bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Sexueele Zeden in Woord en Beeld: De Humor in het Geslachtsleven by Vloten Elderinck D Ph Van

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 143 lines and 16045 words, and 3 pages

eel gebied heeft misdreven, hoe bar en erg het ook zij, laat zich goedpraten, is zelfs voor te stellen als iets verdienstelijks en vereerends. Maar de vrouw blijft de minste misstap levenslang drukken. Daarvoor is in het zonderlinge wetboek der sexueele gerechtigheid geen vergeving. Nooit wordt dan ook zelfs beproefd, voor-huwelijksche zonden der vrouw goed te praten en nog minder wordt geprobeerd om een verbintenis met een meisje van niet geheel onbesproken gedrag voor te stellen als een bijzondere en benijdenswaardige gunst der goden, zekere voorwaarde voor een zeldzaam volmaakt huwelijksgeluk. Integendeel, zulk een meisje treft onvoorwaardelijk de algemeene verachting. Een verbintenis met zulk een schepsel geldt als een onuitwischbare schande. Hoe de eenmaal begane misstap ook werd geboet, welke verzachtende omstandigheden er ook kunnen worden aangevoerd, het strenge sexueele recht kent daarvoor geen clementie.

Hier vloeit allereerst uit voort, dat zich beroemen op sexueel wangedrag voor het meisje of de vrouw, die zichzelve in zedelijk opzicht niet geheel en al heeft opgegeven, iets onbestaanbaars is. Dit komt--met het zooeven gemaakte voorbehoud voor degenen die zedelijk al ten gronde zijn gegaan--dan ook niet voor. Wel echter, en vrij algemeen zelfs, bij den man. Deze beroemt zich en gaat prat op zijn sexueele zonden, overdrijft die zelfs, snoeft op geslachtelijke buitensporigheden, die hij nooit heeft bedreven. De vrouw, die er in dit opzicht zoo geheel anders, ja precies tegenovergesteld voor staat, doet dit nimmer. Die doet het tegenovergestelde: zij verzwijgt, verbergt en houdt geheim, ontkent zoo noodig. De man neemt gaarne het air aan van losbol, de vrouw simuleert deugd. Beide zijn ze in die rol voor spotzucht, humor en sarcasme een even gemakkelijke als dankbare prooi. De vrouw, om de minste sexueele misstap door de openbare meening haar leven lang vervolgd, ziet zich daardoor bij een eventueelen misslag genoodzaakt, die zoo mogelijk verborgen te houden. En behoudens voorhanden zijn van het onloochenbaar bewijsstuk--het kind--slaagt zij daarin meestal naar wensch. Zoo ontstaat een samenleving, waarin alle jongemannen losbollen zijn en alle jongedochters toonbeelden van onschuld, braafheid en deugd.

De dubbele moraal uit zich in de sexueele opvoeding nog in velerlei andere richting. Zoo--als uitvloeisel der geschetste opvattingen, waardoor de gemiddelde fatsoensmensch zich bij zijn sexueele pedagogie laat leiden,--wordt den zoon groote vrijheid gelaten, de dochter daarentegen wat men noemt kort gehouden. Bordeelbezoek, meisjes verleiden, een ma?tresse hebben, dit alles wordt door den kring van verwanten bij den jonkman zooal niet onvoorwaardelijk goedgekeurd, dan toch als vergeeflijke lichtzinnigheid der jeugd aangemerkt en vergoelijkt. Zelfs in kringen waarin men overhelt tot strenge zeden, wordt voor de jeugdige mannelijke leden een oogje dicht gedaan. De drogredenen waarmee dit wordt gemotiveerd, zijn alweer legio. Het geldt als een teeken, dat de jongeman gezond, vurig bloed heeft, levenslustig en krachtig is en niet tot de droogpruimers behoort. Door al vroeg intiem verkeer te hebben met vrouwen leert de jongeling zijn onbeholpen bleuheid en verlegenheid in den omgang met de andere sexe afleggen, hij krijgt op die manier ondervinding, vrijmoedigheid, zekerheid, leert de wereld kennen en erlangt tallooze andere voordeelen. Intusschen worden de vrouwen, die zoonlief al deze deugden moeten bijbrengen, en om zoo te zeggen zijn sexueele opvoeding en zijn geslachtelijke vorming hebben te voltooien, juist in die kringen het diepst veracht en verafschuwd, iets wat bij zoo belangrijke diensten, den zoon des huizes bewezen, bedenkelijk zweemt naar zwarte ondankbaarheid. Maar ook hier is de minste schijn of schaduw van de meest elementaire consequentie weer ver te zoeken.

