Read Ebook: Een verheugd volk en een jubelende stad by Sielof Johanna Maria
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 619 lines and 35426 words, and 13 pages
>>Neen, neen, dat zullen we nooit goedkeuren, die armenhuisjes komen toch wel in orde, daarvoor hebben we niet opgespaard!<< riepen allen.
>>Daar heb je nu net zoo'n geval, als waarover jij, Greta! je ergert en Heintje nagedacht heeft. De Koningin laat daarom haar secretaris schrijven: >>Daar de vriendelijke bedoeling der gevers en het bewijs van aanhankelijkheid voor H. M. hoofdzaak is, het H. M. veel genoegen zou doen, indien het mogelijk ware, een gedeelte der gelden, ingezameld voor dit doel, een bestemming te geven ten behoeve van liefdadige instellingen.<<--We zullen er, als alles klaar is wel meer van hooren,<< besloot de voorlezer.--
>>Staat er anders niets over de Koningin zelf in, zeg Anton?<<
>>Ja, hoor eventjes, maar val me niet in de rede, ik moet 't theegoed wegruimen. >>H. M. dejeuneert dagelijks bij de Koningin-Moeder, en doet kleine wandelingen voorafgegaan door een heer, vergezeld van een hofdame en gevolgd door een lakei.<<--Zoekt zelf maar verder, meisjes.<<--En weg was de knecht, binnen hoorde hij hetzelfde onderwerp behandelen, doch natuurlijk deed hij, als verstond hij er geen woord van.
Van enkele Huldeblijken.
>>Mama, Grootmama noodigt Ida en mij te logeeren, om haar 70en verjaardag te helpen vieren;<< aldus Gustaaf met een brief in zijn hand. >>Zet u maar geen ernstig gezicht over die 3 of 4 dagen verzuim van de lessen; zij bleef den heelen winter wel; zij miste er geen een. Grootmama zal haar meenemen om de Haagsche wieg te gaan zien.<<
>>Mama, niet eerst aan Mademoiselle vragen, laat Guus dadelijk Grootmama berichten, dat zij komen; Ida zal z?? verrukt ophooren: Eenig, eenig! zal ze juichen; zeg nu gauw ja, Moedertje!<< zoo pleitte de oudste dochter.
En Ida juichte, toen ze aan de thee vernam van het ongedachte uitstapje; al kostte het Mevrouw en den twee grooten eenige moeite, toch zwegen ze van de wieg, om zelven later temeer van Ida's opgetogenheid te genieten.
Gezellig zaten Ida en Gustaaf in Grootmama's ouderwetsche, doch huiselijke zitkamer met haar aan de thee en spraken over het ontmoeten der vele bloedverwanten, die den vorigen dag ter eere van den 70en verjaardag gekomen waren. Allen, kleinkinderen, kinderen niet het minst, verheugden, zich over den welstand der oude mevrouw, die lang niet altijd een kalm leventje had geleid, en toch nog zoo kras mocht heeten.
>>Grootmama, heeft u heusch 11 kinderen gehad? Ik kan niet meer dan 7 ooms en tantes vinden en Papa er bij dat is 8.--Zijn er van uw kinderen 3 gestorven?<<
>>Ja, Ida; ik heb bij mijn eigen kinderen ook 'n Ideletta gehad, die werd 20 jaar en stierf aan typheuse koorts met longaandoening; 'n Jacob, die op 14-jarigen leeftijd aan hersenziekte overleed, en een Willem die een jaar ouder was dan je Papa; hij werd maar 11 weken en bleef in een stuip. De Heer had je Grootpapa nog gespaard; ik behoefde zoo zeer zijn steun bij elk dier sterfgevallen.<<
De oude mevrouw zweeg lang, zoodat Ida begon te vreezen, dat zij door haar nieuwsgierigheid haar goede grootmoeder smart had aangedaan; zij keek bedrukt van haar werk op en staarde in de grillige vlam van het turfvuur in den wijden schoorsteen.
