bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Zakflora voor Suriname [Deel I] Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem No. 47. by Pulle A A August Adriaan

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 277 lines and 133782 words, and 6 pages

ens de bloei door 4-5 groeven gedeeld 138. Simarubaceae.

Sorus steeds randstandig aan het eind van een bladnerf, die zich buiten het blad voortzet; sporangi?n zittend of kortgesteeld; ring niet onderbroken, vertikaal of scheef; bladeren meest slechts ??n cellaag dik, bijna gaafrandig of op verschillende wijzen ingesneden tot gevind of meervoudig gevind.

Sori bolvormig, op de onderzijde of aan het eind van een nerf; sporangi?n talrijk, vaak dicht-gedrongen staand, zittend of gesteeld, omgekeerd eirond met niet-onderbroken, eenigszins scheeve ring, die bijna vertikaal staat; indusium aanwezig of ontbrekend; indien aanwezig, dan onderstandig; planten meest met een hoogen stam, gewoonlijk boomachtig met meest meervoudig samengestelde, vaak zeer groote bladeren.

Sori zelden randstandig, meest op de onderzijde van het blad op den rug, aan het einde of aan de zijde van een nerf; soms ook tusschen de nerf staande; naakt of bedekt door een verschillend gevormd indusium dat soms bestaat uit de omgeslagen bladrand. Sporangi?n meestal langgesteeld; ring vertikaal staand, onderbroken. Bladeren zeer verschillend van vorm en textuur.

Eenjarige plant met zeer korte stengel; bladeren groepsgewijs bij elkaar, sappig tot vleezig met een eenigszins opgeblazen steel. Bladeren enkelvoudig vindeelig met stompe lobben of meervoudig vindeelig tot gevind met smalle lobben. Sporangi?n langs de nerven verspreid, niet tot sori vereenigd, ring volledig of niet volledig, uit zeer breede cellen bestaand, soms geheel ontbrekend; indusium niet aanwezig. Planten in het water of op vochtige plaatsen groeiend. Eenig geslacht Ceratopteris.

Sori eindelings, rugstandig of bij de vertakking van een nerf staande, klein, uit weinige sporangi?n samengesteld; sporangi?n zeer kort gesteeld of zittend; ring horizontaal, iets boven het midden verloopend, vertikaal openspringend; indusium ontbrekend; planten in de aarde groeiend.

Bladeren ten minste ten deele gaffelvormig vertakt, de segmenten van de laatste orde vindeelig met slippen die met een breede basis zitten en naar de top wat versmald zijn. Sporangi?n ongesteeld, 2 tot 8 tot een kleine sorus vereenigd zonder indusium. Planten vaak klimmend of kruipend Gleichenia.

Sporangi?n alleenstaand, loodrecht openspringend, ring horizontaal, dicht bij den top van het sporangium liggend, niet onderbroken. Uiterlijk van de planten zeer verschillend; vaak op droge plaatsen groeiend, soms klimmend in het oerwoud. Meest de sporangi?ndragende deelen van het blad geheel verschillend van de steriele deelen.

Horizontaal op het water drijvende, kleine planten; sori min of meer bolvormig, geheel gesloten, in het water hangend; twee soorten ervan aanwezig, de eene met sporangi?n die slechts ??n groote spore dragen; de andere met sporangi?n die meerdere kleine sporen inhouden.

Sori steeds op de onderzijde van de bladeren gezeten, langs de nerven, indusium aanwezig of ontbrekend, soms bestaande uit min of meer talrijke in twee rijen gezeten sporangi?n of tot een synangium verbonden, dat zich op verschillende wijze opent; ring klein of ontbrekend; planten soms zeer groot; bladeren in den knop opgerold, met steunbladeren.

Bladeren enkelvoudig of 3-tallig. De sporangi?n zijn tot groote lijnvormige groepen samengesteld, die zich uitstrekken van de middennerf van het blad tot aan den rand. De synangi?n springen met 2 rijen van kleine gaatjes open Danaea.

Sporangi?n op een enkele zijtak van het blad staande, met een wand die uit meerdere cellagen bestaat en zich met een dwarse of overlangsche spleet opent; ring ontbrekend; steriele bladeren niet ingesneden of enkel- tot meervoudig gedeeld; fertiel gedeelte van het blad evenzoo gedeeld, maar zonder ontwikkeling van de bladschijf.

