Read Ebook: Ruize-rijmen by Charivarius
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 1122 lines and 117564 words, and 23 pages
Ze dansen niet met kuische gratie, volgens 't oud gebruik, Maar wennen zich in wee gewieg, begeerig, buik-aan-buik.
De jongelieden zwijgen niet, maar voeren 't hoogste woord; Ze hebben ons niet noodig, want ze weten hoe het hoort.
O, meisjes! Knapen! Vin je dat 'k wat ?l te bitter brom, Schrijft dan op mij een Ruize-rijm: ,,De zure Ouderdom!"
Proeve van een gezellig damesbriefje.
Lieve Zus, een enkel woordje met je jaardag, beste kind, Hartelijk geluk en hoop ik gij U allen wel bevindt, Schrijf toch eens hoe gij het maakt, het nieuwe huis bevalt U dat, Wat een weer toch tegenwoordig, elke dag zoo akelig nat, Houden hier veel meer van droge kou, en gaan haast niet meer uit, En uw broer zoo naar Chicago, zeker wel een heel besluit, Hoe maakt Mies het op de kostschool, heeft je Pa het nog zoo druk, Ik draag thuis voetvrije rokken, want die lange trap je stuk, Onze meid haar broer gaat trouwen, dat schijnt allemaal maar te gaan, Maar je moet je soms verbazen, waar die menschen van bestaan, Zijn je weer eens bij je tante op de thee of zoo geweest, Zeker weer gezellig, schrijf eens of je Ma nog zooveel leest, Nare boeken anders tegenwoordig, en begrijp ik niet, Waar die treurigheid voor dient, er toch al genoeg verdriet, Vreeselijk die oorlog toch maar, kijken haast geen platen meer, Want de illustraties komen allemaal op hetzelfde neer, O, die Keizer, zeggen wij maar, die moest zelf maar dood, he, zeg, Weet je wat zoo goed voor kou is, warme kwast, de poes is weg, Gaan jelui wel eens naar Speenhoff, eenig vind ik hem, echt leuk, Morgen eten wij weer rolpens, zalig maar een erge reuk, 'k Geloof je Ma -- of was het Tini -- die daar ook zoo veel van hield, Weer een staking in de krant, he, wat die menschen toch bezielt, Hier blijft alles bij 't oude, Noep heeft blaren aan haar voet, Hadden laatst een paar visietjes, Uk studeert, hij maakt het goed, Zitten Zondags meestal voor, dan wordt er achter niet gestookt, Stoken cokes of kolen, vinden altijd anthraciet zoo rookt, 't Is wat met dat vrouwenkiesrecht, ja daar hoor je me wat van, Ik denk altijd maar, ik weet niet, maar een vrouw is toch geen man, Zit je dikwijls voor de glazen, hier komt bijna niets voorbij, Zondags gaat het, laatst een dame met precies zoo'n hoed als jij, Nu ik eindig, lieve Zus, ik meen haast ik geroepen word, Groet je Ma, 'k heb nu geen tijd meer, schrijf wat langer binnenkort.
Een hartelijke zoen van je zoo liefhebbende
,,Is life worth living?"
't Zijn verschrikkelijke tijden, Die het Menschdom thans doorleeft, Fel geteisterd door een lijden, Als geen pen beschreven heeft, Nu de gansche wijde Waereld op zijn fundamenten beeft.
Vrij bleef nog ons goede Holland, Dierbaarst plekje van onz' aard! Vrij! Terwijl Europa dol an 't Rennen is, als 't schichtig paard, Naar den afgrond van verderf en wee, in toomelooze vaart.
Maar ook wij hebb' onz' ellende, Op de Vaderlandsche kust: Circulaires -- und kein Ende -- Laten je geen dag met rust, En bederven je je stemming en je lieve levenslust.
Zit je ergens knus te babbelen, In een lunchroom of caf?, Op je krakeling te knabbelen, Bij je borrel of je thee, D?lijk wor j' omzwermd door kindren, en begint het ,,lijsten-wee."
Nergens kun je rustig loopen, In dit dierbaarst oord van d' aard, Nu eens moet j' een bloempje koopen, Dan weer prikken in een kaart, En je teekent, koopt, prikt, zuchtend: ,,Is het Leven 't Leven waard?"
,,Brave landgenooten! Twee Koninginnedagen zonder lintjes!"
