Read Ebook: Onder den rook der mijn Eene novelle uit Limburg by Rutten Felix
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 831 lines and 24080 words, and 17 pages
"Willemke" riep vrouw Jansen. De knaap was opgesprongen.
Stoffels zelf kwam naar buiten op 't geluid dier stem.
"Hoe is het?" vroeg ze vluchtig. "De kinderen kunnen samen hier zoolang wel spelen. Daar is Willemke", wees zij Anna.
Mee ging zij met Stoffels naar binnen.
Anneke zette zich moede neer. Zij wendde 't kopje af, daar de knaap haar stond te bekijken.
"Dat is de hei!" zei hij na een poosje.
Het kleine meisje keek en zag nu, dat daar wijd en diep, heel diep-weg, donker land lag.
"Daarachter?" vroeg zij het hoofdje naar hem keerend.
"Daarachter en ginds ver, en hier, overal, tot in Pruisen."
Hij beschouwde haar oplettend met het gevoel zijner meerderheid, staande op eigen terrein. En met het zelfbewustzijn van een koningskind, dat tot heerschen is geboren: "Dat is allemaal van ons."
Zij zag hem scherper aan. Hij was grooter dan zij.
"Daar ginds, voegde hij er bij met gewicht en nadruk, ligt de Heksenberg."
Zij rekte 't halsje, hem naderend.
"Zijn daar heksen?"
"O, zeker!"
Anneke voelde 't angstig aan.
"Maar zij zullen ons niets doen. Ik ben er dikwijls op geweest, maar overdag is er niets. Alleen maar 's nachts. En in den maneschijn kun je ze zien dansen."
"Wat doen ze dan?"
"Ze dansen den heksendans, op bezemstokken.--Daar hebben ze ook Bokkenrijders opgehangen aan een galg. Vader weet dat allemaal. Maar wij hoeven niet bang te zijn. De menschen van de hei doen ze toch niets!"
De oogen van 't kleine kind werden grooter. Zij zag steeds meer rondom zich. Zij zaten naast elkaar nu, de knaap haar wijzend, waar heuvel aan heuvel opgolfde uit de stille deining van de diepte, vervluchtigend tegen het verre, vage kimmeblauw. Daar lag de Schrijversheide, daar de Auverenberg "waar de Auvermannekens wonen."
Anneke dacht de puntmutsjes der kabouters te zien priemen uit het rossig-paarse kruid.
"En daar bouwen ze den boortoren voor de nieuwe mijn."
Anneke herinnerde zich het gesprokene tusschen moeder en Hary van den meester.
"Wat is dat?" vroeg ze.
"Wel, verklaarde hij, de kolenmijn! Nu gaan ze eerst kijken hoe diep die zitten en boren een put in den grond; en dan komt daar de mijn. Daar zitten hier overal kolen, en de besten van de wereld."
"Zullen de heksen daar niet kwaad om zijn?" waagde ze na?ef.
"De heksen?" Willem peinsde. "Neen, verzekerde hij. De Heksenberg blijft daar achter stil liggen. Daar hebben ze genoeg aan. De mijn komt hier, vlak bij: hier achter die denneboomen."
En gelijktijdig stonden zij op en liepen v??r 't boschje langs, waar ze den boortoren konden zien. Daar ginder verder stond, uit de grauwe diepte der bedoomde heide, achter de houten keet en den kastvormigen houten toren der boring, omlijnd als een kegel, de Heksenberg statig op.
Hij was als de hals eener urn, zooals hij boven de kim rees.
Anneke's hoofdje hing vol vreemde fantasie?n, terwijl zij naar den strak omlijnden heuvel uitzag.
"Jij moest ook hier wonen," zei Willem. "'t Is nergens zoo goed als op de hei."
"Ben je niet bang hier?"
"Bang? Waar zou 'k bang voor zijn? Als 'k groot ben, ga ik ook in de mijn werken. Daar wordt geld verdiend!"
"Ik zou niet graag," huiverde ze.
"Ja maar, je ben ook geen jongen!"....
Daar was een dopheide-bloempje onder 't bereik harer vingertjes en ze plukte het. Ze bekeek het als iets onbekends.
"Mooi, vind je niet? Heb je dat nog nooit gezien? vroeg hij trotsch.--Bloemen genoeg hier, en 's zomers 's avonds de lichtkevers--weet je wel?--de gloeiwormpjes; en dan van die fijne groote vlinders. Er zijn hier meer vogels als in een groot bosch."
"Die mag je toch zeker niet vangen?"
"En waarom niet? Dat is hier immers allemaal van ons!"
"Maar de vlinders," neuswijsde ze: "die zijn immers van Onzen Lieven Heer."
"Gekheid," zei hij. "Wij hebben hier alles te zeggen.--Nu krijgen we ook gauw de bijen hier, ging hij voort, zoo gauw als de hei bloeit. Ze begint nu al."
"Wat?" vroeg Anneke.
"Wel, de hei hier, alles, overal: dat gaat allemaal bloeien met heel kleine roode bloempjes, waar de bijen op af vliegen om den honig. Heb jij dan nooit de hei zien bloeien?"
"Neen" schudde ze nadenkend.
"Och maar, praalde hij, dat is nog 's wat. Je zou dat wel zien, als je hier ook woonde. Kom maar eens terug hier na een week of twee. Dan is 't allemaal rood wat je ziet."
Hij praatte als een man, wiens huis vol goud zit en zilveren kostbaarheden.
"Daar beneden loopt er ook een beekje. Zie je 't? Er zitten volop kleine vischjes in, stekelbaarsjes."
"Ik zie geen beekje," zei ze turend.
"Kom, ik zal 't je wijzen. Ga mee."
Zij stapte moedig in 't hooge kruid met hare tengere beentjes. "Geef me maar een hand" vroeg hij, beschermend. Zoo daalden ze, wijdschrijdend, samen de helling af.
"Heila!" donderde een zware mannenstem. "Waarheen moet dat met jullie daar?"
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page