bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Instituut Sparrenheide by Abkoude Christiaan Van Rinke Jan Illustrator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1378 lines and 38455 words, and 28 pages

juist nog goed op het hart gedrukt, om dat nu maar eens over te slaan en alleen uit te kijken naar de roodhuiden."

"Ik wou, dat ze maar kwamen," zei Flip, "dan kregen we tenminste wat te doen. Ik verveel mij een aap."

"Met jouzelf meegerekend zijn dat dan tw?? apen."

"Zoo, baviaan. Maar je moest er mij eens op uitsturen, om Robberdebob op te snorren. Wie weet, waar dat heerschap zit."

"Als hij maar niet gevangengenomen is. Weet je wat? Ik moet natuurlijk hier blijven. Een generaal kan zijn leger niet in den steek laten. Maar ik zal je twee soldaten meegeven en je gaat Rob zoeken. Dat is dan een patrouille."

Een oogenblik later was commandant Flip met twee man Rob achterna gegaan. Daar het bosch maar heel weinig betreden wordt, konden de jongens heel duidelijk de versche voetsporen van hun voorganger volgen. Maar toen die voetstappen bij den viersprong van de Reigerslaan opeens in het kreupelhout verdwenen, was het spoor van Rob niet meer te volgen.

"Ik ben een citroenschil als ik weet, hoe we Rob nou moeten vinden," zei Flip.

"En we zitten hier natuurlijk vlak bij de Roodhuiden," waarschuwde Hein Veere, een der Sparheiders.

"Kan je niet 's roepen?" opperde de ander, die Piet Broeser heette.

"Daar zeg je zoowat," zei Flip. "Ik zal een kraaienschreeuw geven.--K?rr... k?rr!!"

En daar klonk het wat verder: "Karr--karr--karr!"

"Stil!" sprak Hein, "ik hoor het geschreeuw van de Indianen. Zij komen hierheen!"

Het geluid van vele voetstappen kwam snel nader. Flip en zijn twee mannen kropen in 't dichtste deel van het kreupelhout.

Een oogenblik later holde een woeste Indianentroep van wel twintig man voorbij de plek, waar de bleekgezichten verscholen lagen. Deze hielden zich doodstil, want men kon nooit weten of niet meerdere zouden volgen. Maar er kwam niemand meer. De Indianen waren blijkbaar in de meening, dat de vijanden veel verder verwijderd waren dan inderdaad het geval was. Maar--waar bleef Rob?

Flip waagde zich aan den rand van het kreupelhout. Aan het einde van de laan stonden de Roodhuiden besluiteloos te kijken. Nu moest een poging gewaagd worden om zijn broer te verlossen!

"Kom mee!" zei Flip, en gedekt door de struiken ijlden zij naar het Boterbergje.

In de algemeene opwinding was Rob door de Roodhuiden aan zijn lot overgelaten. Het plotselinge signaal der bleekgezichten had hen in den waan gebracht, dat zij door een sterke macht bedreigd werden. Ondertusschen lag Rob aan handen en voeten gebonden aan den voet van het Boterbergje. Zoo vond zijn broeder hem.

"Vlug, vlug!" zei Flip, terwijl hij de lasso doorsneed, waarmee Rob geboeid was. "We moeten gauw hier vandaan, want de Roodhuiden zullen in een oogenblik weer hier zijn!"

Dat behoefde hij Rob geen tweemaal te zeggen.

De jongens maakten, dat zij wegkwamen, maar nauwelijks hadden zij den viersprong bereikt en wilden dien passeeren, toen een der daar dwalende Indianen hen bemerkte.

De Roodhuid liet een doordringenden kreet hooren.

En onmiddellijk daarop stormde de heele bende voorwaarts, de bleekgezichten achterna. Arendsoog voorop, onmiddellijk gevolgd door Tijgerklauw en Vuurstraal, zaten ze weldra de vluchtelingen op de hielen.

Maar generaal Hans had het rumoer in 't bosch gehoord. Snel als de wind verzamelde hij zijn soldaten en snelde de Roodhuiden tegemoet om zijn makkers te ontzetten. Nog ??n oogenblik... en de drie verkenners waren met den bevrijden Rob weer veilig tusschen de kameraden.

De Indianen kwamen aanstormen, het werd een gevecht van man tegen man. Maar de bleekgezichten telden maar vijftien man, terwijl de Roodhuiden over ruim twintig te beschikken hadden. Al worstelende en vechtende werden de blanken achterwaarts gedrongen, steeds meer en meer teruggedreven. De aanvallen der woeste Mohikanen waren z?? onweerstaanbaar hevig, dat van tegenhouden bijna geen sprake was.

De blanken werden teruggedreven tot onder de muren van het fort Sparrenheide.

Daar kregen ze opeens versterking van de jonge garde, die het fort bewaakte. Met deze nieuwe krachten ondernamen ze nu een uitval, die de Roodhuiden niet verwacht hadden en waardoor deze een flink eind teruggedreven werden.

Nu omsingelden de Indianen de school, die als fort dienst deed en het beleg begon.