Bladeren enkelvoudig ongedeeld, lang-elliptisch of hart- of hart-niervormig, dicht bij de bladvoet met een zijtak, die uit een lange aar bestaat, welke twee rijen van dicht opeenzittende sporangi?n draagt. Planten klein Ophioglossum.

Stengels verlengd, met smalle meest naald- of lancetvormige bladeren bezet, waarvan de bovenste in de bladoksels een sporangium dragen. Dit deel van de plant is soms duidelijk van het steriele deel van de plant afgescheiden, soms ook is het er geheel aan gelijk, zoodat er geen afscheiding is tusschen steriel en fertiel gedeelte. De bladeren staan niet in bepaalde rijen en zijn aan alle zijden van den stengel gelijk van vorm. Sporangi?n alle gelijk Lycopodium.

Bladeren bijna steeds in 4 rijen langs den stengel, zeer zelden in meerdere rijen, in het laatste geval alle bladeren gelijk van vorm, in het eerste geval twee overlangsche rijen van bladeren anders gevormd dan die van de beide andere rijen. Sporangi?n aan den top van den stengel in de bladoksels, in twee soorten, groote met 4 sporen en kleine met vele sporen. Eenig geslacht: Selaginella.

KLASSE: GYMNOSPERMAE.

ORDE: GNETALES.

Naaktzadige 1- of 2-huizige planten; de mannelijke bloemen met 2 tot 8 meeldraden, de vrouwelijke bloemen met ??n zaadknop; bloemen omhuld met een enkelvoudig, 2- tot 4-tallig omhulsel; houtige planten met enkelvoudige, tegenoverstaande bladeren.

Klimmende planten met breede, tegenoverstaande bladeren; bloemen in kransen, in onderbroken aren staande; elke krans door een bekervormig omhulsel min of meer ingesloten; mannelijke bloem met ??n helmdraad en twee helmknoppen Gnetum.

ANGIOSPERMAE.

KLASSE: MONOCOTYLEDONEAE.

ORDE: HELOBIAE.

Bloemen meest 2-slachtig, met kelk en bloemkroon, regelmatig, 3-tallig; kelk 3-bladig; kroon 3-bladig; meeldraden 6 tot vele, zelden maar 3; vruchtbeginsels 6 tot vele, met 1 tot vele zaadknoppen; water- of moerasplanten, kruiden met melksap.

Bloemen tweeslachtig, meest met kelk en bloemkroon, regelmatig, 3-tallig; kelkbladeren 3, kroonbladeren 3; meeldraden 9 tot vele, in het laatste geval de buitenste zonder stuifmeel; vruchtbeginsels 6 tot vele, vaak aan de basis vereenigd, met vele zaadknoppen, kokervruchten; moeras- of drijvende waterplanten bijna steeds met melksap.

Bladeren in het water ondergedoken of op het water drijvend, eirond; bloemen tot 8 c.M. groot, lichtgeel; meeldraden ? 20; vruchtbeginsels 6 Hydrocleis.

Bloemen zelden tweeslachtig, meest mannelijk en vrouwelijk, meest met kelk en bloemkroon, regelmatig, 3-tallig; kelkbladeren 3, kroonbladeren 3, meeldraden 1 x tot 4 x 3, de binnenste en buitenste soms staminodiaal; vruchtbeginsel onderstandig met wandstandige zaadlijsten en vele zaadknoppen. Ondergedoken of boven het water uitstekende waterplanten met verspreide of soms in kransen staande bladeren. Bloemen in het begin in een scheede ingesloten.

ORDE: GLUMIFLORAE.

Bloemen 2-slachtig, zelden mannelijk of vrouwelijk, zonder bloembekleedselen; meeldraden meest 3, zelden 1, 2, 6 of vele, vruchtbeginsel met ??n zaadknop; stempels 2 of 3, of 1; vrucht een caryopsis, zelden een noot of een bes; meest kruiden, zelden houtige planten met knoopen en afwisselende smalle bladeren met een ligula. Bloemen alleenstaand of in groepen ; elke bloem in den oksel van een dekblad , meest ook nog met een tegenover het dekblad staand bloemsteelblaadje , soms nog met een daarboven staand derde kroonkafje of met meerdere kroonkafjes; de aartjes of de aparte bloemen meest aan de basis met 2 leege kafjes in pluimen of aarvormige bloeiwijzen.