De eigenlijke redenen voor de groote sexueele vrijheid, die men de zoons laat in vergelijking met de angstvallige bezorgdheid voor de sexueele onbesprokenheid der dochters, zijn natuurlijk deze, dat eerstens den jonkman toch niet kan worden belet te doen wat hem ten deze goeddunkt en waartoe zijn ontluikende zinnelijkheid hem dringt, terwijl verder zijn sexueele waarde, uitgedrukt in huwelijkskansen, er in het minst niet door vermindert. Men laat den jongen dus wat vrijheid, wijl men hem dien toch niet op den duur kan benemen, en omdat de gevolgen maatschappelijk van geen beteekenis zijn. Deze motieven zijn echter niet van dien aard, dat men er goedschiks openlijk voor uit kan komen. Daarom bedient men zich van drogredenen en troost zich daarbij met de gedachte, dat ieder ander toch ook zoo doet.

Ten opzichte van het jonge meisje staat de zaak geheel anders. Door de minste opspraak reeds daalt zij in sexueele waarde. De minste smet op haar sexueel gedrag heeft een onherstelbare waardevermindering tengevolge. Om dat te voorkomen wordt zij bij elken stap met argusoogen bewaakt, want ook de minste kans van opspraak wenschen hare natuurlijke exploitanten--haar ouders--niet te riskeeren. Het meisje moet, om op de huwelijksmarkt haar volle handelswaarde te behouden, volstrekt onbesproken blijven. Daarom is men even streng voor de dochters als men toegeeflijk is voor de zoons. Zij wordt van alle sexueele gevaren ge?soleerd, en tegelijkertijd dat men zoonlief de dolste streken laat uithalen, zonder zich er zich veel om te bekommeren, wordt aan de dochter romanlezen, schouwburgbezoek en dergelijke ontzegd, om "haar hoofd niet op hol te brengen", d. w. z. haar niet in ongewenschte avontuurlijk-romantische stemming te brengen.

Dikwijls komt met koddige duidelijkheid aan het licht, dat het daarbij in het minst niet is te doen haar zinnelijk immuun te maken. Bij bals en dergelijke mag zij zich vrijelijk half naakt voor een geheel gezelschap te pronk stellen--mits onder toezicht en mits anderen hetzelfde doen. Wat niet in opspraak brengt, is geoorloofd, al is het in werkelijkheid nog zoo bedenkelijk; wat wel opspraak en gefluister verwekt, is niet geoorloofd, al is het op zich zelf nog zoo onschuldig. Evenmin zoekt de gemiddelde sexueele opvoeding neiging tot coquetterie te beteugelen of tegen te gaan. Integendeel, het coquette meisje verbetert haar kansen en--men weet zulks bij instinct--loopt allerminst gevaar zelf tot onberaden onvoorzichtigheden te vervallen--zij ontsteekt het vuur, maar blijft zelf koel. Coquetterie is dus een waardevolle deugd, een karaktertrek die men eer moet toejuichen en in de hand werken dan tegengaan.

Het grondbeginsel van de sexueele opvoeding is bij de groote massa der onnadenkenden en gemakzuchtigen: onkundig houden. Bij de toepassing van dat grondbeginsel vormt de natuurlijke kinderlijke nieuwsgierigheid naar allerlei wat met het geslachtsleven in verband staat, een groote moeielijkheid. Deze nieuwsgierigheid toch leidt tot vragen--de bekende lastige kindervragen. De antwoorden, die het kind krijgt op zijn lastige vragen, dragen het karakter van beminnelijke misleiding. Het nieuwe broertje is gebracht door de ooievaar, of het is geplukt van den boom, of gegroeid in een groote kool. En zoo voort.

