Read Ebook: The Story of Justin Martyr and Other Poems by Trench Richard Chenevix
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 83 lines and 6140 words, and 2 pages
UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS TE GRONINGEN.
P. R. BOS--C. L. VAN BALEN, Volledige Aardrijkskundige Leergang voor de Volksschool:
Nederland, 1e stukje, ge?llustreerd +f 0,30+
Europa en de Wereld, 2e stukje, ge?llustreerd +0,30+
De Wereld, Oost- en West-Indi? en Nederland, 3e stukje, ge?ll. +0,30+
Atlas van Nederland +0,25+
Invulatlas van Nederland +0,10+
Atlas der geheele aarde +0,35+
Invulatlas der geheele aarde +0,15+
Toelichting +0,30+
Globes per dozijn in doos +0,90+
~ Nederland } in het vierde leerjaar of in de laatste helft Atlas van Nederland } van het derde en in het vierde leerjaar.
Europa en de Wereld } Atlas der geheele aarde } in het vijfde leerjaar. Invulatlas der geheele aarde }
De Wereld, Oost- en West-Indi? en Nederland } Invulatlas van Nederland } in het zesde De atlassen en invulatlas der voorafgaande leerjaren } leerjaar.
Scholen met beperkt leerplan kunnen met de boekjes en atlassen van het vierde en vijfde leerjaar, welke een afgerond geheel geven, volstaan.
In een korte toelichting wordt de gang der methode en de wijze, waarop de schrijver enkele zaken aan de kinderen duidelijk maakt, uiteengezet.
UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS TE GRONINGEN.
LANGS ROTTE, MAAS EN SCHIE.
SCHETSEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN ROTTERDAM,
DOOR
J. M. DROOGENDIJK en J. S. VERBURG.
EERSTE DEELTJE.--GEILLUSTREERD.
f 0,50.
TE GRONINGEN BIJ J. B. WOLTERS' U. M., 1911.
STOOMDRUKKERIJ VAN J. B. WOLTERS.
VOORBERICHT.
Bij het verschijnen van dit werkje is het ons een aangename plicht onzen hartelijken dank te betuigen aan Mej. Dr. H. C. H. Moquette, Adjunct-Archivaris en den Heer G. v. Rijn, Gemeente-Bibliothecaris, voor de zeer gewaardeerde medewerking, die wij van hen mochten ondervinden.
Voor de kaartjes zijn wij veel verplicht aan Dr. C. te Lintum, Leeraar aan de H. B. S. alhier. Ook hem onzen hartelijken dank.
Van de illustratie's danken wij er eenige aan particulieren; enkele zijn afkomstig uit het Museum van Oudheden, maar verreweg de meeste uit de rijke verzameling van het Gemeente-Archief.
Een woord van dank past hier zeker aan de ambtenaren dezer instellingen, benevens aan die van de Gemeente-Bibliotheek voor de groote welwillendheid, waarmede zij ons steeds weer behulpzaam waren.
Niet onvermeld mogen wij ook laten de bereidwilligheid, waarmede verschillende ambtenaren, verbonden aan onderscheidene Takken van Dienst in deze gemeente, ons steeds een afdoend antwoord gaven op onze vragen om inlichtingen. Ook waar wij een enkele maal bij particulieren aanklopten, vonden wij steeds een gewillig gehoor.
Hoewel het noemen van onze bronnen hier onnoodig geacht kan worden, willen wij een uitzondering maken voor het op de scholen nog te weinig gebruikte werk >>Rotterdam in den loop der eeuwen<< door Dr. C. te Lintum e. a. en de Rotterdamsche Jaarboekjes, die ons van zeer veel dienst zijn geweest.
Ons boekje is bestemd voor de hoogste klassen der Rotterdamsche scholen. We zijn nl. van meening, dat de historie onzer stad, voor zoo ver ze voor kinderen belangwekkend en begrijpelijk is, in deze leerjaren in verband met de Vaderlandsche geschiedenis onderwezen dient te worden. Ook op Herhalingscholen kan, naar het ons schijnt, dit werkje dienstig zijn, om bij de oudere leerlingen de belangstelling in de geschiedenis hunner woonplaats te wekken en levendig te houden, terwijl de uitgever van meening is, dat het boekje in een prachtbandje ook kan dienen als prijs voor de leerlingen, die de school verlaten.
