Read Ebook: The Palace and Park Its Natural History and Its Portrait Gallery Together with a Description of the Pompeian Court by Forbes Edward Latham R G Robert Gordon Owen Richard Phillips Samuel Scharf George Shenton F K J Francis Kingston John
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 477 lines and 27026 words, and 10 pages
LAATSTE VERZEN
VERZEN, Tweede druk, ing. 3.90, geb. 4.50.
GEDICHTEN, samengesteld door Dr. J. A. NIJLAND, ing. 1.90, geb. 2.50, leer 3.50.
BLOEMLEZING, samengesteld door Dr. J. A. NIJLAND, Vijfde verbeterde druk, ing. 0.90, geb. 1.25.
MOTTO-ALBUM, met versieringen van J. DE PRAETERE, geb. in linnen of gebatikt 1.50, geb. in leer 1.90.
KLEENGEDICHTJES, Eerste en Tweede bundel ? ing. 0.25. geb. 0.50.
LAATSTE VERZEN, Derde druk, geb. 1.90.
GUIDO GEZELLE'S DICHTWERKEN
LAATSTE VERZEN
BOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIEME, NIJMEGEN
'T ER VIEL 'NE KEER
't Er viel 'ne keer een bladtjen op het water 't Er lag 'ne keer een bladtjen op het water En vloeien op het bladtje dei dat water En vloeien dei het bladtjen op het water En wentel-winkelwentelen in 't water Want 't bladtjen was geworden lijk het water Zoo plooibaar en zoo vloeibaar als het water Zoo lijzig en zoo lustig als het water Zoo rap was 't en gezwindig als het water Zoo rompelend en zoo rimpelend als water Zoo lag 't gevallen bladtjen op het water En m' ha' gezeid het bladtjen ende 'et water 't En was niet 't een een bladtje en 't an- der water Maar water was het bladtje en 't blad- tje water En 't viel ne keer een bladtjen op het water Als 't water liep het bladtje liep, als 't water Bleef staan het bladtje stond daar op het water En rees het water 't bladtje rees en 't water En daalde niet of 't bladtje daalde en 't water En dei niet of het bladtje dei 't in 't water. Zoo viel der eens een bladtjen op het water En blauw was 't aan den hemel end' in 't water En blauw en blank en groene blonk het water En 't blaadtjen loech en lachen dei dat water Maar 't bladtje en wa' geen bladtjen neen en 't water En was nie' meer als 't bladtjen ook geen water Mijn ziele was dat bladtjen; en dat water Het klinken van twee harpen wa' dat water En blinkend in de blauwte en in dat water Zoo lag ik in den Hemel van dat water Den blauwen blijden Hemel van dat water En 't viel ne keer een bladtjen op het water En 't lag ne keer een bladtjen op het water.
ROUX ST. LEO, 1859.
ONBEVLEKTE VROUWE
o Altijd onbevlekte Vrouwe, ik ben onweerd, eilaas, dat ik uw licht aanschouwe, zoo lang mij in dit tranendal, verdoold gelijk een ooi en teenemaal vol zonden, den waren weg en is gevonden, o Moedermaagd, die mij tot God geleiden zal.
Hoe menigmaal was, in dit leven, mijn ziele eilaas den vrede kwijt, omdat ik, ver van u gebleven, me in 's werelds weelden had verblijd; 't was alles valsch, dat zij beloofden, en, om hun' schoon gepinte hoofden, vol leugens blonk het, vol bedrog; verfoeide pracht van die u haten, Maria, 'k wil nu alles laten, op U alleen betrouwe ik nog! o Altijd.... enz.
De booze vijand kwam mij tergen en, ringsom mij, zoo spookten fel gedaanten, vrij zoo hoog als bergen en wangedrochten uit de hel; ik zou vergaan, ik zou verzinken, ik zou den diepsten grond uitdrinken des bekers die de ziel vergeeft, had ik tot U, o altijd goede, mij niet gewend; die, nimmer moede, nog helpt die U geloochend heeft. o Altijd....
Niet vrij eilaas, die 's werelds lusten, die 's vijands wulpsch geweld ontvliedt, en is hij; nooit en zal hij rusten, verwint hij erger vijand niet; ik ben mijn ergste vijand zelve, hoe dieper ik mijn hart doordelve, hoe meer ik vinde dat, onvrij van alle kwaad, ik ga ten gronde in eenen poel van rampe en zonde ach, onbevlekte, bidt voor mij! o Altijd.... enz.
Geleefd! roepen ze: 't is zoo vroeg te sterven; gefooid! eer de dood komt ons al bederven. Gedanst op de blomme: ons behoort heur glansen! --Geweend! zoo zeggen zij, om die lachend dansen!