Aan den anderen kant is de kinderlijke onwetendheid een bron van vermaak voor de ouderen. Het is bekend hoe gretig b.v. tantes en ooms en ook eigen ouders kinderen uithooren betreffende hun sexueele kennis. Men brengt het kind daarover opzettelijk aan het praten, en vermaakt zich met zijn onwetendheid, met zijn halve kennis, met zijn twijfel, onderwerpt het aan een verhoor om te vernemen wat hij allemaal weet of denkt van die dingen. Maar om het kind, hoe dan ook, ernstig over geslachtelijke onderwerpen te onderhouden, het met voorzichtig beleid sexueel te onderrichten en voor te bereiden op datgene wat het als geslachtswezen tegemoet gaat, daarvoor is men in den regel zelf te onkundig en vooral te onernstig in het sexueele.

Men is zoo gewoon over sexueele onderwerpen alleen maar te spreken in min of meer frivolen toon, dat men niet bij machte is ze ook maar een oogenblik met ernst te bespreken. Het kind snapt al heel gauw, dat zijn opvoeders hem in die dingen wat op den mouw spelden. Het zoekt op andere manieren zijn natuurlijke nieuwsgierigheid te bevredigen. Zoo wordt dan het nog onbedorven kindergemoed naar onzuivere bronnen gedreven en het ontvangt de gezochte kennis in een vorm, die in den regel minstens bedenkelijk is. En het kind leert ook al heel gauw, dat het zijn kennis op sexueel gebied voor ouderen moet verbergen. Zoo ontstaat het type van het quasi-onnoozele en onschuldige kind, voor wie in werkelijkheid het geslachtsleven een open boek is en dan gewoonlijk een pornografisch boek.

Tot de "lastige kindervragen" behooren in de eerste plaats die naar de herkomst van het nieuwe broertje. Ieder kind wil weten waar het vandaan komt. En de sexueele opvoeding heeft een heele reeks van antwoorden op desbetreffende vragen verzonnen, die door de ernstige sexueele pedagogiek zoo niet als misleidend worden verworpen, dan toch bedenkelijk worden geacht, ofschoon er dikwijls een zekere zin voor po?zie in valt op te merken. Een tweede categorie van lastige kindervragen betreft de geslachtskenmerken. Gesprekken als dit tusschen vijf- tot achtjarigen zijn geen uitzonderingen: Hebben jullie een nieuw kindje gekregen, Wim?

--Ja Annie.--Is het een zusje of een broertje?--Ik geloof een zusje.

--Is het net zoo als ik, met een boezelaartje en lang haar? dan is het een zusje.--Hoe men weet of het nieuwe kindje een zusje of een broertje is, is het kind een raadsel en het stelt zijn vragen. Het wordt weer op dezelfde wijze door zijn opvoeders met een kluitje in het riet gestuurd. Merkt het verschil op in zekere organen, dan worden dikwijls de allerkoddigste verklaringen daarvan opgedischt.

De sexueele opvoeding, die tot grondbeginsel heeft: onwetend houden zoo lang het maar eenigszins gaat,--de opvoeding wier hoogste wijsheid dus eigenlijk is: niet op te voeden--mag, gezien de ondervinding van elken dag, twee?rlei resultaat verwachten: of het kind doet op eigen gelegenheid sexueele kennis op en gaat dan beladen met een onzuivere phantasie de gevaren der puberteit tegemoet; of het kind blijft inderdaad onwetend, en is dan in zijn onkunde zooveel weerloozer in de gevaren, die het van het intreden der puberteit af van alle kanten zullen bedreigen.

De gevolgen van het stelsel van onwetend-houden in sexueele zaken zijn in den regel niet, dat er werkelijk onwetendheid bestaat, maar dat er onwetendheid wordt voorgewend. Onderdehand beijveren beide sexen zich wat ze kunnen om sexueele kennis op te doen. Het meisje ontvangt haar kennis ten deze van haar vriendinnen en vooral ook door lectuur. En de onderwijzeressen der mannelijke jeugd zijn de prostituees. Zoo moest er een paar jaar geleden in Frankrijk door een vereeniging voor zedelijke en sanitaire voorbehoeding een boekje worden uitgegeven en op groote schaal verspreid, dat ook in het Nederlandsch is verschenen en tot titel draagt: "Wat volwassen jongens wel eens mogen weten." Dit boekje handelt over de gevaren der afdwaling van half-volwassenen op geslachtelijk gebied. Het onwetende meisje weet ook zeer goed, hoeveel meer sexueele vrijheid de jongens "genieten" en welk gebruik deze daarvan plegen te maken. Een meisje stelde haar moeder, die haar den avond voor haar huwelijk overlaadde met wenken en raadgevingen, de snibbige vraag of haar Willem dien avond nu ook al die wijze lessen kreeg van zijn moeder.

