bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: De Geschiedenis van Woutertje Pieterse Deel 1 Uit de 'ideen' verzameld by Multatuli Bergh Van Eysinga Elias Jeanette Van Den Editor

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 2217 lines and 110238 words, and 45 pages

Wouter dacht volstrekt niet aan heldeneeuwen, toen-i heel ongevoelig voor de afwezige schoonheid van 't landschap aan 'n moddersloot kwam, waarover 'n onnoodig brugje lag, welks leuning hy uitkoos tot lezenaar, na goed te hebben rondgezien, en zich overtuigd dat-i alleen was, en ongestoord kon overgaan tot het verslinden van z'n roover.

"Hy zou nooit weer permissie krygen" werd er by zoo'n gelegenheid gedreigd. Maar Wouter begreep wel dat dit geen ernst was. Daartoe wist-i te goed dat men graag de kinderen "eens van de vloer heeft, als men zoo klein behuisd is." En: "de Hallemannetjes waren zoo buitengewoon fatsoenlyk. Ze woonden naast 'n huis met 'n balkon, en hadden onlangs heel lief hun petjes afgenomen."

Ik voor my geloof niet dat de Hallemannetjes fatsoenlyker waren dan de andere mannetjes onder Wouters kennissen. En daar ik graag reden geef van m'n geloof, wil ik hier 'n voorval inlasschen dat iets vroeger had plaats gevonden.

Wouter ontving geen zakgeld. Z'n moeder zei dat hoefde niet omdat hy thuis alles kreeg wat-i noodig had. 't Stuitte hem altyd te moeten wachten op vergunning om "meetedoen" als z'n kameraadjes met den bal speelden, en hem verweten dat hy 't zyne niet had bygedragen tot aanschaffing van dat meubel. 't Kostte drie duiten in Wouter's tyd. Nu zal 't wel duurder wezen... neen, goedkooper... door de staathuishoudkunde.

De Hallemannetjes--die zoo byzonder fatsoenlyk waren--gaven hem heel duidelyk te kennen dat het hun verveelde, langer alleen de kosten te dragen van 't verkeer. Fransje berekende dat Wouter's vriendschap hun al negen stuivers gekost had--wat ik duur vind, niet om de vriendschap, maar om 't berekenen--en Gus zei dat het nog meer was, maar dat laat ik daar. Ook had deze hem vier griften voorgeschoten, welke hy noodig had om z'n hof te maken by lange Ceciel die niet van hem weten wou omdat i 'n insteekpakje droeg. Maar de griften had ze aangenomen, en overgedaan aan Gus voor 'n zoen.

De bittere verwyten der Hallemannetjes--die zoo byzonder fatsoenlyk waren--maakten Wouter wanhopig.

--Ik heb gevraagd aan m'n moeder, zeide hy, maar ze wil me niets geven.

--Dat gaat ons niet aan, antwoordden de Hallemannetjes d. z. b. f. w. Je bent 'n klaplooper.

Wouter hoorde dit woord voor 't eerst, maar begreep het terstond. Niets maakt scherpzinniger dan bitterheid van hart.

--Klaplooper, klaplooper... ik ben 'n klaplooper!

Schreiend liep hy heen, en koos 'n omweg om de straat te myden, waar lange Ceciel's vader 'n lappenwinkel "deed". Och, als ze gezien had hoe hy als 'n klein kind liep te huilen op straat... zeker, dat was ?rger dan de broek boven 't buisje.

--Klaplooper, klaplooper!

Hy ontmoette veel groote menschen die misschien ook klaploopers waren, maar ze huilden er niet om als Wouter.

--Klaplooper!

Hy zag 'n diender, en haalde diep adem toen die voorby was. 't Bevreemdde hem dat de man hem niet gevangen nam.

--Klaplooper!

Daar kwam de man van de vuilniskar, die 't woord naklepperde met z'n ratel, 't Was niet uittehouden!

--Klaplooper... klaplooper...

--Hoe kom je 'r aan? vroeg Gus, maar zorgde dat Wouter geen tyd had om te antwoorden, en tevens dat-i 't antwoord niet verstond, dat deze gaf door zwygende verlegenheid.