>>Kind, waar peins je over? Gustaaf is verdiept in zijn courant, waarvan hij al het nieuws voor zich houdt; en jij, praatgraag, zegt niets.<<
>>Grootmama, ik dacht, dat ik u verdriet had gedaan met mijn vragen, het zou mij werkelijk spijten.<<
>>Neen, kindlief! mijn overleden man en kinderen vergeet ik nooit en mis ik nog altijd, doch ze zijn in den Heer ontslapen en dat troost mij.<<
>>'t Moet toch vreeselijk akelig wezen om dood te gaan, denkt u ook niet?<<
>>Guus! ik ben hier niet in de leerkamer, gelukkig niet! Die Hollandsche lessen zijn wel de prettigste; maar onmogelijk kan ik altijd op mijn woorden letten.<<
>>Zou je graag nagewezen worden voor slecht Fransch, leelijk Engelsch, onnauwkeurig gesproken Duitsch, petekind?<<
>>O, neen, Grootmama, maar Hollandsch hoeft zoo mooi niet.<<
>>'t Is goed, dat H. M. je niet hoort, meisje! Die vindt het bepaald noodig, dat Nederlanders hun taal goed spreken; ik wou dat je al uitgingt en je Mama je aan het hof liet voorstellen, dan zou je eens hooren, niet alleen die lieve stem der Koningin, maar ook hoe zuiver Zij onze mooie moedertaal uitspreekt. Heeren zijn soms in de gelegenheid H. M. bij offici?ele gelegenheden een toespraak te hooren houden. Zij roemen de Koningin altijd, omdat Zij zoo duidelijk en van pas spreekt; gelukwenschen en aanspraken degelijk beantwoordt; de Koningin kan vooraf niet bedenken wat Zij zeggen zal, want wie vertelt Haar wat de betrokken burgemeester, president enz. te berde zal brengen; neen, Ida, ge moet het Nederlandsch liefhebben en daarom eeren en goed spreken.<<
>>Grootmama, u spreekt naar mijn hart, wij, studenten, hebben een reciteer- en declameerclub met het doel goed en voor de vuist ons over allerlei uit te drukken; en om u te plezieren, wil ik er wel bijvoegen, dat ik mijn best doe de platte taal, die velen tegenwoordig mooi vinden, te weren.<<
Grootmama zag haar oudsten kleinzoon zeer tevreden aan en drukte even zijn stevige hand, die hij haar zoo gul toestak; daarop wendde ze zich weer tot Ida en zei: >>Als je nu belooft nooit meer zoo gering van onze taal te spreken, dan mag je morgen iets zien, dat H.M. gaat gebruiken. God geve het naar ons wenschen en bidden,<< voegde de oude dame er bij.--
>>Iets dat de Koningin gaat gebruiken, wat bedoelt u, Grootmama?<<
De blik van verstandhouding met Gustaaf gewisseld, ontging het jonge meisje niet; toen de oude mevrouw antwoordde: >>Waarin zal de Prins of Prinses over dag rusten? Immers in de Haagsche kamerwieg, meisjelief, die mag je morgen gaan zien.<<
>>Wat, Grootmama! Ik? Dat kan immers niet, ik heb er niet aan bijgedragen. We wonen niet in Zuid-Holland. Mag ik heusch?<<
>>Ja, heusch! Hoe het kan is mijn geheim, je mama en Gustaaf hebben dit geheimpje ook goed bewaard, dat merk ik wel.--Nu, Gustaaf was geen zoon van mijn Hendrik, als hij niet zwijgen kon.<<
>>Heerlijk, eenig, verrukkelijk!<< jubelde Ida, die even opsprong en Grootmama eens pakte, op gevaar af den ouden, mageren hals pijn te doen. >>Welk een genotje! hoe lief van u bedacht; u is toch een echte grootmama! dat zeg ik maar!<<
>>Het is goed, dat ik niet alle dagen voor een verrassing van een echte grootmama omhelsd word;<< zeide Mevrouw, terwijl ze de kanten slippen harer muts terecht schikte.
>>Ik wou u geen pijn doen, maar 't komt zoo onverwacht, 't is de eerste wieg, die aangeboden wordt. Ik zal morgen dadelijk naar huis schrijven, dan weten ze het nog v??r de courant komt.<<
Ida was zoo goed als haar woord.
DEN HAAG, 3 April '09.
Jullie dacht niet, als ik maar 4 dagen wegbleef toch een brief van mij te krijgen, maar ik wil je gauw vertellen wat ik van middag gezien heb. Raden kan het niemand.--De kamerwieg van den Haag en Zuid-Holland ! Eerst dacht ik er staat niets dan ragfijne kant; maar ik lette goed op en luisterde naar de freule, die uitleg gaf.--
De eigenlijke wieg is van zeer mooi mandenwerk, van buiten en van binnen versierd met een kanten strook, over de kap zitten kanten strooken en ook langs de gordijntjes. De sprei, heeft middenin een koninklijke kroon, is van duchesse applicatie op licht blauw fluweelen ondergrond, om de fijnheid. De randen der kanten vertoonen oranjebloesems met oranjeappeltjes. De motieven voor dit mooie kantwerk zijn naar een oude Argenton kant door Jhr. E. H. van Loon, den voorzitter der kantwerkstersschool, daarvoor geleend. Tesselschade borduurde in beelderig, dicht Fransch werk de lakentjes en sloopjes en de wit satijnen deken. Alles is opgemaakt door: >>Arbeid Adelt.<< Onder al dit moois staat een voetstuk van opengewerkt hout, met vergulde, bronzen bas-reliefs. Het voor- en achterstuk vertoonen v??r, spelende kinderfiguurtjes en achter, de koninklijke kroon; dit heele onderstel is wit gelakt, versierd met beeldhouwwerk, dat men met poedergoud verguld heeft.