Ik ben een man van beteekenis, Me dunkt dat dat nu wel gebleken is, Want Christelijke bladen vallen mij aan, En mijn hoofd heeft in de Groene gestaan. Nu kan het mij toch zoo verschrikkelijk verdrieten, Dat er nooit nog een lintje op over kon schieten, Zoodat ik aan iedereen duidelijk kon toonen: Ik ben een van Neerland's verdienstelijke zonen! Want niemand zal mij daar het recht toe betwisten, Al ben ik -- uit eerbied voor Christus -- geen Christen. Wanneer je 25 jaar niets heel ergs gedaan hebt, Of aan 't hoofd van iets, of onder iemand gestaan hebt, Of je bent van een heeleboel anderen de oudste, Of van de ongetrouwden de ongetrouwdste, Of je bent bij een vaderlandslievendheidsfeest Secretaris van de voorbereidingscommissie geweest, In ??n woord, als je je door burgerschapszin onderscheidt, Dan krijg je van zelf, v??r je 't weet, op je tijd Zoo'n verdienstelijkheidsstaatsburgerdeugden insigne, Zoo'n braafheids-diploma thuis -- en dat verdien je. Dat hang je te pronk vlak vooraan op je borst, Ik kom tegenwoordig heel veel op de Witte, Daar zie ik dan tal van verdienstelijken zitte', Die zwijgende zeggen, omdat 'k ze niet ken: ,,Je ziet, hoop ik, wel hoe verdienstelijk ik ben?" -- Waarom kan ik ook tot zoo'n hoogte niet stijgen? O, mocht toch ook ik eens zoo'n deugdbewijs krijgen, Dan zweer ik je dat je mijn eerelint Op elk exemplaar van mijn kleere' vindt: Op rok, op smoking, op pandjes-jas, 'k Zorg verder ook dat dat gevalletje hangt, Op mijn bruine, en op mijn blauwe colbert, Daar komt het op uit en het schittert van ver, Dan zul j' 'm nog zien ook, de eeremedaille Op me kamerjapon, ja zeker, dat zal je, En ook op mijn grijsruiten zomercostuum, Ja zelfs op mijn tenniscolbertje ziet u 'm, Want 'k ben er toch eigenlijk wel op gesteld, Dat ook op het groenende tennisveld Die zwijgend' maar duidelijke lintjes-stem De sportwereld toeroept met kracht en klem, In kleurengeluiden hard en schel: ,,Ik ben zoo verdienstelijk, dat zie je toch wel?" En 't herfstweder zal mij niet kunnen weerhouden, Al ben ik betrekkelijk ook heel gauw verkouden, Om mijn overjas, als het maar eenigszins kan, Op straat voor den gaanden en komenden man Zoo open te dragen: dan hoort hij al dalijk Als 't ware een stemme: ,,U neemt me niet kwalijk, Maar u dacht toch niet, dat ik niet verdienstelijk was? Je kijkt niet goed, lummel, hier onder mijn jas!" Ja, ga ik uit baden in 't ziltige nat, Dan staan daar de dagjeslui uit de stad, In Zondagsch tenu, allerfijnst, allerchicst, Te kijken naar 't ploeteren in zee, in 't bain mixte. Die menschen nu dienen toch ook wel te weten, Hoe verdienstelijk ik ben, en ik zal niet vergeten, Mijn lintje op mijn zwembroek te spelden, op zij, Met een veiligheidsspeldje, schuinsch-links, bij mijn dij. ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... Ach, konden de lintjes zich uiten in woorden, Dan wed ik wat, dat we heel duidelijk hoorden: ,,Mijn baas is verdienstelijk, verkondigt het luid: Verdienstlijk, en tevens, -- een ijdeltuit!"
,,Deze dame was jaren lang aangeslagen naar een vermogen van ? 25.000. Toen zij stierf liet zij een vermogen na van 8 millioen." Belasting-discussies.
Ik ben een net mensch, en ik houd niet van liegen, Ik zie in onwaarheid, in draaien, bedriegen, Iets schandlijks, en soms iets gevaarlijks; Maar als ik moest liegen omtrent mijn vermogen, Dan heb ik mijn leven lang altijd bedrogen, Dan lieg en bedrieg ik nog jaarlijks.
Oprechtheid en eerlijkheid, waarheid is heilig! Bij mij zijn je geld en je goederen veilig, Bij mij vliegt er niemand ,,gemeen in;" Maar vragen douanen me naar mijn sigaren, Dan lieg ik met smaak om wat geld uit te sparen, Och nee, zeg, daar zie ik zoo geen been in.
