Read Ebook: Conference of Officers in Charge of Government Hospitals Serving Veterans of the World War by Burke Charles H Contributor Cumming Hugh S Hugh Smith Contributor Forbes Charles R Contributor Ireland M W Merritte Weber Contributor Sawyer Charles E Charles Elmer Contributor Stitt E R Edward Rhodes Contributor White William A William Alanson Contributor
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 189 lines and 28855 words, and 4 pages
Daar een woord een klank is, waaraan eene beteekenis is verbonden, en dus als het ware uit twee deelen bestaat, vereischt het eene dubbele apperceptie; eerst moet men den klank herkennen, en vervolgens zijne beteekenis weten te recht te brengen.
Men denke hier aan lijden en leiden, nog en noch. De spelling lijden met ij brengt min of meer in de gedachten al de verschillende voorstellingen, die aan lijder, lijdzaam, lijdelijk enz. verbonden zijn, en stelt den lezer daardoor in staat het woord z?? op te vatten als op het oogenblik vereischt wordt.
Eene verkeerde spelling kan omgekeerd de apperceptie belemmeren, b.v. wanneer men lijden met ei spelt en zoodoende aan leiden, leiding, leidsman, leidster doet denken.
Door eene wet verstaat men in de wetenschappen niet een bevel, door eenige autoriteit uitgevaardigd, maar een volzin of formule, die de wijze uitdrukt, waarop eene werking volgens haren aard geschiedt. Spellingwetten zijn derhalve zulke formules, waarin de wijze van spelling wordt opgegeven, voor zooverre die uit het wezen en het doel van het schrijven voortvloeit.
De algemeene spelregels en hunne onderlinge verhouding.
Stel in uw schrift de beschaafde uitspraak voor; d.i. geef door letterteekens al de bestanddeelen op, die in een woord gehoord worden, wanneer het door beschaafde lieden zuiver wordt uitgesproken; en kies in gevallen, waarin de juiste uitspraak niet kan worden voorgesteld, het naastbijkomende letterteeken.
a. De bedoeling der woorden beschaafd en zuiver is duidelijk.--De beperking van den regel tot het volgen van de beschaafde uitspraak ziet natuurlijk alleen op die woorden, waarvan naast de betrekkelijk algemeene, d.i. door het gansche land bij velen en juist bij de beschaafdsten gebruikelijke uitspraak nog eene plaatselijke of gewestelijke bestaat. De regel wil, dat men alsdan de algemeene uitspraak zal volgen, op grond, dat het bijzondere voor het algemeene moet wijken, en eene schrijfwijze, die eene slechts plaatselijke uitspraak voorstelt, dikwijls niet overal zou begrepen worden.--Van vele woorden bestaat slechts ??ne, en dus eene volstrekt algemeene uitspraak; deze is dan vanzelve tevens de beschaafde, waarop de regel doelt. Wanneer technische woorden, uitsluitend bij kunstenaars, werklieden enz. in gebruik, maar bij het algemeen niet bekend, slechts op ??ne wijze worden uitgesproken, dan is deze vanzelve de normale. Doch worden zij--doorgaans bastaardwoorden--verschillend uitgebracht, dan is natuurlijk de minst verbasterde als de beschaafdste te beschouwen. Zoo heet b.v. het leder achter in laarzen of schoenen, dat dient om aan de hielen stevigheid te geven , bij de schoenmakers komfoor, komfoord of komfoort; volgens den regel moet de laatste uitspraak, mv. komfoorten door de spelling voorgesteld worden.
b. Het woord zuiver moet dienen om aan eene uitspraak, die ten gevolge van organische gebreken of verkeerde gewoonten letters verwisselt, weglaat of invoegt, en dus onzuiver is, allen invloed op de spelling te ontzeggen.
Gemaakt, pedant, lispelend of galmend spreken is, hoezeer ook af te keuren, iets anders dan onzuiver spreken. Zoolang in eene gemaakte uitspraak dezelfde bestanddeelen worden gehoord als in eene natuurlijke, heeft zij geen nadeeligen invloed op de spelling. Waarschuwingen daartegen behooren te huis in eene Uitspraakleer , niet in eene Spellingleer .
