bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Spaens Heydinnetie by Cats Jacob Buitenrust Hettema F Editor

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 916 lines and 31724 words, and 19 pages

AENMERCKINGEN

Op het wonderbaer houwelick voren geroert.

Soph. Ick en had u niet ghesien, Philogame, dan juyst als ick u stemme hoorde, en recht voor u deure quam.

Soph. Eerlicke lieden zijn ghewoon haer beloften gestant te doen, schoon het haer by wijlen ongelegen is. Wel aen, treet binnen, en seght my daer wat ghy van my versouckt.

Phi. Ick sal my derhalven vergenought houden met dat ick van u gehoort hebbe, en wil nu komen tot de geschiedenisse selfs.

En dat alsoo zijnde, soo dunckt het my vreemt dat alle onse groote doctoren hier in noch maer als mollen en zijn, daer een oudt wijf al van doen af soo klaer in sagh.

Phi. Ick bidde u en spaert doch geen broot voor de vrienden, ende en laet niet onder u tonge 'tgene ick soo seer begeere te horen als yet dat ick nu ter tijt weet.

Wie is die heeten minne-brant 1695 Behendigh in syn boesem sluyt? De liefde past op geenen bant; Sy wil, sy sal, sy moeter uyt.

Phi. Hoe gingh dat toe, weerde Sophronis?e? 1710

Phi. Is daer voor te vreesen Sophronis?e? Ghy 1745 hebt my verklaert dat veel gheleerde mede?ijnen vast stellen, dat indien op den naem van eenigh persoon de pols van een jonge juffer, en oock haer wesen, seer verandert, dat daer uyt vastelick te besluyten is datse van desselfs liefde bevangen is. 1750

Soph. Dit wort veel tot verschooninge van dusdanige houwelicken by gebracht, lieve Philogame: Maer segh my doch een reys, plagh men wel een houwelick aen te gaen met yemant die kael en beroyt is, op hope dat hy wel eens rijck soude mogen 1925 werden?

Phi. Neen sekerlick, weerde Sophronis?e, de lieden gelooven in dien deele datse sien en tasten, en anders niet: de hope wert maer waen geacht in dese gelegentheyt. men moet hier vry al vaster gaen. 1930

Soph. Wel indien men op hope van toekomenden tijdelicken rijckdom geen houwelick en wil gronden, naer onse maniere van leven; dient men dan wel sulcx te doen op hope van dien onwaerdeerlicken rijckdom in 't geestelicke? 1935

Phi. Ick vernoughe my uwer redenen, weerde 1975 Sophronis?e, en 'tis onnoodigh hier toe meer te seggen: het out spreeck-woort is hier en elders niet dan al te waerachtigh.

'T nachtegaeltjen op de peul Dat vermagh te bijster veul. 1980

AANTEKENINGEN.

pleghen, in 't Mnl., "doen", zo ook bij Cats: plegen dwaesheyt, lusten, gemeenschap van bedde met, enz.--"Wat kooplieden ... plegen en niet plegen,"--"Wat ze vorder in dit geval meynt te plegen".--

Vgl. voor 't vroegere duits Mensing, Z. f. D. Phil., 1903, 229, en noot. Behaghel, Gebrauch der Zeitformen .

"bekaeyde streken."--

"Geen mensch die menschen kent en syn beroep verstaet, En wees oyt echte wijf tot soo bekaeyden raet."-- "Wie veel den acker ploeght, wanneer hy is besayt Die breekt sijn eerste werck, en maeckt 't et al bekayt."-- "Wis soo ghy langer blijft, soo isset al bekaeyt."

"Daer vingh het geestigh dier de vrijster aen te cussen."--

"Sy roept 'et door het bosch, sy klaeght 'et alle man Sy spreeckt de wachters zelfs, maer niemant weet 'er van".-- Maer waer toe langh ghekermt, ick ga de bueren spreken, En zie noch yet te doen, om dit gheweldt te wreken.

en ons: iemand gaan spreken.

Een schijn van onjuiste constructie in deze zin ontstaat doordat "aen" naar ons begrip bij spreken wordt gevoegd, en het "aen" bij vangen dan ontbreken zou.

Ick was ontijdigh groen, en hy begon te mallen. Dies is de maeghde-krans my van het hooft gevallen.

De vrijer spreekt tot de vrijster "met een ghebroken maeghdekrans."

"De nieu-gepluckte bloem, niet lange na de dagen, Dat sy den maeghdekrans niet meer vermocht te dragen." "Een snelle schicht op my gevallen.... Die trof mijn teere maeghde-krans."