Ik geef ook het voorbeeld aan vrouw en aan kindren, Ik houd het hun voor, en ik leer het mijn mindren, Dat waarheid mijn Leidstar, mijn Bruid is; Maar ,,Jaantje, meid, luister. Dit is mijn verlangen: Zeg nooit, als men komt: ,,meneer kan niet ontvangen," Zeg altijd, Jaan, ,,dat meneer uit is."
O, wees toch oprecht, mijn lief tienjarig zoontje, Kastanjebruin kind, met je blozende koontje, En een aartje naar je va?rtje! O, blikk' uit uw oog slechts de waarheid ons tegen... Maar denk er om, Jan, in den trein ben je negen, Dat scheelt me de helft in je kaartje.
Daar zitten de zielige stakkers, Verschillend in rang en stand, Ze voelen zich broeders en makkers, Vereend door een spookigen band.
't Begint met het Largo van H?ndel, Dat maakt ze wat melig en mak Dan zijn ze goed gaar voor den zwendel, En steek je ze z?? in je zak.
Het medium neemt ze in 't ootje; Eerst werkt hij wat op d'r gemoed, Dan schetst hij 't gezicht van je grootje, Hij raadt het -- en soms raadt hij goed.
Hij raadt uit een kam of een kaartje Of de doode dik, lang was, of kort, Uit een mes of de sche? van een schaartje, Of hij veel aan muziek deed, of sport.
,,Het kind, dat dit schoentj' heeft gedragen... Wat babbelde 't lief! Heel den dag!" ,,,,Ons kind was doofstom,"" hoor ik klagen, Toen verging mij de lust tot een lach.
Dan, plotseling, doet hij je schrikken, ,,Een Geest!!!... 'k Kan 'm duidelijk zien!! Ik zie 'm -- met mijn geestlijke blikken... D??r!!! Stalles, rij 6, no. 10!!"
O, zie dat morbide verlangen, Dat hunkren naar griezel en schrik! Dien koortsigen blos op hun wangen, Dien glazigen glans in den blik!
Ze zweven naar hemelsche oorden Op vleuglen van klank en van taal, Van wondere, wazige woorden, Als ,,flu?dum", ,,karma", ,,astraal".
Naar Liefde, naar Schoonheid te streven, Naar Kunst -- alles is hun te laf -- Ze zijn niet tevre? met het leven, 't Bestaan, zooals God het hun gaf.
Z?? smacht naar de zonne de zieke, Hij haakt, en hij hoopt en gelooft -- Z?? snakken zij naar het Mystieke, Dat de zinnen bedwelmt en verdooft.
Rubini -- die wist ze te boeien! 't Was phenomenaal wat hij deed; En hoe deed Tagore z' ontgloeien, Zacht zingend, als Boeddha verkleed.
Ze hebben hun godsdienst verloren, Hun ziel is verslaafd aan den soes -- Bij Peters, Rubini, Tagore Daar vinden ze rust in een roes.
STAATSRECHTELIJK-ECONOMISCH RIJM.
De Physiocraten verdedigden de leer van de ,,Imp?t unique": zij wilden alle belastingen vervangen door ??n enkele -- Charivarius ook.
Goden! daar begint het weer:
Fran?oise.
,,Als u het hart tot spreken dringt, zoo spreek!" -- De G?nestet.
Leiddraad bij de keuze van een ambt of betrekking.