De sexueele opvoeding beoogt eigenlijk alleen sexueele waarden zoo voordeelig mogelijk in exploitatie te brengen. Zij beoogt zelden of nooit in te wijden in 't wezen van het geslachtsleven. Zij kan dit niet beoogen, reeds hierom niet, wijl dit voor het meerendeel der opvoeders zelf een gesloten boek is. Maar dit weten allen, dat de sexe, en speciaal de vrouwelijke sexe, een artikel van waarde is en dat men bij een eventueel bod niet te haastig moet zijn met toeslaan, daar er allicht nog een beter bod kan worden gedaan.

De zucht om de sexueele waarde van het jonge meisje op de voordeeligste manier te exploiteeren, openbaart zich al bijzonder sterk bij den kleinen middenstand. Hier is elke dochter een belangrijk stuk materieel bezit, waarop in den regel groote verwachtingen worden gebouwd. De sexueele opvoeding wordt daar, natuurlijk veelal onbewust, geheel op ingericht. Het spreekt van zelf, dat de dochter veel te goed wordt geacht om met een man van lageren of gelijken stand te trouwen. Ook in dit opzicht is de minachting voor den werkenden stand het sterkst bij degenen, die daar maatschappelijk het naast aan grenzen. "Mijn dochter is veel te goed voor een gewonen werkman", zoo denken en spreken duizenden moeders, vooral onder die wier maatschappelijk verschil met den "gewonen werkman" meer dan dubieus is. "Voor mijn dochter is toch zeker wel wat beters te krijgen", is de volgende conclusie in dezen gedachtengang. Vooral ook het meisje zelf wordt diep van dit gevoelen doordrongen. Het wordt haar aanhoudend voorgehouden, dat het maar aan haar zelf ligt, zich een schitterende positie te verwerven, of, om in de geijkte terminologie te spreken, een goede partij te doen. Het eerste waar zij op heeft te passen, is natuurlijk, zich niet te vergooien aan een of anderen armoedzaaier. Zij moet het ook niet probeeren met zulk een verafschuwd wezen te komen aanzetten. Dat wordt haar van haar eerste meisjesjaren af zoo diep mogelijk ingeprent.

Ieder manspersoon, die plannen ten opzichte van het sexueele kleinood schijnt te koesteren, wordt door de zorgzame ouders allereerst gekeurd op zijn vermoedelijken welstand. Valt de eerste taxatie al niet te gunstig uit, dan worden alle mogelijkheden tot toenadering onverbiddelijk afgesneden. Voor geen middel wordt daarbij dan teruggedeinsd. Het eerste der vele middelen die ter beschikking staan is, hem in de oogen van het meisje zoo diep mogelijk te kleineeren, hem verachtelijk te maken, afkeer en tegenzin in te boezemen jegens den kalen gelukzoeker, die het wagen durft de oogen te slaan op een meisje zoover boven zijn stand. Hij moet maar gaan bij de meiden van zijn soort, maar het niet zoeken bij een meisje van nette familie.... wat denkt zoo'n goochemerd wel? dat wou er zich zeker fijn indraaien, maar dan is hij aan 't verkeerde kantoor, enz. Van het meisje zelf wordt natuurlijk verwacht dat ze zal inzien, dat zoo'n persoon niets is voor haar. Iedereen zou haar uitlachen, zij zou in de heele stad over de tong gaan. En wat zou juffrouw die en juffrouw die zich verkneuteren, als ze hoorden enz. En dan, welk vooruitzicht met zoo'n snuiter!

Valt de aanvankelijke schatting minder ongunstig uit, is de eerste indruk niet onbevredigend, dan wordt omzichtig getracht zekerheid te erlangen. Er wordt navraag gedaan, links en rechts ge?nformeerd--men gaat niet over ??n-nachts-ijs! Vallen de zoo vergaarde inlichtingen min of meer bevredigend uit, dan krijgt het meisje nog tallooze instructies om zich toch voor onberaden stappen te wachten. Want zoolang het geval nog min of meer twijfelachtig is, is men nog zeer wantrouwend. En hebben de ouders, meer speciaal de mama, zelf iets voor de huwbare dochter op het oog, iets waarvan de financieele kwaliteiten ten volle bekend zijn, dan wordt ook zulk een twijfelachtige adspirant-minnaar met alle middelen waarover een kwaadsprekende tong kan beschikken--en dat zijn alle middelen--onverbiddelijk geweerd en weggewerkt.

