Read Ebook: De vlegeljaren van Pietje Bell by Abkoude Christiaan Van Rinke Jan Illustrator
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 1614 lines and 34349 words, and 33 pages
ter benoemd is tot jongste redacteur van de Morgenpost. En ik verzoek u, mij vanaf heden met de mij daarbij toekomende onderscheiding te behandelen."
ZESDE HOOFDSTUK.
EEN UITSTAPJE NAAR SCHEVENINGEN.
Zoo had Piet dus nog een week den tijd.
Hij hield het echter voorloopig nog geheim, zou ze later wel allemaal verrassen met het feit, dat hij "redacteur" was, wat blieft u?
Intusschen deed hij trouw mee aan de oefeningen van de club en als Pietje er was, wel dan was het altijd feest.
Flip Buitenhuis, die altijd vol vroolijke plannen zat, had het idee geopperd, om met de heele club een uitstapje te maken naar Scheveningen, en wel op den eerstvolgenden Zaterdag.
Het plan was met algemeene stemmen aangenomen, en ook Eduard Pijpers, die inmiddels, zonder Nero, lid van de club was geworden, zou meegaan.
Flip, die daartoe van allen het meest geschikt was, zou ceremonie-meester gedurende den tocht zijn en tevens kassier voor de algemeene onkosten.
Natuurlijk bleef ieder vrij om voor eigen rekening meerdere of mindere uitgaven te doen.
Om kort te gaan, dien Zaterdagmorgen--het weer was, wat men maar wenschen kon--was de gansche Vroolijke Bende aan het station van de Electrische present.
Kwart voor negen wees de klok en over een kwartier zou de trein vertrekken. Hun vroolijk gepraat en gelach vervulde de hooge hal, waar de loketten waren. Ze waren met hun negenen, een nog zomersch gekleed clubje van pretmakers, die er eens een ongegeneerd-fijnen dag van gingen nemen.
Pietje ging met Flip de kaartjes halen.
"Negen retours Scheveningen--vier vooruit--en vijf achteruitrijden," zei Piet.
"Denkt u soms, dat ik hier voor mal sta?" vroeg de beambte geprikkeld, hem de kaartjes toeschuivend.
"Groote hemel, wat kunt u goed gedachtenlezen," zei Flip.
Grinnekend schoof de troep langs de controle, waar de kaartjes geknipt werden, en dan de trappen op naar het perron.
Ze gingen in een groep bij elkander zitten, pakjes en mantels en taschjes in de netten werpend.
Mien Kuijer hing uit het raam.
"Gut," riep ze uit, zoodat alle overige passagiers naar haar keken, "kijk me daar eens een regiment aankomen, die moeten we hier niet hebben, hoor."
't Heele gezelschap leunde nu naar buiten.
"Is deze trein voor Scheveningen?" vroeg een dikke, puffende, r??dgloeiende burgerjuffrouw, die twee karbiezen, drie hengselmandjes en zeven kinderen met zich voortzeulde.
"Jawel," antwoordde Flip, "maar dan moet u in den volgenden wagen gaan zitten."
"O juist, dank u wel," was het antwoord en het regiment marcheerde naar den anderen wagen.
Er werd gefloten en de trein zette zich in beweging.
Over de viaduct kronkelde de wagensliert zich tusschen de huizenrijen door. Door de openstaande ramen der woningen zag men de huisvrouwen aan haar ochtendwerkzaamheden.
Of soms lag een minder ijverige dito op de ellebogen uit het raamkozijn en dan riep de vroolijke bende haar iets vriendelijks toe:
"Dag juf ... overwerk je niet ..."
"Moeder ... je pap staat aan te branden ... heusch waar ... ik ruik het hier."
"Juf ... juf ... d'r staat een vent achter je met een geladen zakmes!"
Er was een onophoudelijk gelach en gepraat.
De meeste passagiers in den wagen, ook voor een dag uit, hadden schik in het jonge troepje, behalve een zeer geleerd uitziend man, die met een barsche uitdrukking op zijn gezicht een ochtendblad poogde te lezen.
De vroolijke gesprekken en de herhaalde jolige uitroepen van de club schenen hem geweldig te hinderen.
Piet vertelde weer een grap.
"Kijk," wees hij naar een der ramen, "daar staat zoowaar mijnheer Paganini viool te spelen. Meneer Paganini had een knecht, die niet bepaald het buskruit uitgevonden had.
"Op zekeren dag zegt meneer Paganini tot den knecht: Jan, loop eens gauw naar mijnheer Victrola en vraag om de partituur van Beethoven, het kwartet van Mozart en het trio van Liszt.--Jan komt bij meneer Victrola en zegt: Meneer Victrola, complement van meneer Paganini en of u me wilt geven de paraplu van Beethoven, het karpet van Mozart en het riool van Liszt."
Alle medereizenden lachten zoo hard, dat genoemde courant-lezende heer in het naaste compartiment opstond, zich over de leuning van zijn plaats boog en op minder vriendelijken toon zei:
"Mag men om wat stilte verzoeken? Men kan geen woord verstaan, van hetgeen men leest."
Alle passagiers waren verbaasd, de club niet het minst.
Een vader met twee jongens, die pret had om Piet, antwoordde:
"Als deze jongelui zich vermaken willen en zich behoorlijk gedragen, kunnen zij dat doen, zonder eerst daarvoor uw toestemming te vragen."
Piet dacht opeens weer aan zijn voorouders en den tachtigjarigen oorlog.
"Wel, meneer, laten we er geen ruzie om maken. Als u lezen wilt, leest u en als wij pretmaken willen, doen wij het ook. Toen ik zes jaar was, ging ik eens met mijn vader en moeder naar den Haag en in den trein zat ook iemand, die almaar lezen wou en niet luisterde. Ik herinner mij nog goed, dat ik tegen hem zei, dat hij zoo'n gekke snor had, net een kerstboom ..."
Het heele gezelschap schaterde en de man smeet woedend zijn krant neer en ging brommend naar buiten kijken.
Verschrikkelijk, die jongelui van tegenwoordig!
Toen hij jong was, zat men stil en las een boek of luisterde naar een verstandig woord.
Na twintig minuten rolde de trein het Haagsche station binnen en een groot aantal reizigers stapte uit.
Er kwam wat meer ruimte, waarvan Jacob Mantel direct gebruik maakte, om zijn city-bag uit het net te visschen en er een geduchten stapel boterhammen uit te halen.
"Ga jij nou al eten?" vroeg Alida Specht. "Heb je dan vanmorgen niet ontbeten?"
"O, dat was niet veel," zei Jacob. "Alleen maar vier boterhammen met kaas, twee krentenbroodjes en twee koppen thee."
"Hoe laat was dat?" informeerde Flip.
Add to tbrJar First Page Next Page