Vgl. het lied bij Willems, Ovla. Lied n?. 135; Verwijs, Mnederl. Bloeml., p. 128.--Kalff, Lied i. d. ME., 153, 277, 381, 521.--"Verloren hab ich mein Rosenkranz," B?hme, Altd, Liederb. 152.

Wie ist die oyt met eene schoot Een schans of ander slot genoot?

vgl. Gloss. Granida; Mned. Wdb.

De vrijster wel ge?iert, na datse was gebeden; Quam uyt haer stil vertreck, en in de kamer treden, Haer vader ginger by, en nam haer metter hant, En seyde.....

"Wat is er menig wijf, dat liever heeft te praten Die liever heeft te gaen laveyen achter straten Als met een stillen geest haer kint te wysen aen Wat nu, wat naderhant is nut te zijn gedaen."-- "Ick sitte meest den ganschen dagh En hebbe liever wat te staen."

Vgl.? Dit heb ik je te zeggen dat je dat doet; en: Dat heb ik te weten, dat dit gebeurt.

"dat een soete coorts haer in het herte quam, Ghecropen meer en meer, die haer den sin benam", Vermaeck der Ieucht, .--

En 't Koortsigh Liedje, van Bredero.

"en tot een soet besluyt, Soo vlocht het maeghde-rot een kransje voor de bruyt."

"Men sagher sneegh beleit, men sagher vonden in, Vry teikens van verstant, en van een diepe min."

Misschien zijn de toen zo in trek zijnde "concetti" bedoeld.

Cum de fenestra corvus caseum raperet--alta consedit in arbore--Vulpis ut hec vidit e contra sic ait corvo--O corvus quis similis tibi? et pennarum tuarum quam magnus est nitor? Qualis decor tuus esset--si vocem habuisses claram--nulla prior avis esset--At ille dum vult placere et vocem suam ostendere--validius sursum clamavit--et ore patefacto oblitus--caseum deiecit--Quem celeriter vulpis dolosa avidis rapuit dentibus--Tunc corvus ingemuit--et stupore detentus deceptum se poenituit--Sed post inrecuparabile factum damnum quid iuvat poenitere?" Vgl. 760, A.

De vrucht die is te raken, En met een vollen mont op haren tijt te smaken.

vgl. plaet, platen, .

"syn herte soo bevanght, Dat hy tot in het mergh na hare jeught verlanght." "een jongh en rustigh man, Die, na den rechten eysch, u jeught vernugen kan."

Een gehuwde vrouw moet in sommige omstandigheden "alle hare jeughdigheden dempen en doen versterven."

"Daer is een deftigh man die leert u Roomsche spraeck."--Ongehoorzaam zijn om zichzelven het leven te benemen op bevel van de Mohammedaanse vorst, is een boze

"daet, Maer 't is een deftigh helt, die hier in willigh gaet."-- "..... hiet my lieve man, In dat soet-deftigh woort, daer in soo ligt verholen Wat u en my gelyck de Schepper heeft bevolen."-- "Het is geen deftigh man, Die met gebogen hals geen dwasen lijden kan."-- "Datje niet en nut, of met den monde smaeckt, Dat uyt een innigh vyer de lusten gaende maeckt .....maer breeckt de lange nachten Door vlyt tot deftigh werck."-- "o deftigh werck dat ick op heden doe... een wreede moort."-- "Zijn deftige taal stelden my ook gerust."

Haagsche Vondeling.

"Indien men recht gebruyckt den luyster der agathen, Het sal het jonge paar tot vrede konnen baten."-- "En trout oock op het ooge niet, Want 'et dient u beyde tot verdriet."

In officina cuiusdam fabri introisse dicitur vipera--Dum quereret aliquid ciborum--rodere coepit limam--Tunc lima ridens--ait ad viperam--Quid vis improba tuos ledere dentes? Ipsa sum--quae consuevi omne ferrum rodere--sed et si quid forte est asperum--fricando facio lene-quae si angulum tersero--si quid ibidem est ipsa precido--Ideo eum acriore mihi certandum est." Romulus, Die paraphrasen des Phaedrus, ed. Oesterley.

... "dat een keel derven moet een deel Om de rug en borst te decken."

Of als: zonder dat dit haar ten schande kan strekken? Vgl. Kiliaen i. v. hoin.

"waer de beste sinnen Besteden haren tyt ontrent een heyligh minnen."

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top