N.B. In de meerderheid van de gevallen is het zeer moeilijk uit te maken wat kelkkafjes en wat kroonkafjes zijn, omdat het aantal kroonkafjes vaak wisselt. In al die gevallen wordt in de tabel gesproken over slechts ??n kroonkafje, waarmee bedoeld is het kafje dat direct onder de bloem is gezeten; alle andere, lager gezeten kafjes zijn dan kelkkafjes genoemd.

Bloemen tweeslachtig of eenslachtig, naakt, of zelden met een enkelvoudig bloemdek; meeldraden meest 3-1, zelden meer; vruchtbeginsel eenhokkig met 1 zaadknop en met 3 of 2 stijlen met draadvormige stempels; zaad niet met de vruchtwand vergroeid; kruiden met meest scherp driekantige, zelden gelede en van knoopen voorziene stengels en smalle bladeren met gesloten scheeden; bloemen in aartjes-achtige trosjes, die tot aar- of pluimvormige bloeiwijzen vereenigd zijn.

ORDE: PRINCIPES.

Bloemen meest door reductie van meeldraden of stamper ??nslachtig; bloemdek ongekleurd, of weinig gekleurd, zelden ontbrekend; de buitenste bloemdekbladeren vaak kleiner dan de binnenste; meeldraden 6, zelden 3, vaker 9 tot vele, vrij of vergroeid met elkaar. Vruchtbeginsels 3 of 1, in het laatste geval 3- of 1-hokkig, soms met maar 1 zaadknop; vrucht een bes of een steenvrucht; meest boomvormige, onvertakte planten, soms klimmend met zeer gestrekte internodi?n; bloeiwijzen okselstandig, door scheeden omhuld, bladeren handvormig of vinvormig gedeeld of ingesneden.

N. B. Het determineeren der palmen levert verschillende moeielijkheden op, die ten deele hun oorzaak hierin vinden, dat maar zelden volledige exemplaren gevonden worden, ten deele ook hierin, dat men de soorten, en vooral die van Suriname nog slechts ten deele kent. Zelfs is het waarschijnlijk dat er in Suriname nog geslachten van Palmen gevonden zullen worden, wier voorkomen er tot nu toe niet aangetoond was. Dit alles maakt, dat men onderstaande tabel met eenige voorzichtigheid moet gebruiken.

ORDE: SYNANTHAE.

Mannelijke en vrouwelijke bloemen regelmatig verdeeld over de oppervlakte van een sappige onvertakte kolf, die door 2-6 later afvallende scheeden omhuld is; mannelijke bloemen naakt of met een dik, kort-getand bloemdek en 6 tot vele meeldraden; vrouwelijke bloemen naakt of met 4 schubvormige blaadjes; voor elk ervan staat een draadvormig staminodium; vruchtbeginsel 1, met 2 of 4 zaadlijsten en vele zaadknoppen, in de kolf verborgen; vrucht een bes met vele zaden; planten met korte stammen of geheel kruidachtig, soms epiphyten; bladeren op palmbladeren gelijkend.

ORDE: SPATHIFLORAE.

Bloemen tweeslachtig of ??nslachtig, 2-3-tallig of soms gereduceerd tot ??n meeldraad of ??n vruchtbeginsel; vruchten meest een bes, zelden niet sappig; kruiden, vaak met knolvormigen wortelstok, ook heesterachtig of epiphyten; bloemen meest eenhuizig, zelden tweehuizig, meest vele, zelden slechts 2-3 in een aar of een kolf, deze omhuld door ??n scheede; bladeren zeer verschillend van vorm.

Bloemen ??nslachtig, naakt, ??nhuizig; mannelijke bloemen met ??n meeldraad, vrouwelijke bloemen met ??n vruchtbeginsel en 1-6 zaadknoppen; losdrijvende waterplanten.

ORDE: FARINOSAE.

Bloemen met kelk en bloemkroon, 3-tallig, tweeslachtig, regelmatig; meeldraden voor de kelkbladeren staand; vruchtbeginsel bovenstandig, met 1 stijl en 3 korte stempels; zaadlijsten 3, wandstandig; doosvrucht met 3 kleppen openspringend; kruiden.