ROTTERDAM, 1911. DE SCHRIJVERS.
Wanneer twintig eeuwen geleden een verdwaalde Germaan in zijn kano, van den Ouden Rijn af, den grilligen loop der Rotte had gevolgd, zou hij, indien het eentonige landschap van riet en biezen aan den mond van dit riviertje had plaats gemaakt voor een wijd vergezicht over een onafzienbaren waterplas, geen Rotterdam hebben ontdekt. Van onze stad met haar 400.000 inwoners bestond nog niets. Geen dorp, geen gehucht, geen enkele hut zelfs zou het oog van den eenzamen reiziger hebben getroffen. Dit zou ook niet mogelijk geweest zijn, want van den bodem, waarop Rotterdam is verrezen, was ?f nog niets, ?f zeer weinig aanwezig. Daar spoelden nog lustig de golven van de breede binnenzee of lagune, door de Romeinen Helinium genoemd.
De enkele deelen, die zich aan den mond der Rotte misschien boven de wateren verhieven, kunnen een paar zandbanken geweest zijn.
We treffen nl. in onze stad enkele plaatsen aan, waar de ondergrond uit zand bestaat. Hier moeten zich dus vroeger zandbanken bevonden hebben, die, dit weet men zeker, al zeer vroeg te zien waren. De bedoelde deelen zijn Feyenoord en de Zandstraat met het Roodezand. Deze laatste twee straten hebben zelfs haar naam naar een dezer zandplaten ontvangen, die, van verre gezien, een rosachtig voorkomen had. Nu zou het mogelijk zijn, dat deze banken ? 2000 jaar geleden reeds boven het water uitstaken, maar zekerheid daaromtrent bestaat niet. Waar wij Rotterdammers, wat de geschiedenis onzer stad aangaat, echter toch al zooveel ten achter staan bij de bewoners van Wijk-bij-Duurstede, Nijmegen, Tiel, Utrecht, Vlaardingen, Voorburg, e. m. a., alle plaatsen, waarvan de geschiedenis zich tot ver in de grijze oudheid verliest, laten wij, om de historie onzer stad wat meer glorie bij te zetten, dan maar als vaststaand aannemen, dat deze deelen van den Rotterdamschen bodem zich ten tijde der Romeinen reeds boven de wateren van het Helinium vertoonden.
In deze binnenzee mondden behalve de Rotte nog andere wateren uit, die we nu kennen als Waal, Lek, Hollandschen IJsel en Schie. Deze Schie met de Vliet staan op het kaartje aangegeven als >>Gracht van Corbulo<<. Dit water werd door dezen Romeinschen landvoogd gegraven om een verbinding te verkrijgen van den Ouden Rijn met het Zuiden. De Rotte, het ondiepe, kronkelende watertje, met zijn uitgestrekte moerassen aan weerszijden--veengronden, die half onder, half boven het water uitstaken--kon hiervoor maar moeilijk dienen. Geen wonder, dat deze >>Wilde Venen<< door geen menschenvoet werden betreden, dat daar geen andere bewoners werden aangetroffen, dan lepelaars, reigers en roerdompen.
De hooge en droge gronden ten Westen der moerassen waren wel bewoond. Al waren ze ook schaarsch, toch vond men in dit deel van Holland reeds eenige plaatsen. We lezen op het kaartje: Flenum en Pretorium Agrippinae. Het laatste is Voorburg, Flenum waarschijnlijk Vlaardingen geworden.
Van deze plaatsen moeten wij ons geen te grootsche voorstelling maken. Feitelijk waren het niets meer dan Romeinsche nederzettingen, waar omheen sommige bewoners dezer landen hun woningen hadden gebouwd. Onder de hoede van zoo'n steenen gebouw gevoelden ze zich veiliger, dan alleen in een hutje op een eenzame plaats. Bovendien hadden de bezettingen van die sterkten verschillende levensmiddelen noodig, die ze verkregen van de bewoners dezer streken. Zoodoende ontstond er tusschen de Romeinen en Germanen handel: weer een reden te meer voor de laatsten om hun hutten zoo dicht mogelijk bij de legersterkten te bouwen.
