bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Van strak gespannen snaren by Rudolph R J W Roelof Jan Willem Kuyper Abraham Author Of Introduction Etc

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 365 lines and 21184 words, and 8 pages

Weest allen tezamen den Heere bevolen door

uw u liefhebbenden oud-leeraar,

R. J. W. RUDOLPH.

Amersfoort, 10 Februari 1914.

In mijn vorig schrijven heb ik U reeds onze behouden aankomst in Amersfoort gemeld. Zoo spoedig mogelijk ben ik hier naar mijn huisdokter gegaan, om mij wederom te laten onderzoeken. Hij was buitengewoon tevreden over de in- en uitwendige resultaten der kuur.

Alzoo ga ik dan, den Heere zij daarvoor lof en prijs, langzaam maar gestadig vooruit. Natuurlijk zou ik liever zien, dat mijn genezing grootere sprongen maakte. Maar wij weten niet, wat wij moeten begeeren. In Heidelberg is men van oordeel, dat een langzame maar steeds doorgaande genezing beter is dan een plotselinge, omdat zich bij de snelle genezingen de meeste terugvallen voordoen, terwijl een langzame maar gestadige voortgang der genezing de meeste kans biedt, dat men voorgoed van de kwaal wordt bevrijd.

Hoe dit zij, ik geef 't over aan den Heere, die mij beloofd heeft voor mij te zorgen. Dezer dagen wilde Hij mij wederom nog zoo krachtig vertroosten met de woorden van Ps. 91: 1, >>Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduwe des Almachtigen". Wat zal ik nog meer wenschen? Wat anders dan dat heel deze weg mij maar altijd nader brenge tot den Heere, mij altijd inniger Zijn gemeenschap doe smaken. Dit is 't Hoogste en Zoetste. Daarvan zing ik met Tersteegen in zijn overschoon lied: >>De vereeniging met God".

Ich bin im dunklen Heiligtum, Ich bete an und bleibe stumm; O ehrfurchtfolles Schweigen! Der beste Redner sagt mir nicht, was man hier ohne Reden spricht, durch Lieben und durch Beugen.

Hier ist die stille Ewigkeit ein immerwahrend selges Heut, dies Nun kann alles geben. Die Zeit vergeht mir s?sz un sacht; Ich m?chte beten Tag und Nacht, bei Gott im Geiste leben.

Hier ist mein wahres Element, ein Friedensland, weit ohne End, von Milch und Honig flieszend, Hier quilt im Grund ein Balsenflusz, durch alle Kr?fte des Genusz, So s?nftiglich ergieszend.

Dat is:

Hier is de stille eeuwigheid, een altijddurend zalig heden; dit >>nu" kan alles geven. De tijd gaat voorbij zoet en zacht; Ik wilde wel bidden dag en nacht, Om in den geest bij God te leven.

Hier is mijn ware element, een vredes-land zonder end, van melk en honig vloeiend. Hier ontspringt een balsembron, die 't genot in alle zielekrachten zoo zoetelijk doet stroomen.

Behaagt 't den Heere, mij te herstellen, dan heb ik natuurlijk ook nog een tweede begeerte, n.l. spoedig te mogen ingaan tot den arbeid, die zoo geheel de liefde van mijn hart heeft, den arbeid onder voogdij- en regeeringskinderen, onder ontslagen gevangenen, drankzuchtigen en zwervers.

Volgens sommigen is deze arbeid wel nutteloos; zij beschouwen eigenlijk alleen dan een bekeering als echt, wanneer iemand van zijn jeugd af als een kind des verbonds heeft geleefd. >>Wacht u voor bekeerde Joden, voor bekeerde hoeren, voor bekeerde bandieten! Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken." Ziedaar hun standpunt!

Er is zeker weinig betoogkracht noodig om dadelijk te doen zien, dat dit standpunt onhoudbaar is.

Het strijdt met de Schrift. De eerste Christelijke gemeente is uit bekeerde Joden als evenzoovele levende steenen opgebouwd, en hoeveel goeds wordt in de Schrift van haar gezegd. Een moordenaar volgde den Heiland in 't paradijs. Hoeveel liefde bewees de vrouw, aan wie veel vergeven was!

De feiten werpen ook dit heele standpunt omver. Denkt slechts aan een Da Costa, een Neander, een John Bunyan, een Rowland Hill.

De ervaring bewijst juist, dat menschen met een zwarte jeugd, wanneer zij waarlijk bekeerd worden, zich na hun bekeering zoo ver mogelijk van dit zwarte punt zoeken te verwijderen, en als Maria Magdalena zoo dicht mogelijk bij den Heere zoeken te zijn.

O, ik brand dan ook van verlangen, om dien arbeid te beginnen onder deze ellendigen en verlorenen.