Zoo bar en vijandig als het onthaal is waarop een vrijer van het ongewenschte soort zich kan voorbereiden, zoo nederbuigend-lievig en onderdanig-tegemoetkomend is de houding jegens een partuur, die aan de verwachtingen beantwoordt. Evenals in het eerste geval eerst alles wordt beproefd om het meisje afkeerig te maken van den verafschuwden non-valeur, en, als dat niet baat, alle geweldmiddelen der ouderlijke macht te baat worden genomen om de dreigende familieramp af te wenden, evenzoo wordt in het tweede geval alles gedaan om het meisje er toe te brengen van de haar geboden gelegenheid gebruik te maken. Zoo noodig treedt de zorgzame moeder zonder gemoedsbezwaar op als koppelaarster. Alles wat er toe leiden kan om het paar zoover te brengen, dat men niet meer terug kan, wordt met overleg begunstigd; de gelegenheden om zoover te komen worden desnoods noods expres geschapen. En stuit men op onwil bij het meisje, dan wordt niets onbeproefd gelaten om dien onwil te breken.

Hoe komisch dit alles den koelen waarnemer ook moge aandoen, is het in werkelijkheid toch een bron van tallooze stille familiedrama's en van veel in stilte gedragen leed. Den humoristen van alle gading levert het intusschen rijke stof tot geestigen spot, vlijmend sarcasme, bittere ironie of goedmoedigen humor.

DE PO?ZIE VAN HET MINNEN.

Goed vrijen is: zacht pratend hard liegen. Dat is zoo wat de eenige conclusie, die de erotische humor open laat, als hij het teere thema van het minnen onder handen neemt. Dat begint al bij den alledaagschen volkshumor, die zich uit in spreuk en spreekwoord: Eeden van vrijers en beloften van zeelui duren niet langer dan tot de nood voorbij is.

En uit de hoogte boven de groote menigte, vanwaar de denkers en de wijsgeeren minachtend op het gedoe daar diep in de laagte beneden hen neerzien, en de dingen die hen bijzonder ergeren overgieten met honend sarcasme, hoort men al weinig andere klanken.

Evenwel, men moet toegeven, dat verliefden, hoewel ze niet anders doen dan liegen, nochthans volkomen oprecht zijn. Ook moet men toegeven, dat zoo liegend te minnen mooier is dan nuchter-waar zonder liegen te minnen. Want wat komt er dan van terecht? Hoe laat Multatuli zijn Droogstoppel-type, dat toch ontegenzeggelijk de meerderheid onder de stervelingen vertegenwoordigt, over vrijen en trouwen oreeren? Natuurlijk als volgt: "Een meisje is een engel. Wie dit het eerst ontdekte heeft nooit zusters gehad. Liefde is een zaligheid. Men vlucht met het voorwerp er van naar het einde der aarde. De aarde heeft geen einden, en die liefde is ook gekheid. Niemand kan zeggen, dat ik niet goed leef met mijn vrouw ... zij heeft een sjaal van twee-en-negentig gulden, en van zulk een malle liefde, die volstrekt aan het einde der aarde wil wonen is toch tusschen ons nooit sprake geweest. Toen we getrouwd zijn, hebben we een toertje naar den Haag gemaakt--ze heeft daar flanel gekocht, waarvan ik nog borstrokken draag--en verder heeft ons de liefde nooit de wereld ingejaagd".

