed van trouw aan mij!

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top