In de stichting voor voogdij- en regeeringskinderen zullen we in den regel wel alleen degenen krijgen, die voor de gezinsverpleging ongeschikt zijn. Dit is dus 't minste soort. Maar o, wat lokt 't mij aan, deze zwarte schapen hun weg voor oogen te stellen, en hun te doen zien, hoe deze weg hen ten ondergang voert! Hoe lokt 't mij aan, hun tegelijk den oneindigen rijkdom van Christus' zoekende liefde te prediken, en hun den weg te wijzen, die leidt tot een eeuwig behoud!

Ook van de opleiding voor maatschappelijken arbeid stel ik mij veel goeds voor. Terecht heeft de Regeering ingezien, dat zij voor heel de opvoeding van dergelijke kinderen de krachten van 't particulier initiatief moet te hulp roepen. Vooral in de particuliere stichtingen kan de Christelijke liefde haar werk doen. Met dwang alleen komt men trouwens in 't werk der opvoeding niet veel verder. Laat de plantagehouder zijn slaven op den akker zenden, laat hij den man met de zweep medezenden; 's avonds keeren de slaven wel terug met de vruchten van hun arbeid, maar ook met een hart vol haat tegen den meester en tegen den arbeid. Liefde tot den arbeid moet den kinderen worden ingeprent. Daartoe moeten dwingend gezag en Christelijke liefde samenwerken.

De andere arbeid, onder ontslagen gevangenen, drankzuchtigen en zwervers, is van niet minder belang.

In den regel stellen wij ons voor, dat de gevangene in zijn kerker vurig naar de vrijheid verlangt. En dit is ook zoo. Toch is er iets, dat hem al 't genot der vrijheid geheel vergalt. De gevangene weet, dat hij in zijn gezin de eereplaats kwijt is. Werk krijgt hij niet gemakkelijk meer. Wie wil iemand hebben, die gezeten heeft? Velen vallen na hun ontslag uit de gevangenis in de misdaad terug, en zij gaan hun verder leven van de gevangenis in de maatschappij, van de maatschappij in de gevangenis. Dit moet voorkomen worden. Deze menschen moeten geholpen worden. >>Peccator est, comprime; homo est, miserere!" >>Hij is een misdadiger, bestraf hem; hij is een mensch, heb medelijden met hem!"

Ook voor de drankzuchtigen moet er een retraite zijn, waar hun verstoord zenuwleven hersteld wordt, en waar zij onder de bearbeiding der Christelijke liefde tot den strijd tegen de drinkgewoonte worden gesterkt.

Het moeilijkst te behandelen zijn de zwervers, de arbeidsschuwen; die leven van bedelarij en diefstal. Maar de Heere kan ook uit deze steenen kinderen Abrahams verwekken.

O geve mij de Heere dezen arbeid te mogen beginnen!

Geliefden, houdt aan in 't gebed voor mij! Verblijde ons de Hoorder der gebeden nog door Zijn groote daden!

Uw u liefhebbende oud-leeraar,

R. J. W. RUDOLPH.

Amersfoort, 19 Februari 1914.

Tot mijn leedwezen kan ik u thans geen uitvoerig schrijven doen toekomen. Ik lig met een lichte maagkatarrh te bed, en kan dus niet schrijven.

Gedenkt onzer, en weest den Heere bevolen

door uwen u liefhebbenden oud-leeraar,

R. J. W. RUDOLPH.

Amersfoort, 25 Februari 1914.

Het speet mij zeer, dat ik u een vorig maal door een lichte maagkatarrh, die mij een paar dagen aan 't bed bond, geen uitvoerig schrijven kon doen toekomen. Van deze kleine ongesteldheid ben ik thans, den Heere zij dank, geheel hersteld.

Wat de eigenlijke kwaal aangaat, behoudt 't proces zijn gewoon verloop. Den ??nen dag gevoel ik me eens wat beter dan den anderen dag; maar over het geheel genomen ga ik toch langzaam vooruit.

Ik zal echter lang moeten wachten, voordat ik geheel hersteld zal zijn, wanneer 't den Heere althans behaagt mij te genezen. Dit lange wachten valt weleens moeilijk.

Toch zou ik mij zeer bezondigen, wanneer ik klaagde. De Heere maakt 't gedurende dezen wachttijd in alle opzichten zoo boven bidden en denken wel.

Ik denk in deze dagen veel aan Mozes' beproeving in Midian.