Waarin bestaat eigenlijk het liegen van verliefden, wat liegen ze dan toch? Eigenlijk alles wat ze zeggen. Want ze zeggen elkaar alleen mooie dingen en wat mooi is, is niet waar, en hoe mooier hoe leugenachtiger. De eerste leugen komt in elke liefdescomedie van de mannelijke partij, als hij in zijn liefdesverklaring zoo hemelhoog opgeeft van zijn verliefdheid. Daar kan niets van waar zijn; hij kan het zich hoogstens maar verbeelden, doch hij is onderwijl hij er op los liegt toch oprecht. Is het ijs door den eersten leugen gebroken, dan is de beurt van onwaarheden te zeggen voorloopig aan de andere partij, die daarbij, naar men zegt, geheel en al in haar natuurlijk element is. O, wat wordt er bij het eerste kennismaken, en de heele vrijage door, over en weer gesimuleerd! Al die vleierijtjes en lieve naampjes, die hoogdravende verzekeringen van hem, dat afwijzen en weigeren en zich laten naloopen van haar--alles comedie en toch echt. De ouverture van het minnespel waarbij de een dingen zegt die niet waar kunnen zijn en de ander antwoorden geeft die zij niet meent, schetst Lovendaal ons in zijn liedje van het Schipperinnetje:

Een scheepje lei al aan de kust Op 't deinend vlak te wiegen naar lust; Daarinne zat een hupsch gezel, Die neuriede lustig en wel.

Met kwam een aardig kind voorbij; Ik weet niet, wat de visscher haar zei, Maar 't lief zei lachend "nee, o nee! Ik ga in je scheepje niet mee".

Doch eer 't een maandje verder was Daar zeilde een scheepjen over den plas, Het boord was groen, de vlag woei uit; Zij was er de visscher zijn bruid.

De flinke klant gaf haar een zoen En zei: "zeg nog 'reis n?? zooals toen" Zij gaf er ??n weer en zei: "jij plaag! Ik mocht je van harte, van harte toch graag"

Kortom: vrouwen zeggen graag neen om nogmaals gevraagd te worden. Later komt, zoo heel bij toeval, wel eens uit hoe gemeend die eerste afwijzingen en aarzelingen zijn--wie veel liegt moet nu eenmaal een zeer sterk geheugen hebben om zich nooit eens te verspreken. En dan vallen er wel eens ongewilde bekentenissen, zooals in het volgende idylletje:

--Jong echtgenoot: Weet je nog, schatje, dat wij bij dit boschje door je mama werden verrast, toen ik je den eersten kus gaf?

--Jong vrouwtje: Ja--en daar heeft die arme moe toen twee uren moeten staan wachten.

Dat het zoo is, dat wisten al de ouderwetsche ulevel-po?eten, blijkens onderstaand gewrocht van zoo'n ulevel-genie:

De meisjes zeggen neen, maar meenen meestal ja; Wie net doet of ze vlucht, loopt u in waarheid na.

Het neen antwoorden op verliefde voorstellen is zoo ernstig gemeend, dat dames verontwaardigd zijn en het als een onvergeeflijke lompheid opnemen, als bedoelde voorstellen worden voorgedragen op een wijze en onder omstandigheden die haar dwingen, voor het oogenblik althans, tot een neen, dat werkelijk neen beteekent. Een heer, die twee dames volgde, kreeg het volgende verwijt te hooren: Het is toch geen manier, mijnheer, twee dames aan te spreken. Laat ons met rust of zorg dat u ook met u twee?n bent.

Als het minnen om echt po?tisch te zijn leugen noodig heeft, dan heeft het natuurlijk ook diplomatie noodig. Want diplomatie is leugen door studie volmaakt tot een vak. Waar dus vaststaat, dat minnen bestaat in liegen, daar staat tevens vast, dat minnen bestaat uit diplomatie, d.i. de hoogste vorm van liegen. Die diplomatie begint al dadelijk bij de eerste kennismaking. Wederkeerig wordt er niet anders dan gediplomateerd, van de zijde der vrouwelijke partij het sterkst. Hij doet alles om een goeden indruk te maken, zich van den besten kant te laten zien en het te laten voorkomen of die beste kant zijn gewone kant is, hij doet zijn Zondagsche gezicht voor en tracht hooge gedachten te wekken omtrent zijn persoonlijke waarde, zelfs in de onbelangrijkste nietigheden, zooals b.v. zijn maatschappelijke positie, die in engagements-, verlovings- en dergelijke zaken nu toch heelemaal geen factor van belang is. Zij diplomatiseert door niet te begrijpen waar hij heen wil en niet te zien wat iedereen ziet--hij mocht anders eens denken dat hij haar laatste hoop was. Dat gaat dan zoo een tijdje door. Doordat zij diplomatiek hem ontwijkt, om niet den schijn op zich te laden van hem na te loopen, worden de ontmoetingen steeds talrijker. En zijn uiterlijke uitrusting wordt steeds statiger. Tot het tenslotte komt tot een verklaring. Die dan ook weer een interessant spel vormt van diplomatieke zetten over en weer. Na het engagement gaat dat zoo door. Blijkt hij oog te hebben voor nog andere knappe meisjes, dan veroorzaakt dat alleen bij in de liefdes-diplomatie zeer slecht onderlegde vrijsters tranen, verwijten, een gebroken hart en zoo meer. Een bijdehandte diplomate geeft toe dat die of die knap is en brengt het gesprek ongemerkt op wederzijdsche heerenkennissen--een paar vleiende opmerkingen aan het adres van zulke kennissen zijn haar toovermiddel waarmee ze tegelijkertijd zichzelf wreekt en hem straft en tevens tot beterschap brengt.

