Read Ebook: Weggeloopen! by Buckland James Desnoyers Louis Aldin Cecil Illustrator Donath Van Der Scheer Mevr Translator
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 979 lines and 36987 words, and 20 pages
Paul vertelde hoe het kwam.
,,O zoo, is dat het geval; dan zullen we een handje moeten helpen," en Roybon klauterde op den hoop scherven en haakte Paul los.
Eerst hield hij hem nog een poosje op armslengte van zich af, zwevend tusschen hemel en aarde en vertelde onderwijl aan Pak-an, dat hij niet moest denken, dat het een kluifje voor hem was. Toen zette hij den jongen voorzichtig op den grond.
Paul was er geheel op voorbereid, dat de veldwachter zoo dadelijk zijn zwaard zou trekken om hem het hoofd af te hakken en dat de hond op hem toe zou vliegen om hem een stuk uit de beenen te bijten, maar toen hij weer vasten grond onder zijn voeten voelde en bemerkte, dat al die akeligheden niet gebeurden, kreeg hij zijne gewone brutaliteit spoedig terug.
Hij stak zijn handen diep in de zakken en wandelde kalmpjes verder met groote onverschilligheid, een deuntje fluitend, alsof hij zoo onschuldig was als een pas geboren kind.
Maar zoo gemakkelijk liet Roybon hem niet gaan. Met zijn groote hand pakte hij hem stevig bij den schouder vast.
,,Wa's dat nou! Laat me los!" riep Paul, ,,waarom ho? je me vast?"
,,Omdat je appels gestolen hebt."
,,Dat kan je niet meenen!"
,,Wat dee je dan boven in dien boom?"
,,Weet ik 't? Ik denk dat ik daar wat aan 't wandelen was. Ik behoef jou toch geen permissie te vragen, als ik eens lust heb om wat in de takken van een boom te gaan wandelen? Daar heb jij niet mee te maken."
,,Waar komt die dan vandaan," zei Roybon en hij nam den half afgebeten appel op, die op den weg was gevallen.
Paul kreeg een kleur tot achter de ooren. Hij herstelde zich echter spoedig.
,,H?!" zei hij, ,,die?" en hij bekeek den appel met alle aandacht, het hoofd een beetje op zij, alsof hij daar juist een natuurwonder ontdekte. ,,Wel, ik denk, dat die zoo groeide... Ja, 't is waar ook," vervolgde hij na een kleine pauze, ,,ik ken iemand, die heeft in zijn tuin een boom vol appelen net precies zoo'n model als deze."
,,Dat wil ik graag gelooven jongetje; die zeker iemand is dan bepaald een buurman van jou," zei Roybon lachend.
Nu werd Paul toch verlegen. De veldwachter keek hem zoo strak in de oogen. Paul was niets op zijn gemak.
Beiden zwegen eenige oogenblikken.
Paul verbrak de stilte het eerst: ,,Waarom heb je me toch eigenlijk zoo'n pijn gedaan, lafaard?" zei hij met een huilerige stem en wreef daarbij zijn elleboog met een pijnlijk vertrokken gezicht.
Roybon zette groote oogen op.
,,Ik jou pijn doen? Wanneer deed ik je pijn?"
,,Toen je me uit den boom scheurde en op den grond smeet."
,,Wel! Alle....!"
,,Ja zeker! Je weet het heel goed. Ik ben bont en blauw over m'n geheele lijf."
Een oogenblik keek Roybon, alsof hij het in Keulen hoorde donderen. Toen barstte hij in lachen uit.
,,Hier!" zei hij, ,,ik zal je leeren leugens te verzinnen!" en meteen trok hij hem eens flink aan zijn ooren. ,,Nou? hoe smaakt dat? dee ik je nou pijn?"
,,Laat mijn oor los of ik geef je een opstopper!"
Paul was nooit te voren met een veldwachter of politieagent in aanraking geweest, anders had hij wel geweten, dat die gewoonlijk niet met zich laten spotten.
,,O zoo," riep Roybon, ,,ben jij van die kracht jongetje. Ik was van plan om je te laten loopen, als ik er den schrik goed bij je in had, maar nu moet je mee."
,,Laat me los!" riep Paul al schoppend en stampend, ,,laat me los, of ik zal 't aan mijn vader zeggen!"
Paul vergat op dit oogenblik, dat hij nog niet zoo heel lang geleden van plan was geweest zijn ouderlijk huis en zijn vader en moeder voor goed te verlaten.
,,Kom mee," zei de veldwachter, want zijn geduld was nu uitgeput, ,,anders trek ik je weer aan de ooren."
Paul begreep, dat dit niet enkel een dreigement was en ging schijnbaar onderworpen mee. Onderwijl zon hij echter steeds op middelen om te ontvluchten.
Plotseling stond hij stil, begon hevig te hoesten en hikte, alsof hij op 't punt was van te stikken: ,,Laat me los! Ik kan geen adem meer krijgen. Je worgt me!"
Z?? kunstig was Pauls komediespel, dat Roybon in den val liep.
Even liet hij Paul los en op 't zelfde oogenblik koos deze het hazenpad.
Maar hij had buiten Pak-an gerekend.
Voor hij tien pas had afgelegd had de hond hem bij het, een weinig te wijde, achterdeel van zijn broek gepakt.
Dadelijk stond Paul stil en hij deed ook geen moeite om los te komen, want in Pak-an erkende hij oogenblikkelijk zijn meerdere, met wien niet te spotten viel.
,,Voorzichtig, Pak-an, voorzichtig," riep Roybon, terwijl hij bedaard nader kwam, in ongeregelden pas stampend met zijn houten been over den weg. ,,Denk er aan, dat hij heelemaal bont en blauw is! En hij wou immers ook niet wegloopen; bewaar me neen. Hij begint juist een beetje van ons te houden."
Die spottende toon maakte Paul razend, veel liever had hij een flink pak slaag gehad.
Bleek van drift vloog hij op Roybon aan.
,,Geen gekheid jongetje als 't je belieft," zei de veldwachter en greep de kleine polsen stevig tusschen zijn gespierde vingers. ,,Ga nu maar heel bedaard mee, anders zal ik je wat geven dat je nog lang zou heugen."
Paul vond het dan ook maar geraden te doen zooals hem bevolen was.
't Is altijd een groote gebeurtenis op een dorp als er iemand wordt opgebracht. 't Brengt een kleine afwisseling in 't gewone dagelijksche onderwerp van gesprek, dat over niet veel anders handelt dan over het doen en laten van buurman en buurvrouw.
Men vertelde elkaar reeds van deur tot deur, dat er een zeer gevaarlijk misdadiger gevat was. Ieder die maar loopen kon, holde de straat op en de oudjes strompelden naar de voordeur of naar de open ramen, om van de voorbijgangers bijzonderheden te hooren van wat er te doen was.
,,'t Is een moordenaar!" zei de een.
,,Een brandstichter!" zei een ander.
,,Een valsche munter!" riep een derde.
,,Misschien is het die, die de bank bestolen heeft!" veronderstelde een vierde.
,,Bepaald, dat is ie," bevestigde een vijfde.
,,Nou wat of ie is, da's alles om 't even," zei elkeen, ,,maar dat 't 'n gemeene deugniet is, daarvoor behoef je 'm maar in z'n facie te kijken."
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page