Het is eenig mooi en alles zoo rijk en toch zoo luchtig en sierlijk; ik hoop maar, dat de Amsterdamsche wieg net zoo, liefst n?g fraaier wordt, als dit mogelijk is.
De Koningin zal wel heel vroolijk kijken. Het heerlijkste zal toch wel wezen, als zoo'n lief, rose kindje daar tusschen die mooie lakentjes, op dat lieve kussentje ligt te slapen, misschien steekt het wel eens, net als Dora deed, op een keertje een blootgewoeld voetje tusschen de dekentjes uit. Zou jullie niet graag eens in die kinderkamer met al dat moois gaan kijken? Ik wel, dolgraag; maar dat is alleen een genotje voor de hofdames.
Nu, gegroet! veel liefs aan Papa en Mama en jullie allen van Grootmama en van mij; tot overmorgen! Dan kom ik weer me? zuchten en brommen over al de lessen.
O ja! mijn beleefde groete aan Mademoiselle.
Je zus Ida.
>>Mevrouw, de kastenmaker,<< aldus diende Anton den knappen schrijnwerker aan, die sedert verscheidene jaren de familie bediende. Tot schrik van Mademoiselle, tot blijdschap van het drietal, moest Mevrouw met Gladschaaf in de leerkamer raadplegen over een ouderwetsche kast daar; en Mevrouw kwam niet alleen, ook een familielid, uit Engeland overgekomen, verlangde over zulk een pronkstuk te worden ingelicht.
>>Zulk werk wordt niet meer vervaardigd, is het wel?<< vroeg laatstgenoemde.
>>Neem mij niet kwalijk, Mevrouw, als de dames er het geld voor over hebben, dan kunt u tegenwoordig nog veel schooner stukken van werkmanskunst bekomen. De werktuigen en gereedschappen zijn veel verbeterd en de schrijnwerker, die zijn vak verstaat en er pleizier in heeft, kan door tijdschriften en afbeeldingen zich op elken stijl, dien hij verkiest, toeleggen; maar daar de levenswijs duurder is en de loonen hooger zijn, moet er voor mooi en degelijk werk meer betaald worden, dan vroeger. Ik ben blij over het mooie ontwerp voor de Amsterdamsche wieg en wat ik van de Friesche kast las, deed mij watertanden om ook mijn krachten aan zoo'n bewijs van Nederlandsche vindingrijkheid te beproeven. Als u er mij een bestelt, zult u in Engeland er om benijd worden, Mevrouw!<<
De jongejuffrouwen zullen het wel aardig vinden, dat >>Arbeid adelt<< een matrasje er bijvoegde voor de kleedtafel met een doos sloopjes. Het waschgerei is van zilver: spons- en zeepdoos, kom en kan alles met parelrandjes afgezet. H. M. roemde van al de voorwerpen de fraaie en welgeslaagde uitvoering als proefstukken van Utrechts nijverheid.--Doch Mevrouw ik zou u te lang ophouden, als ik zoo voortging; zal ik de kastdeur morgenmiddag komen uitnemen? Hier kan ik die herstelling niet verrichten, zal ze goed wezen.<<
>>Wat krijgt de Koningin veel geschenken, vinden jullie het ook niet,<< riep Dora, na het vertrek van Gladschaaf. >>O, hij heeft er geen tiende part genoeg van verteld, alle avonden staan de couranten vol over aangeboden of ten toon gestelde huldeblijken,<< zei Lize.
>>Onze wieg, wou je er soms ook eens in Dora?<< spotte Ida.
>>Och, kom; de wieg van Amsterdam is onze wieg en die wordt de mooiste en dat is maar goed ook, want Amsterdam is Amsterdam!<<
Mademoiselle en de zusjes lachten allen even hartelijk over die redeneering der kleine meid; deze, door die vroolijkheid niets uit het veld geslagen, ging voort: >>Het is heerlijk, zegt de Hollandsche juffrouw, dat het heele land blij is met de Koningin, want zoo'n kindje is er nog nooit in ons lief Oranjehuis geweest.<<
>>Maar Dora, zoo kan de juffrouw dit niet gezegd hebben!<<
>>Maar ze meende het wel zoo, niet waar Mademoiselle? U hoorde het toch ook.<<
De aangesprokene achtte het beter hier niet op in te gaan en zette ieder weder aan het werk.
>>Zeg, Doraatje! weet je dat het kindje kleine meubeltjes krijgt? Apeldoorn geeft ze; kastje, tafeltje, stoeltjes alles wit gelakt en met gebattikte kussentjes, wat zal het lief staan. Ze zijn allemaal klaar en blijven op Apeldoorn, maar een photographie er van met een oorkonde is aan de Koningin gezonden.<<
>>Wel Coosje, ge moet eens vlug den kleinen koffer pakken, en met Mientje een dag of 8 naar Middelburg gaan,<< zoo sprekende zette Gladschaaf zich aan het middagmaal.
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