Eerst wanneer zij letters weglaat, invoegt of verwisselt, houdt zij op zuiver te zijn, en verliest zij het recht om zich in eene spellingleer te doen gelden.
c. De Regel der Uitspraak vloeit geheel en onmiddellijk voort uit het wezen en het doel van het schrift. Hij is daarom de hoofd- en grondregel der Spelling. Alles wat met dien regel strijdt, is tevens strijdig met het wezen en de bestemming van het schrift. Uit dien hoofde kan hij wel door andere regels verklaard en nader bepaald, maar niet weersproken worden, en is elke regel, die tegen dezen strijdt, van het theoretische standpunt, te verwerpen.
De practijk echter kan gewichtige redenen hebben om zoodanige regels, wanneer zij eenmaal bestaan, als geldig te erkennen.
De noodzakelijkheid dezer bepaling vloeit reeds voort uit den strijd der dialecten. Het is vanzelf onmogelijk gelijktijdig aan de eischen van alle te voldoen; en ??n bijzonder dialect te bevoorrechten, verbiedt de billijkheid.
a. De letters, bij welke die invloeden zich het duidelijkst doen gevoelen, zijn de n en de zachte onder de zoogenaamde verwante medeklinkers, met name de b, d, g, v, en z.
b. De n klinkt geheel anders in zoon en mijn dan in tang en dank, of in franje, kransje, hondje.
c. De b, d, g, v, en z worden aan het einde eener lettergreep en in de nabuurschap van sommige andere, inzonderheid van scherpe letters, z??zeer verscherpt, dat zij geheel of nagenoeg als p, t, ch, f en s luiden, de v en z meestal zelfs in f en s overgaan. Men vergelijke been met schub, krab, hebt, hebzucht; daar met raad, gids en blijdschap; goot met oog, oogtand en zegt; vel met diev , leevt en ontvangen; zeel met leez , vreezt , raadzaam en ontzinken.
d. De g wordt geheel gewijzigd, wanneer haar in hetzelfde woord eene n voorafgaat, b.v. in tang, hij zingt.
e. Bij andere letters hebben veel fijner wijzigingen plaats, die somtijds alleen voor een geoefend gehoor waarneembaar zijn. Men vergelijke de w in wijn, flauw, schuw en schuwer; de s in saai, stijfsel en raadsel; de m in man, kom, hemd, en komt; de l in land, stoel en melk; de f in fraai en straf; de i in inkt en koning.
Eene volkomen juiste afbeelding der woordklanken is onnoodig, omdat men in den regel schrijft voor lieden, die de taal verstaan en de uitspraak der bedoelde woorden kennen, en die dus uit hunne kennis het ontbrekende weten aan te vullen. De wijziging der letters volgt bij het samenvoegende uitspreken vanzelve en behoeft daarom niet aangeduid te worden, evenmin als in eene chemische formule de verandering der elementen, die door hunne vermenging vanzelve ontstaat.
Het doel van het schrift wordt reeds bereikt, wanneer de lezer het bedoelde woord herkennen kan.
a. Zij zou voor velen het schrijven onmogelijk maken. Immers, indien men al de wijzigingen, die de letters ten gevolge van hare plaats en nabuurschap ondergaan, door het schrift wilde uitdrukken, dan zou het alphabet met een aanzienlijk getal letters moeten vergroot, of er zouden diacritische teekens moeten uitgedacht worden. Het gebruik dier nieuwe letters of teekens zou een fijner oor vereischen dan velen bezitten, zoodat dezen niet zouden weten, welke teekens te kiezen.
b. Het zou voor allen, zonder uitzondering, het schrijven en lezen noodeloos hoogst moeilijk maken. Immers, ten gevolge der vele wijzigingen, die de letters in verschillende omstandigheden ondergaan, zouden de voornaamste woorden der taal, namelijk al de veranderlijke, zich telkens onder geheel verschillende vormen aan het oog vertoonen. Geen vorm zou zich in het geheugen prenten, en daardoor zou het gebruik der vele letters en teekens groote oplettendheid vereischen. Een geoefende schrijft thans zonder aan zijn schrift te denken; de letters ontvloeien als vanzelve aan zijne pen. Zulks zou dan onmogelijk wezen. Wie schreef, zou hardop moeten spreken om zich zelven te beluisteren, ten einde den waren klank te kunnen treffen. Een lezer zou altijd hardop moeten lezen om het woord te hooren, eer hij aan het geschrevene eene voorstelling wist te verbinden, terwijl thans een telkens wederkeerende, licht herkenbare vorm hem in staat stelt zich het bedoelde woord te denken.