De liberale zoon spreekt:
,,De schoonste vinding van den tijd is -- niet 't blanco artikel, Noch d'auto, noch d'electrisch', in 't geheel zelfs geen vehikel, Noch vliegmachine, of bioscoop-met-grammophoon-er-bij, Die vinding is... de Christelijk-historische partij. 't Zit zoo. Wanneer ik een of ander baantje in 't verschiet zie, Dan denk ik dad'lijk aan d' onmisb'ren steun der coalitie. Ik word niet Roomsch. Dat gaat me wel een beetje ?l te ver. En 'k word ook niet, dat snap je, antirevolutionair. Dat is zoo boersch, zoo ,,witte dasch". Dan kan ik niet meer meegaan, Wanneer mijn vrienden naar de Schouwburg, Flora, of Carr? gaan, Dan mag ik 's Zondags niet meer voetbal, bridge of hockey spelen, Dan moet ik tweemaal in de kerk me zitten te vervelen. Neen. 'k Leen een bijbel van een vriend; die lees 'k zoo wat cursorisch, 'k Ga eens per maand ter kerk. Dan ben ik Christelijk-historisch. Ik ben niet fel, ik kom niet in de hitte des gevechts, Ik zorg dat 'k niemand aanstoot geef: ik word ,,gematigd rechts." Ik mag dan alles blijven doen, wat 'k deed in het verleden. Mijn vrienden lachen mij niet uit. Ik blijf me netjes kleeden, En 't is zoo erg niet, als 'k 's een ondeugend mopje tap. Ik houd niet van muziek, en daarom steun 'k door lidmaatschap: De Christelijke-Oratorium-Vereeniging. 'k Behoef niet door afwezigheid op 't voetbalveld te schitteren, Ik mag naar bals gaan, 's Zondags tenn'sen, bridgen zelfs, en bitteren. En 'k ben vol hoop op goed succes. De toekomst lacht mij tegen: Nu kan 'k weer soll-citeeren met gegronde hoop op zegen! ,,Wat moet mijn jongen worden?" vraagt een vader, categorisch, Het antwoord is eenvoudig, dunkt me: ,,Christelijk-historisch."
,,Tijdens de groote spoorwegstaking, toen dr. Kuyper minister was, wist hij op een gegeven oogenblik niet wat hij doen moest. Als vreemdeling op dit terrein, zocht hij raad voor de te volgen gedragslijn, en hierbij nu zag hij, een heel ander boek uit zijn boekenkast zoekende, en er uit nemende, een klein, dun boekje op den grond vallen, dat hij niet wist dat hij had, en heel niet kende. In dit boekje vond hij de oplossing. Vandaar het succes. Dit is nu de ,,bijzondere Voorzienigheid." -- .
't Is staking. Leiden is in last. Het Licht staat voor zijn boekenkast. Hij zoekt een boek, om raad, en tast Met zorg in ieder hoekje; Daar valt een boekje op den grond, 't Was heel toevallig dat hij 't vond, Hij wist niet eens dat het bestond, Zoo'n dun, eenvoudig boekje.
O, die beroerde stakingstijd! De Leider is de kluts wat kwijt, Hij is in groote moeilijkheid, Welk pad moet hij bewandlen? Hij 's vreemdeling op dit terrein Welnu, dit boekje, dun en klein, Zal Nederland ten zegen zijn, Dat zegt hem hoe te hand'len.
O, Boekske, wees gebenedijd! U zij mijn lof en dank gewijd! Bijzonderste Voorzienigheid! O, wondre, wondre zaken! Als 't boekje niet gevallen was, Waarin het Licht zijn leiding las, Dan zat' we nog in het moeras, Dan war' ze nog aan 't staken!
Waakt, kiezers! Speelt dan niet met vuur! Past op, want, dringt t' onzaalger uur De Leider zich weer in 't Bestuur, Langs politieke bochten, Als dan god Mars zijn vuisten balt, En dreigender het schetren schalt, En... als er dan geen boekje valt, Dan is ons land gesjochten!
De heer Bogaerts: ,,De Eerste Kamer is niet alleen een college van revisie, doch dient tevens door haar bezadigdheid de continu?teit van de wetgeving te waarborgen. Dit element van bezadigdheid mag niet worden miskend."
De heer van Schaik: ,,Ik hecht aan het behoud van die Kamer op grond van het daarin gelegen element van bezadigdheid."
Zoo zij 't mij vergund dat ik zing Op den Raad van bezadigde mannen, Uit welken bezadigden Kring Alle wuftheid is gebannen.
Bezadigdheid klinkt uit hun taal, Waar geen felroode vonken uit spatten, In deze bezadigde zaal Zoemen louter gedegen debatten.
Bezadigd en zacht is het licht, En bezadigd het kleed en de stoelen, In die sfeer van Gezag en Gewicht Zou geen Wijnkoop zich thuis kunnen voelen.
Bezadigd zijn stem en kostuim, Bezadigd zijn blik en gebaren, Bezadigd zelfs kortswijl en luim -- Bezadigd door stand en door jaren.
Hoe weinig bezadigd of fijn Is 't gezegd Dat 't enkel de boden nog zijn, Die die Kamer niet graag zouden missen!
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page