Kleine moerasplanten met dicht bebladerde lage stengels, bladeren zeer smal lancetvormig. Kelk, en kroon 3-bladig, 3 meeldraden, ??n 1-hokkig vruchtbeginsel. Niet bloeiende planten zeer veel op sommige mossen gelijkend Mayaca.

Bloemen met kelk en bloemkroon, 3-tallig, tweeslachtig; kelk zygomorf met 2 kleinere blaadjes; bloemkroon regelmatig met een buis; de 3 buitenste meeldraden staminodiaal of ontbrekend; de 3 binnenste fertiel, van onderen met de kroon vergroeid. Vruchtbeginsel bovenstandig, eenhokkig met 3 zaadlijsten. Vrucht een doosvrucht; meest overblijvende kruiden.

Bloemen zeer klein, met kelk en bloemkroon, 2-3-tallig, ??n- of tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek droogvliezig, soms de bloemkroon ontbrekend; meest de buitenste van de meeldraden ontbrekend; vruchtbeginsel bovenstandig, 2-3-hokkig, met 2-3 stijlen; in elk hokje ??n zaadknop; meest overblijvende kruiden; de bloemen in hoofdjes met gemeenschappelijk omwindsel.

Bloemen met kelk en bloemkroon, 3-tallig, tweeslachtig, regelmatig; kelk met een vliezige buis; kroonbladeren meest vergroeid; meeldraden 6, meest met de bloemkroon vergroeid; vruchtbeginsel bovenstandig, 3-hokkig, met 1 stijl en met 2 tot vele zaadknoppen in elk hokje; vrucht een doosvrucht; overblijvende kruiden met dik rhizoom en met de smalle bladeren in 2 rijen; bloemsteel aan het eind met 1 of 2 scheeden, die een hoofdje insluiten.

Bloemen met kelk en bloemkroon, 3-tallig, meest tweeslachtig, regelmatig, zelden iets zygomorf; kelk kruid- of leerachtig, blijvend; kroonbladeren vrij of vergroeid; meeldraden 6, in 2 kransen; vruchtbeginsel boven- tot onderstandig, met ??n stijl, 3-hokkig met vele zaadknoppen per hokje; bes of doosvrucht met kleine zaden, die vaak een haarkroon dragen; epiphytische kruiden of rotsplanten, zelden grondstandig met smalle, vaak doorniggezaagde bladeren in een roset, bladeren vaak met schubben.

Bloemen met kelk en bloemkroon, 3-tallig, tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; vruchtbeginsel bovenstandig, met 1 stijl; 3-2-hokkig, met 1 zaadknop in ieder hokje; meeldraden 6, een deel ervan vaak staminodiaal of ontbrekend; vrucht een doosvrucht; kruiden met knoopen aan den stengel en afwisselende bladeren; bloemen meest met blauwe of violette kroon.

Bloemen met een 6-tallig, vergroeidbladig bloemdek, tweeslachtig, bijna regelmatig of zygomorf; meeldraden 6, 3 of 1, in de buis van het bloemdek ingehecht; vruchtbeginsel bovenstandig, met 1 stijl, 3-hokkig met vele zaadknoppen of ??nhokkig met slechts ??n zaadknop; vrucht een doosvrucht of niet-openspringend; waterplanten met een aarvormige bloeiwijze.

ORDE: LILIIFLORAE.

Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en kroon; meest tweeslachtig en regelmatig, zelden ??nslachtig of zygomorf; bloemdek gekleurd of groen of vliezig, vergroeid- of losbladig; meest 6 meeldraden voorhanden; stijlen gescheiden of vereenigd; vruchtbeginsel bovenstandig, meest 3-hokkig; vrucht zeer verschillend van vorm.

Bloemen met een min of meer vergroeidbladig bloemdek, met 3 meeldraden v??r de binnenste kroonslippen; bloemen regelmatig of een weinig zygomorf; vruchtbeginsel onderstandig of bovenstandig, 3-hokkig met weinige zaadknoppen in elk hokje; stempel verdikt; kruiden.

Planten met onderaardsch rhizoom, met talrijke lijnvormige bladeren en een groote, pluimvormig en regelmatig vertakte bloeiwijze met kleine kortgesteelde bloemen Xiphidium.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top