c. In derivata zou de vorm der grondwoorden, in composita de vorm der samenstellende deelen noodeloos onkenbaar worden gemaakt. Het schrift zou dus al de voordeelen missen, die een verwijzen op de etymologie der woorden kan opleveren.
a. De regelmatigheid zou vorderen, dat men voor iederen letterklank maar ??n letterteeken had, en dat ieder letterteeken slechts ??ne waarde bezat en altijd denzelfden klank vertegenwoordigde. De bestaande toestand beantwoordt in vele opzichten niet aan die eischen.
b. Vooreerst zijn onze letterteekens niet voor het Nederlandsch uitgedacht; ons alphabet is van de Latijnen ontleend, en bezat reeds bij de overneming eenige gelijkluidende letters, namelijk de i en y, c en k, c en s, x en ks; terwijl ph, th en qu door ons gelijkgesteld worden met f, t en kw. Vervolgens zijn eenige oorspronkelijk zeer verschillende klanken in den mond van velen allengs geheel gelijkluidend geworden, waardoor sommige teekens, voor de zoodanigen althans, dezelfde waarde hebben gekregen, te weten de zachte e en o en de scherpe ee en oo, en de tweeklanken ij en ei. Er zijn dus voorschriften noodig, die de keus der genoemde letters bepalen.
c. Dezelfde behoefte bestaat bij het kiezen der zoogenaamde verwante medeklinkers, wanneer zij als sluitletters moeten voorkomen. De zachte, de b, d en g, worden dan verscherpt en naderen zoozeer tot de scherpe, tot de p, t en ch, dat zij in de uitspraak niet meer van deze te onderscheiden zijn.
d. Omgekeerd moeten sommige letterteekens dienen om meer dan ??nen klank voor te stellen; gelijk blijkt ten opzichte van de a uit de vergelijking van d?g met d?gen; van de e, uit de, b?d en d?gen; van de i, uit p?n, t?tel en zandig enz.
e. Ofschoon het opgenoemde evenzeer tegen de doelmatigheid als tegen de regelmatigheid aandruischt, is er nagenoeg niets aan te veranderen. Volstrekt ongeoorloofd is het echter die gebreken uit loutere spitsvondigheid te vermeerderen, door b.v. aan een zelfde letterteeken noodeloos meer dan ??ne waarde toe te kennen.
f. De voorschriften, die strekken moeten om een schrijver bij het kiezen uit geheel of nagenoeg gelijkluidende letterteekens te besturen, zijn hoofdzakelijk gegrond op den tweeden en derden algemeenen spelregel, op dien der Gelijkvormigheid en dien der Afleiding.
Geef, zooveel de uitspraak toelaat, aan een zelfde woord en aan ieder deel, waaruit het bestaat, steeds denzelfden vorm, wanneer daardoor de herkenning en juiste opvatting van het woord kan bevorderd worden.
De laatste voorwaarde maakt het noodzakelijk den regel in twee deelen te splitsen, waarvan het eerste de woorden in hun geheel, het laatste hunne bestanddeelen betreft. De regel wordt dan:
a. Schrijf hetzelfde woord, zooveel de uitspraak en de verbuiging of vervoeging toelaten, steeds met dezelfde letters.
b. Geef in afgeleide woorden aan het grondwoord en in samengestelde aan de samenstellende deelen, zooveel de uitspraak toelaat, steeds dienzelfden vorm, waaronder zij buiten de afleiding en samenstelling voorkomen; wel te verstaan, indien die grondwoorden of deelen nog als afzonderlijke woorden in gebruik zijn en dan dezelfde beteekenis hebben als in de afgeleide of samengestelde woorden.