Arendsoog bond zijn zakdoek aan een stok en trad naar voren.

Generaal Hans deed hetzelfde.

Daar stonden de twee machtige opperhoofden tegenover elkaar.

"Hugh!" zei de Indiaan. "De dappere Arendsoog is gekomen om met het opperhoofd der bleekgezichten te spreken."

"En wat verlangt mijn roode broeder?" vroeg de generaal op denzelfden deftigen toon.

"De Mohikanen zijn een vreedzaam volk," sprak Arendsoog, "zij jagen in de bosschen en rooken den vredespijp. Maar de bleekgezichten zijn gekomen en hebben den rooden man uit zijn bosschen verjaagd, om die in bezit te nemen. Onze dapperste krijgers hebben zij gedood met hun vuurwapens. Waar is de Witte Bison? Waar is de Koningstijger? Waar is de Prairie duivel? Het bleekgezicht heeft ze doodgeschoten. Maar Arendsoog is het hoofd van den stam der oude helden, Arendsoog zal de gevallen krijgers wreken. De witte man moet zijn steenen huis aan de Mohikanen overgeven."

Generaal Hans keek den Indiaan ernstig aan.

"Arendsoog wil den oorlog," sprak hij, "maar de witte mannen willen dien niet. Zij willen in vrede leven met die oude krijgers der Mohikanen. Het fort behoort aan ons. Wij zullen het verdedigen als de roode mannen het ons ontnemen willen."

"Hugh!" riep Arendsoog op minachtenden toon, "de roode krijgers zullen komen. En v??r het groote licht verduisterd wordt, zullen zij het bleekgezicht verdreven hebben."

En met een trotsch gebaar keerde het opperhoofd naar zijn krijgers terug.

Bijna oogenblikkelijk daarop werd de aanval door de Roodhuiden met buitengewone hevigheid ondernomen. Maar met niet minder dapperheid streden de Sparheiders. De Indianen wonnen geen duimbreed grond, werden zelfs af en toe teruggedreven.

Het werd inmiddels al later en later en de vechtenden werden vermoeid. Vooral de Indianen, die zich buitengewoon hadden ingespannen waren nauwelijks meer tot aanvallen in staat.

Generaal Hans zag dat zeer goed. Hij verzamelde al zijn soldaten op ??n punt en joeg er z?? verbazend snel op de Roodhuiden in, dat deze niet langer konden standhouden en onder het triomfeerend "hoera!" der Sparheiders op de vlucht werden gedreven.

Toen klonk opeens een mannestem:

"Bravo jongens! Het fort is prachtig verdedigd! Komt nu allemaal hier! Hans, Flip, Rob, Hein! En de Roodhuiden ook!"

Het was de heer Bergwoude, die het laatste deel van het spel had bijgewoond en nu de dappere strijders bij zich riep.

VIERDE HOOFDSTUK.

EEN PRETTIG BESLUIT EN EEN VROOLIJKE VERTELLING.

"Allemaal hierheen, jongens!"

En mijnheer Bergwoude opende de deur van de gymnastiekzaal, die achter de school gelegen was. In een oogenblik waren de veertig jongens in de zaal bijeen. Mijnheer ging op een bankje staan, zijn gelaat stond vroolijk, want hij had schik in de spelen der jongens. Mevrouw was op het krijgsrumoer al komen toeloopen om te zien, wat er toch wel aan de hand mocht zijn. Maar nu keek zij toch ook met een lachend gezicht naar die vroolijke knapen.

"Hoor eens, jongens!" sprak Mijnheer, en dadelijk daarop werd het stil, "ik moet eens even wat zeggen. Jullie hebt vanmiddag een mooi spel gespeeld! Het was wel een oorlogsspel, maar er zijn geen slachtoffers gevallen. Het was een spel, waarbij je oogen en ooren goed den kost moest geven. Jullie hebt je oplettendheid en scherpzinnigheid vanmiddag kunnen oefenen. Bij het gevecht zijn geen stokken of steenen gebruikt, bij ieder kwam het op eigen lichaamskracht aan. Dat is ferm, dat is gezond. Er is niemand mishandeld, ik heb gezien, dat de zwakkere alleen maar door den sterkere werd teruggedreven. En wie er bij ongeluk al eens een buil of een schram heeft opgeloopen, die moet dat dan maar beschouwen als een teeken van heldenmoed. Jullie hebt je allen kranig gedragen, en ik moet den Roodhuiden mijn compliment maken, dat zij het nog zoo lang tegen de overmacht hebben uitgehouden!"

"Hoera!" klonk het dreunend door de zaal.

"Bravo!" zei Mijnheer Bergwoude. "En nu, jongens, wie wat verdient, moet wat hebben. Hans, geef jij die groote, ronde doos eens aan, die daar staat!"

Hans keek naar den kant, dien zijn vader aanwees en bemerkte nu pas een kolossale ronde taartjesdoos. Hij gaf die aan zijn vader en deze toonde haar geopend aan de jongens.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top