Wouter ging naar huis, en droomde van ongehoorde winst. Hy zou 'n daalder teruggeven in 't knipje van z'n moeder, en voor lange Ceciel 'n potlood koopen van den man die er gaten mee prikte in 't hout van z'n kruiwagen. Z?? sterk waren ze! Dat was wat ?nders dan 'n paar griften, dacht-i, en als lange Ceciel hem dan n?g niet wou hebben tot 'n vryertje, dan... neen, verder dacht Wouter niet. Daar zyn op den weg onzer verbeelding afgronden die we niet durven peilen. Wy worden ze instinktmatig gewaar, schrikken terug, sluiten de oogen, en... ik weet niet verder. Maar dit weet ik, dat Wouter dien avend heel gelukkig insliep, in de hoop dat-i weldra 'n goed geweten hebben zou over 't bestolen knipjen en 'n voldaan hart over z'n liefde tot lange Ceciel.

Helaas, helaas, Wouter had gerekend buiten de knapheid en 't fatsoen van de Hallemannetjes!

Den volgenden dag namelyk zochten zy hem op toen-i de school verliet. Wouter die zich gevleid had hen te zien hygen onder 't gewicht van 'n grooten zak, Wouter die zoo verlangend was te weten of Kris Kloskamp z'n kordate bestelling had volgehouden, Wouter die brandde van nieuwsgierigheid naar den uitslag... och, hy voelde zich bitter teleurgesteld toen-i Gus Halleman ontwaarde, die niet alleen geen zak peperment droeg, maar bovendien 'n zeer ernstig gezicht meebracht. Ook Franssie keek als de deugd.

--Wel, hoe staat de zaak? vroeg Wouter zonder 'n woord te spreken. Hy was te nieuwsgierig om niet te vragen, en te angstig om die vraag anders te uiten dan door 't geluideloos openen van z'n mond en 't vooruitsteken van zyn gelaat.

--Hoor eens, Wouter, we hebben ons bedacht... er is veel t?gen.

Arme Wouter! Daar verongelukten in ??n schipbreuk z'n geweten en z'n hart. Weg, droomen van zedelyke rehabilitatie, weg, gapend "moeder's knipje" weg, houtborend potlood dat 'n opening klieven zou in 't hart van lange Ceciel... weg... weg... weg... alles weg!

--Je begrypt, Wouter, die peperment zou smelten...

--Ja...a...a, hikte de arme jongen.

--En die Kris Kloskamp, die 'r twaalf besteld heeft, weetje?...

--Ja...a...a...

Of Kris ook smelten zou?

...hy gaat van-school, en zal zeker niet weerom komen na de vakantie.

--Zoo...o...o?

--Ja, en daarom... en ook... we hebben uitgerekend, Franssie en ik, dat er veel minder in 'n pond gaan dan we meenden, omdat de peperment tegenwoordig heel zwaar is, weetje?

--Ja, voegde Fransjen er by, met hoogen ernst als iemand die in levensgevaar 'n "eerst" beginsel verkondigt, ja, de peperment is heel zwaar tegenwoordig. Voel eens, maar je moet 't weeromgeven.

En hy bood Wouter 'n pepermentjen aan, dat deze heel goedmoedig woog op z'n vinger. De arme jongen gaf het trouw terug. Zw??r vond-i 't... och, hy was zoo bedrukt, en zou alles zwaar gevonden hebben op dat oogenblik.

Fransje stak 't zware pepermentjen in z'n mond, en zei, al zuigende:

--Ja wezenlyk, heel zwaar... 't is engelsche, weetje? En dan is 'r nog wat... niet waar Gus? 't Fatsoen! Toe Gus, zeg jy 't maar.

--'t Fatsoen, Wouter! riep Gus bedenkelyk.

--We meenen 't fatsoen, herhaalde Fransjen, alsof-i wat ophelderde.

Wouter zag beiden beurtelings aan, en scheen begrip tekort te komen.

--Zeg jy 't maar, Gus.

--Ja, Wouter, onze pa is in de diakenie, weetje, en-i gaat rond met 'n zakje, en by ons "op" de gracht...

--Ja, riep Fransje, by ons op de gracht... weetje... daar woont m'nheer Krullewinkel die 'n buiten heeft...

--En 'n balkon ...

--'t Is maar om 't fatsoen... weetje, Wouter? En als er huisbezoek komt, dan prezenteert onze mama...

--Ja, dan prezenteert ze madera... heusch, en onze tabakspot is van zilver...

--N?, Franssie... maar 't is net als zilver, weetje Wouter?

--Ja, Gus... ja, Franssie... maar de peperment?

--'t Is maar, weetje-n om je te zeggen dat we heel erg fatsoenlyk zyn.

--Ja. Gus.

--En braaf.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top