Verlovingsgesprekken van bijvoorbeeld het verloofde meisje met haar moeder, zijn ook al doortrokken van po?zie. Luisteren wij maar even.

--Ja, moe, aan tante Betsy moeten we vast een verlovingskaart sturen. 't Mensch heeft een paar weken geleden nog gezegd, dat ik wel zou blijven zitten. Natuurlijk zei ze dat omdat 'r eigen dochters niks kunnen krijgen. Maar nicht Sophie krijgt geen kaart--'t schepsel kijkt ons niet meer aan sinds haar man van klerk adjunct is geworden. En oom Willem en zijn vrouw houden wij er natuurlijk ook buiten. Sinds vader eenzelfde zaak is begonnen als hij, hebben ze geen voet meer over onzen drempel gezet. En u begrijpt dat ik het niet erg prettig zou vinden, als mijn aanstaande schoonouders op de receptie kennis maakten met zoo'n lomperd als oom Willem, die van niets weet te praten dan van den tijd dat hij matroos was. Nog al wat fijns, matroos! Ik zou me doodgeneeren. Verbeeld je, als je die kennis liet maken met mijn schoonouders. Neef Gerard, daar denken we natuurlijk ook niet aan om die uit te noodigen. Die weet nooit zijn maat te houden, en als hij wat op heeft slaat hij een taal uit dat je je doodschaamt voor nette menschen. Oom Johannes laten we stilletjes thuis, die wil altijd ceremoniemeester spelen als er wat te doen is, en dan verveelt hij het heele gezelschap met zijn geschreeuw van: attentie heeren en dames! en met zijn flauwe moppen. Neen, die moeten we dezen keer er ook maar buiten laten. Want mijn aanstaande schoonouders zijn van veel te nette familie. U en vader moeten bij het kennis maken ook maar het beste beentje voorzetten, dat ik me niet hoef te geneeren. Moe, u zal er van opkijken, als ze hier komen. Zijn vader is een echte heer, met een deftig voorkomen, en een ring met zoo 'n diamant. Hij is, geloof ik twee en vijftig, maar je zou zeggen hoogstens veertig. Op z'n kantoor, ziet u, is hij zooveel als de patroon zelf--procuratiehouder heet dat; hij teekent, zegt mijn beminde, briefjes van wel duizend gulden. En Frits z'n moeder, u zal eens zien hoe die er uitziet, hoe 'n deftige dame, heelemaal in 't zij, o zoo fijn. En Frits z'n eene zuster krijgt piano-les van een rijksdaalder in het uur en zij is ge?ngageerd met een inspecteur van politie. En mijn Frits is binnen het jaar chef-de-bureau, heeft hij gezegd. U begrijpt, dat we nu ook een beetje om ons fatsoen moeten denken en dat het bij mijn verlovingsfeest maar niet de zoete inval moet wezen voor iedereen. En bent u nu ook niet blij en in uw schik met uw dochter, die het zoo getroffen heeft--zoo'n nette familie en een aanstaande met zoo'n nette positie?....

En dan al die idyllische vrijages! Een en al po?zie. Het volgende stukje cultuurgeschiedenis uit Jan Holland's Darwinia geeft hiervan een te treffend beeld om het hier niet te citeeren.

Karel had een goed oogje op Lina. Want Lina had gevulde vormen en flikkerende oogen. En Lina was ook lang niet onverschillig voor Karel. Want Karel was een goed gebouwd en krachtig jonkman.