a. Overeenkomstig het voorschrift a) spelt men dag, des dags, ten dage, dagen; glad, gladde, gladder, gladst; zeg, zegt, gezegd, zeggen; niet dach, des dachs; glat, glatst; zech, zecht, gelijk oudtijds wel placht te geschieden.
b. Overeenkomstig het voorschrift b) schrijft men vijlsel van vijlen; verleiding van verleiden; raadzaam van raad, door aanhechting van zaam; hoofddeel uit hoofd en deel; niet veilsel, verlijden, raatsaam, hoofdeel, omdat de juiste opvatting door de laatste schrijfwijze zou belemmerd worden.
c. Het voorschrift b) ontraadt te spellen weereld voor wereld, Duidsch voor Duitsch, diedsch voor diets, begicht voor biecht, omdat deze spelling, hoewel door de afleiding geboden, tegen andere regels aandruischt, en de woorden weer , died of duid , gi?n niet meer in gebruik zijn, zoodat de beteekenis door het wijzen op de grondwoorden niet duidelijker gemaakt, maar veeleer verduisterd zou worden.
d. De bepaling >>zooveel de uitspraak toelaat" is aan beide deelen gemeen en stelt den geheelen regel onder dien der Beschaafde Uitspraak. Zij verbiedt te schrijven: andbacht voor ambacht en ambt; heertog voor hertog; paarlemoeder voor paarlemoer; gezoekt, gekoopt, voor gezocht, gekocht enz., omdat die vormen met de uitspraak in strijd en daardoor onduidelijk zijn.
e. Men zie vooral niet voorbij, dat de gestelde regel grootendeels dezelfde is, als die, welken men gewoonlijk den Regel der Afleiding noemt. Immers, onder meer, schrijft hij ook voor, de afleiding in acht te nemen. De benaming Regel der Gelijkvormigheid verdient echter de voorkeur; vooreerst omdat zij, op de bedoeling van den regel zinspelende, zijne strekking beter uitdrukt, en ook het in a) bedoelde omvat, hetwelk door den naam Regel der Afleiding buitengesloten wordt; en vervolgens, omdat men deze laatste uitdrukking noodig heeft als de benaming van een anderen regel, die werkelijk uitsluitend op de afleiding gegrond is.
f. De Regel der Gelijkvormigheid, ofschoon eigenlijk de bevordering der apperceptie ten doel hebbende, vult te gelijk meer dan ??ne leemte in den Regel der Uitspraak aan, doordien hij in vele gevallen, waar deze niet beslist, het gebruik der medeklinkers bepaalt. Dit heeft plaats, wanneer de sluitletters der veranderlijke woorden tot de verwante medeklinkers behooren, en wanneer in afleidingen en samenstellingen twee gelijke of verwante medeklinkers samentreffen; vergelijk boven a en b.
Door onverbuigbare woorden worden hier verstaan alleen die woorden, die van nature onverbuigbaar zijn, als bijwoorden, voorzetsels, voegwoorden en tusschenwerpsels, niet de zoodanige, die tot eene klasse van verbuigbare woorden, als de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden behoorende, alleen door toevallige omstandigheden niet verbogen worden. Het substantief was en het adjectief kwijt b.v. behooren niet tot de indeclinabilia, ofschoon beide geene verbuiging ondergaan.
Bij de keus der gelijkluidende letterteekens beslist de afleiding of de oudere vorm uit den tijd, toen de nu gelijk geworden klanken nog duidelijk onderscheiden konden worden, in die gevallen, waarin geene andere regels of bijzondere omstandigheden die keus onraadzaam maken.
Waar de drie bovengenoemde algemeene spelregels zwijgen, handelt men overeenkomstig de analogie; d.i. de woorden wier spelling noch door de uitspraak, noch door de gelijkvormigheid, noch door de afleiding wordt bepaald, worden op dezelfde wijze geschreven als andere, wier spelling met zekerheid bekend is en die oogenschijnlijk op overeenkomstige wijze gevormd zijn.