Bezien wij nu het kaartje, dat den toestand van Maasland aangeeft omtrent het jaar 1000. Al aanstonds valt ons op, dat er meer plaatsen liggen.
We lezen o. a.: Hargan, Schie en Bergan, namen, die ge bij de aardrijkskunde van Zuid-Holland niet geleerd hebt. De plaatsen liggen er echter nog; het zijn Kethel, Overschie en Hillegersberg. Verder zien wij naar het Westen nog Flardinga of Vlaardingen, maar dit dagteekende reeds uit den tijd der Romeinen, ofschoon het toen waarschijnlijk iets zuidelijker lag.
En hoe staat het met Rotterdam? Nog niets van te ontdekken. Aan de Rotte ligt nog geen enkele plaats.
Nu dringen zich twee vragen aan ons op. Ten eerste: Als bovengenoemde dorpen in het jaar 1000 wel, maar ten tijde der Romeinen nog niet bestonden, wanneer zijn zij dan ontstaan? Op deze vraag moeten wij het juiste antwoord schuldig blijven; de geschiedenis vermeldt het jaartal van het ontstaan niet. We vermoeden echter, dat zij dagteekenen uit de 10de of 11de eeuw.
Om dit duidelijk te maken, moeten wij ons een gedeelte der Vaderlandsche Geschiedenis voor den geest roepen.
Zooals bekend is, werd ons land tusschen 800 en 1000 zwaar geteisterd door de invallen der ruwe Noormannen. Vele plaatsen, waaronder ook Vlaardingen, werden door deze zonen van het koude Noorden gebrandschat. Witla, dat in den omtrek van Vlaardingen gelegen heeft, is door deze barbaren zelfs zoo volkomen verwoest, dat men niet eens met zekerheid kan aanwijzen, waar deze plaats gevonden werd. Geen wonder, dat men in de kerken bad: >>God, verlos ons van de Noormannen<<; want men moet niet meenen, dat een plaats, eenmaal door de woestelingen bezocht, voortaan veilig voor hen zou zijn. Neen, wanneer de zwaar bezochte bewoners na groote inspanning de zware slagen, hun toegebracht, eenigszins te boven waren gekomen; wanneer er weer eenige welvaart begon te heerschen d?ar, waar door de Noormannen armoede en verschrikking was gebracht; wanneer de zoon den leeftijd had bereikt, dat de moeder hem kon duidelijk maken, waarheen zijn vader als slaaf was weggevoerd, dan konden op datzelfde oogenblik de geesels dezer lage landen op hun draakvormige schepen voor de verschrikte bewoners verschijnen, wederom dood en vernieling brengende, waar nog weinige jaren geleden hun hand reeds zoo zwaar had gerust.
Was het wonder, dat vele bewoners der duinstreken vluchtten, dat zij have en goed achterlieten om ten minste het veege lijf te redden? Maar, waarheen? Natuurlijk daar, waar men kans had veilig te zijn; waar de Noormannen niet dan met gevaar voor eigen leven konden komen. De eenige streek in deze buurt, die zulk een toevluchtsoord voor onze voorouders bood, was de plek, waarover wij hierboven spraken: de moerassige streken langs de Rotte. Daarheen zijn dan ook tusschen 800 en 1000 waarschijnlijk zoo velen gevlucht, dat de genoemde plaatsen ontstonden.
Schielands zeedijk, die 't vermetel, 't Onbezonnen zeegeweldt, Trots weerstaet en wetten stelt Strekt haer tot een vasten zetel.
Als we de kaart van Zuid-Holland bezien, vinden we ten Noorden van het Scheur, de Nieuwe Maas en den Hollandschen IJsel een dijk, die het achterliggende land beschermt. Deze zware dijk loopt midden door Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam. Hij is daar aan weerszijden bebouwd en draagt in al deze plaatsen den naam van Hoogstraat. Zeker een duidelijk sprekende naam.
Wanneer is deze lange dijk ontstaan?
V??r we deze vraag beantwoorden, moeten wij eerst de Vaderlandsche Geschiedenis weer eens raadplegen en wel het tijdvak, gedurende hetwelk de Romeinen in deze landen hebben vertoefd.
Add to tbrJar First Page Next Page