Karel was op bals in de gelegenheid geweest om op te merken, dat Lina's gevulde vormen geen boerenbedrog waren. Lina had door Karel's onvermoeid dansen en door de kracht waarmee hij haar omvatte en optilde bespeurd, dat hij stalen spieren bezat.

Derhalve beminden Karel en Lina elkander.

Maar Karel's middelen veroorloofden hem nog niet om er een vrouw op na te houden, Lina's vader vond, dat hij zijn geld beter kon gebruiken dan aan z'n dochter een bruidschat te schenken. Zij had hem buitendien met van alles studeeren al geld genoeg gekost.

Karel moest dus arbeiden om evenals Jacob z'n Lea eerst te verdienen. Maar hij ging dat niet doen door schapen te hoeden. Neen, hij richtte met eenige kornuiten van goeden naam een maatschappij van levensverzekering op. En hij werkte ook niet zeven jaren. Neen, slechts zeven maanden. Toen ging de maatschappij volgens de regelen der kunst failliet en redden de oprichters zich met een flink kapitaal.

Karel had zich dus door wijs overleg en energie tot een gelukkig sterveling gemaakt. Nog in den bloei der jaren kon hij onbekommerd het loon van zijn inspanning genieten. Dadelijk stuurt hij een uitnoodiging aan Lina tot een onderhoud op zijn kamer over een voor beider toekomst hoogst gewichtige aangelegenheid. Lina aarzelt niet om aan die uitnoodiging gehoor te geven, doch is zoo voorzichtig een geladen revolver aan haar maagdelijken boezem te verbergen, om te voorkomen dat haar geliefde zich vrijheden veroorlove voordat een deugdelijk contract is gesloten.

Lina, lieve Lina, roept Karel, haar bij het binnentreden toe en wil haar in zijn armen sluiten en--vlak in de buurt staat de sofa. Doch Lina haalt de revolver voor den dag en zegt: Neen mijn liefste, zoover zijn we nog niet. Laten we ordentelijk gaan zitten en onze zaken bespreken; gij daar achter de tafel op de sofa, ik hier over u op een stoel. Wat wilt gij?

U trouwen. Wat anders, voorwerp van al mijn wenschen, zoet beeld mijner droomen?--Maar ge zijt arm.--Neen, mijn schat, sedert gisteren ben ik rijk.--Laat zien, trouw hart.

Uit de verte toonde Karel haar kostbare papieren, terwijl hij een wantrouwenden blik op de revolver sloeg. Lina werd verteederd en zeide: Gij hebt mij zoolang een trouwe liefde toegedragen, dat ik wil aannemen, dat ze niet valsch zijn.--Nu, wat zegt ge? vroeg Karel zegepralend, zelf verdiend voor u en voor u alleen aangebeden meisje... mag ik nu den notaris laten komen?--Ja, lispelde Lina, terwijl zij de schuchtere oogen schaamachtig op de revolver liet neerglijden.

De notaris verscheen. De heer en dame, sprak hij, wenschen door den band des huwelijks vereenigd te worden? En hij zette zich onmiddellijk aan den arbeid voor het opmaken der huwelijksche voorwaarden met denzelfden ijver waarmee zulke ambtenaren den uitersten wil van een reeds stervende plegen op te schrijven.

Zie zoo! zeide hij, uwe namen en uw verlangen in het algemeen staan er. Gelieft mij thans omtrent de nadere voorwaarden in te lichten. Zoo, bijvoorbeeld--de geachte bruid duide mij deze onkiesche vraag niet ten kwade--onverhoopt een spruit uit uwe echtelijke vereeniging mocht voortkomen, wie zal dan de zorg daarvoor op zich nemen?

Lina's kiesch gevoel werd pijnlijk door zulk een vraag getroffen. Zij werd beurtelings bleek en rood en fluisterde nauw hoorbaar: Neen mijnheer de notaris, dat is onmogelijk, dat wil ik niet en dat gebeurt ook niet.--Ja, mejuffrouw, ik begrijp..., maar de mogelijkheid bestaat, de natuur is soms sterker dan de kunst. En buitendien, de wet wil, dat uitdrukkelijke bepalingen op dit punt gemaakt worden.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top