Een regel voor de welluidendheid kan derhalve slechts eene aanvulling zijn van den Regel der Beschaafde Uitspraak, en mag geen ander doel hebben dan op de naleving der voorschriften van dezen meer bepaaldelijk aan te dringen, die uitspraak te bevorderen en elke andere tegen te gaan. Wanneer men dit in het oog houdt, zal men den Regel der Welluidendheid in de volgende bewoordingen vervatten:
Waar twee of meer verschillende spellingen in gebruik zijn, waarvan geene zich door een der vroeger behandelde regels geheel laat rechtvaardigen, is die te verkiezen, welke de beschaafde uitspraak het best vertegenwoordigt.
Volgens den Regel der Welluidendheid zijn b.v. de volgende schrijfwijzen goed te keuren: thans, bijkans, Parijsche, Friesche, wijste, frischte, meisje, handje enz., voor thands, bijkants, Parijssche, Friessche, wijsste, frischste, meisjen, handtje enz.
De toepassing der beginselen, in de grondregels geleerd, is ondoenlijk in die gevallen, waarin zij eene veelomvattende wijziging der gebruikelijke spelling ten gevolge zou hebben. Door iedereen erkende en aangenomen regels, die de spelling bepalen van een groot aantal woorden, of van dezulke die, om zoo te zeggen, in elken volzin terugkeeren, al zij het ook dat zij door geenen der grondregels volkomen worden gerechtvaardigd, behooren ge?erbiedigd te blijven, zoolang het gebruik niet vanzelf verandert.
a. Zoo is b.v. de spelling thans , met eene h, die niet meer gehoord wordt, door het Gebruik gewettigd, en thands, met eene d er in, zou het ook wezen, indien men algemeen z?? schreef, omdat men in hand eene h en eene d hoort. De ch in tusschen is door het Gebruik gewettigd, omdat men, toen men begon z?? te schrijven, in dit woord werkelijk eene ch uitsprak. Niet gewettigd daarentegen is de schrijfwijze Dingsdag, als steunende op eene valsche etymologie, die den Dinsdag voor den dag der rechtsgedingen hield. Evenmin is de spelling te samen te verdedigen, ofschoon men misschien algemeen zoo uitspreekt, omdat die uitspraak slechts eene verkeerde toepassing is der analogie met samenkomst, samenzijn enz., waarin de s wettig is, als ontstaan zijnde uit tz.
b. Men heeft dit grondbeginsel tot de algemeene spelregels gerekend en den Regel van het Gebruik genoemd. Wel beschouwd echter voldoet het niet aan de eischen van een regel. Het beginsel heeft alleen voor den grammaticus waarde, niet voor het publiek; het Gebruik schrijft geene bepaalde regels voor, maar onderstelt, dat men eenparig zekere schrijfwijze volgt, die het niet aanbeveelt, maar slechts toestaat, en alleen gedwongen wettigt.
Van een geheel anderen aard zijn de gevallen, waarin eene keuze moet plaats hebben tusschen twee gebruikelijke nagenoeg even goede schrijfwijzen; alsdan kan het uit den aard der zaak slechts eene kleinigheid, een onbeduidend iets wezen, dat den doorslag moet geven.
De regel der Uitspraak moet noodwendig de rij openen. Daar het schrift de reproductie der woordklanken ten doel heeft , is een letterschrift, dat den klank, de uitspraak, aanvankelijk althans, niet afbeeldt, iets volstrekt ondenkbaars, een onding. De Regel der Uitspraak is derhalve met het schrift gegeven, is de Natuurwet der Spelling. De eerste schrijvenden volgden dien noodwendig, ook omdat er geene woordenboeken of spraakkunsten bestonden, die hen leerden, geene gezaghebbende schrijvers, die hen noopten, anders te handelen.
De Regel der Uitspraak is niet slechts de eerste en oorspronkelijk de eenige, maar ook thans nog de algemeenste. Geen woord, welks spelling niet ?f geheel en al, ?f grootendeels door de uitspraak wordt geregeld; en al de regels, die moeten dienen om den Regel der Beschaafde Uitspraak, waar die te kort schiet, aan te vullen of te verklaren, ontleenen van dezen hunne kracht en beteekenis. Zelfs wanneer het Gebruik dwingt in strijd daarmede te handelen, geschiedt zulks op grond der uitspraak, namelijk ten gevolge eener verouderde.
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page