Gebe?n, roepen ze, gij, vroeden, uw gebeden; de beker is ons bron van zaligheden! De teuge en 't gezang verzoeten alle pijn. --Gebe?n! zoo zeggen zij, voor al die zingend zijn.
Waarom, roepen ze, 't roosken niet gebroken? Het schoonste, is het niet tot 's konings lust ontloken? Geen koning die bidde of bedele om een vrouw --gediend, zoo zeggen zij, die 't toekomt, immer trouw!
Geleefd roepen ze, want de dagen spoeien. --Geweend! zoo zeggen zij: 't is troost daar tranen vloeien. --'t Is valsch, roepen ze, dat 't minnen ooit kon geven! --Gemind! zoo zeggen zij: daar liefde is, daar is leven!
De waarheid, is zij nu bij hem die 's herten kwalen verdrinkt en, bij 't genot des vollen bekers, de liefde gekheid scheldt; ofwel bij hem die trouw bemint en bidt, te halen? Op beider voorhoofd hebt gij de antwoord, Heere, in leesbaar schrift gesteld!
Oostermaand 1846. D. JOAQUIM RUBI? Y ORS. Guldemaand 1889. GUIDO GEZELLE.
MOEDERKEN
't En is van u hiernederwaard, geschilderd of geschreven, mij, moederken, geen beeltenis, geen beeld van u gebleven.
Geen teekening, geen lichtdrukmaal, geen beitelwerk van steene, 't en zij dat beeld in mij, dat gij gelaten hebt, alleene.
o Moge ik, u onweerdig, nooit die beeltenis bederven, maar eerzaam laat ze leven in mij, eerzaam in mij sterven.
KORTRIJK, 4/5 1891.
SINT JANS VIER
Men maakt hedendaags nog Sint-Jans vier te Kortrijk, te midzomer, op Sint Jan-Baptistendag; men danst en zingt erbij oude volksliederen.
Nu zit de zonne hooge in den hemelstoel nu zit de zonne hooge overal.
Haalt hout en helpt ons, hoopt het te gare alhier; haalt hout en helpt ons mede, altemaal!
Vliegende vlamme, vlerke van 't zonnewiel, vliegende vlamme, vlucht in den hoop!
Ziet, hoe de vlamme bijt; ziet, hoe heur tonge laait; ziet, hoe de vlamme bijt, binnen in 't hout!
Haalt hout en helpt ons, hoopt het te gare alhier; haalt hout en helpt ons mede, altemaal!
Danst nu den zomerdans, danst deur de vlammen heen: danst nu den zomerdans, gij, gasten, te ga?r!
Haalt hout en helpt ons hoopt het te gare alhier; haalt hout en helpt ons mede, altemaal!
Laat ons een li?ken, dansend den zomerdans, laat ons een li?ken zingen daartoe!
Zoo zal, eer 't avond wordt, leutig ons zomervier sperken en sparken, om- hooge ten hemel slaan, en leve Sint Jan hoe langer hoe liever, hoe langer hoe liever, ja, leve Sint Jan!
Haalt hout en helpt ons, hoopt het te gare alhier; haalt hout en helpt ons mede, altemaal!
Ziet hoe de sterren, diepe in den hemel daar, lonken en linken naar ons gedans! Stokken en sterren, heerdvier en hemelvier, herten die jong zijt, al ondereen; eer wij gaan slapen, nog eens geroepen nu: Leve Sint Jan!
Haalt hout en helpt ons, hoopt het te gare alhier; haalt hout en helpt ons mede, altemaal!
KORTRIJK, Febr. 1894.
BAST VAN MURWE WIJNGAARDBEZEN
Bast van murwe wijngaardbezen kan alleen de we?rga wezen van de zachte en zuivere hand die mijn hert, heeft overmand.
Straffe mocht en boete hij vergen, neen hij wou mijn boosheid bergen, mijn verwaandheid, ongeboet, in zijn dierbaar blusschend bloed.
Hebbe dan mijn herte en houdt' Hij 't, duizendmaal vermenigvoud Hij 't in Zijn liefde en laat' Hij 't mijn.... neen, voor eeuwig 't Zijne zijn!
KORTRIJK, 5/2 1894.
Nog eer de bl?ren schieten, in 't hofbeluik, hoe geren zie 'k uw' sprieten, o perenstruik; hoe geren zie 'k uw takken, vol blommen staan, vol perels, al in pakken eer ze opengaan!
En mochte ik maar, zoo even, door Gods beschik, u, peretakken geven nen toovertik; 't en zou geen pere krommen uw hout, voortaan: veel liever zie 'k de blommen, eer ze opengaan.
Add to tbrJar First Page Next Page