Door Gods allerbijzonderst voorzienig bestel is hij door de hand eener prinses uit 't water getogen, en door haar zorg met de wijsheid van Egypte als overgoten. Temidden dezer heidensche opvoeding bevestigt de Heere nochtans aan Mozes Zijn verbond, dat Hij met Abraham heeft opgericht, en door deze heerlijke genadedaad Gods kiest Mozes in zijn hart den smaad van 't onderdrukt slavenvolk boven alles wat 't heidensch Egypte hem kan bieden. Een heerlijk levensideaal teekent zich af voor Mozes' oog. Hij voelt zich de providenti?el aangewezen verlosser van zijn arme volk, en hij trilt van verlangen om als zoodanig te mogen optreden. Hij is nu veertig jaar geworden. Hij gaat zijn volk bezoeken. Hij ziet een Egyptenaar een Isra?liet mishandelen. Hij grijpt den verdrukker en velt hem neer.... Dit zal 't sein worden tot den algemeenen opstand van 't vertrapte slavenvolk! Nu zal de geweldige strijd beginnen!.... Droef verstoorde illusie!. Den volgenden dag treedt een Isra?liet als verrader tegen Mozes op. Wel een bewijs, dat dit volk allerminst rijp is voor de groote worsteling. Het zal nog zwaarder verdrukt moeten worden, voordat de Isra?lietische heldenziel ontwaakt. Mozes' eigen leven raakt in gevaar. Hij vlucht de woestijn in, totdat hij in Midian een veilig toevluchtsoord gevonden heeft bij R?hu?l, den priester-sjeik, die den jongen man niet alleen in zijn huis maar ook in zijn familie opneemt. Hier vertoeft Mozes veertig jaren, van week tot week, van maand tot maand, van jaar tot jaar de kudde weidend van zijn schoonvader R?hu?l.

Welk een domme zaak voor 't oppervlakkig oog! De Heere formeert Mozes tot een verlosser voor zijn volk, en op 't oogenblik dat deze man Gods als zoodanig wil optreden, breekt de Heere Zijn eigen werk af. In plaats van Isra?l aan te voeren in den strijd tegen Egypte, moet hij veertig jaren achtereen 't vee van R?hu?l weiden in de woestijn. Ossen en schapen hoeden kan iedereen; voor de verlossing van een volk is een allerbijzonderste zalving van noode; aan Mozes is de zalving gegeven, en zie, daar wordt de kostelijke middelmoot van 't leven van dien man, van zijn 40e tot zijn 80e jaar, als waardeloos in de woestijn weggeworpen. De geweldige leeuw wordt voor een zandkarretje gespannen, en moet zoo veertig jaren achtereen zijn reuzenkracht verbruiken in nietig werk. Welk een beproeving voor Mozes!

Zeer juist! Maar evenals alle beproeving is deze weg voor Mozes de meest gezegende; deze lange omweg is de rechte weg, waarin zijn opvoeding tot verlosser des volks moet worden voltooid. Neen, de man, die daar kersversch uit de Egyptische omgeving kwam, was nog niet de rechte man voor de groote taak, die hem wachtte. Zeker, hij is vol van geloof; maar ook vol van eigenwaan. Met welk een illusie gaat hij naar de broeders. Hij zal zwaardwettende krijgszangen slingeren in de gemoederen van die martelaren, wien hij hulpe heeft toegezegd.... bij Mozes, den man Gods. De Heere zal aan de spitse treden, en door des Heeren zegen zal onder Mozes' leiding het verdrukte slavenvolk tot een heldenvolk worden, dat zich aan den greep der Egyptische onderdrukking ontworstelt. Welk een held is die Mozes! Maar in eigen oog! Ternauwernood is zijn eerste verlossingsdaad verraden, of...., hij slaat dadelijk op de vlucht. Er moet nog iets meer aan hem gebeuren, als hij werkelijk is de man Gods, die zich vasthoudt aan den Heere als ziende den Onzienlijke, en die daarom tegenover Fara? pal staat als Sina?'s rots. Dat groote werk wordt nu aan Mozes gewrocht in R?hu?ls huis en in de woestijn! Daar leert hij, wat hij in Egypte niet had kunnen leeren. Midian is de hoogeschool, die Mozes eerst nog moest doorloopen, voordat hij bekwaam was voor zijn hooge taak. Ongetwijfeld heeft ook Mozes dit later alles ingezien, en er den Heere voor gedankt.

Op soortgelijke wijze als voor Mozes heeft de Heere aanvankelijk de beproeving ook voor mij gezegend.

Zeker, het kruis is hard, zwaar, drukkend. Niemand mag 't begeeren. Dit ware tegen de ordening Gods. Ieder verdrukte mag en moet, mits met ootmoedige en eerbiedige onderwerping van eigen wil aan des Heeren souvereinen, wijzen, ook heiligen wil, bidden om wegneming van 't kruis.

En toch, wanneer 't den Heere behaagt, 't kruis op te leggen, en den druk aan hart en leven te heiligen, is er niets meer zegenrijk dan 't kruis.

Luft, die alles f?llet, drin wir immer schweben, aller Dinge Grund und Leben; Meer, ohne Grund und Ende, Wunder aller Wunder: Ich senk mich in Dich herunter. Ich in Dir, Du in mir; lasz mich ganz verschwinden, Dich nur sehn und finden.

Dat is:

Lucht, die alles vult, waarin wij altijd zweven, aller dingen Grond en Leven; Zee, zonder grond en eind, wonder aller wonderen: Ik zink in U ten onderen. Ik in U, Gij in mij: laat mij geheel verdwijnen, U slechts zien en vinden.

O, gezegend kruis, dat zulk een heil mij bracht!

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top