bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: El Señor y los demás son Cuentos by Alas Leopoldo

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 682 lines and 56087 words, and 14 pages

Wij verlieten het vertrek en om een reden, die de lezer gemakkelijk raden zal, haalde de inquisiteur een hangslot uit zijn zak, dat hij zelf aan de deur bevestigde, deed er vervolgens het groote zegel op en zei tegen Simon: "meester Samuel Simon, uit naam van de heilige Inquisitie verbied ik u aan dit hangslot te raken en ook aan het zegel, dat het hare is. Ik zal morgen op hetzelfde uur hier komen, om het te lichten en u mijn orders te brengen."

Na die woorden liet hij de straatdeur openen, waardoor wij, de een na den ander, in blijde stemming vertrokken. Zoodra wij een vijftig passen gedaan hadden, begonnen wij zoo snel te loopen, als ons zwaar gewicht het toeliet. Weldra waren wij buiten de stad, bestegen onze paarden en reden naar S?gorbe, god Mercurius dankend voor een zoo gelukkige gebeurtenis.

HOOFDSTUK II

Van het besluit, dat don Alphonse en Gil Blas namen na dit avontuur.

Volgens onze prijzenswaardige gewoonte, gingen wij den geheelen nacht door en bij het aanbreken van den dag waren wij bij een klein dorp, op twee mijlen van S?gorbe. Toen wij aan den voet van een heuvel een aantal wilgenboomen zagen, verlieten wij den grooten weg en gingen in de schaduw slapen.

Na een flink ontbijt telden wij het geld, dat we van Samuel Simon hadden meegenomen; dit liep tot een bedrag van drieduizend ducaten en daarbij gevoegd de som, welke wij reeds bezaten, waren wij niet slecht bij kas.

Er moest voor nieuwe provisie worden gezorgd en Ambrosius en don Rapha?l, na hun costuums uitgetrokken te hebben, zeiden, dat ze daar samen op wilden uitgaan; door het avontuur te Xelva hadden zij er smaak in gekregen en ze wilden zien of er in S?gorbe niet een slag was te slaan.

"Ge moet ons maar onder de wilgen afwachten," zei de zoon van Lucinde, "wij zullen spoedig terug zijn."

Lachend merkte ik op, dat, wanneer de heeren ons samen verlieten, het misschien wel lang zou duren eer wij hen weer zagen.

"Die verdenking is een beleediging voor ons," zei Ambrosius, "maar dat is te verontschuldigen na hetgeen wij te Valladolid hebben gedaan, waar wij onze kameraden in den steek lieten. Maar toch bedriegt ge u. De personen, met wie wij toen samenwerkten, hadden een zeer slecht karakter en de omgang met hen was, op den duur, onverdragelijk. Aan lieden van ons slag moet men de eer geven, dat wanneer ze goed met elkaar kunnen opschieten, ze elkaar ook trouw zijn. Ik verzoek u dus, mijnheer Gil Blas en don Alphonse, om wat meer vertrouwen in ons te hebben."

"Het is gemakkelijk om hun ongerustheid weg te nemen," zei don Rapha?l; "de kas blijft bij hen hier, dan hebben zij een waarborg in handen. Na dit bewijs van onze goede trouw, zult ge er wel geen bezwaar meer tegen hebben, dat wij vertrekken."

Ze gingen heen en lieten mij achter met don Alphonse, die me zei: "Mijnheer Gil Blas, ik moet mijn hart voor u openen. Ik maak mij er een verwijt van, dat ik tot nu toe in gezelschap ben geweest van deze twee schelmen. Ge kunt niet gelooven, hoe mij dat berouwt; gisterenavond, toen ik alleen was bij de paarden, heb ik er onophoudelijk aan gedacht. Voor een eerlijk man gaat het toch niet aan, om te leven met mannen als Rapha?l en Lamela en wanneer het ongeluk wil, vallen ze toch een of anderen dag in handen van de justitie. Ik zou me doodschamen, als ik dan met hen als een dief moest worden gestraft. Dus moet ik u bekennen, dat ik niet langer hun medeplichtige wil zijn, maar mij voor altijd van hen zal scheiden. U zult, denk ik, mijn besluit niet afkeuren."

"Neen," verzekerde ik hem, "ge moet niet denken, dat al hebt ge mij in de comedie van Samuel Simon voor gerechtsdienaar zien spelen, die soort van dingen naar mijn smaak zijn. 't Is ook mijn plan, om niet langer in dit slechte gezelschap te blijven en als ge het goedvindt, zal ik u vergezellen. Wanneer de heeren terug zijn, zullen wij hen vragen, om onze bezittingen te deelen en morgenochtend of vannacht nog nemen wij afscheid van hen."

De beminde van de schoone S?raphine keurde mijn voorstel goed en stelde mij voor naar Valencia te gaan, ons daar in te schepen naar Itali? en in dienst te treden van de republiek Veneti?. "Is het niet beter," vroeg hij, "onder de wapenen te dienen, dan een laf en schuldig leven te leiden, zooals we nu doen? Met het geld, dat wij zullen hebben, kunnen wij een goed figuur maken. 't Is niet, dat ik geen wroeging gevoel om mij te bedienen van op zulke slechte wijze verkregen geld, maar de noodzakelijkheid verplicht mij er toe en als ik eenig fortuin maak in den oorlog, zweer ik, dat ik Samuel Simon schadeloos zal stellen."

Ik verzekerde don Alphonse, dat ik zijn gevoelens deelde en wij besloten, dat wij den volgenden dag v??r zonsopgang zouden vertrekken. Wij dachten er niet aan van hun afwezigheid te profiteeren en er met de kas vandoor te gaan. Hun vertrouwen in ons belette dat, hoewel het avontuur in het pension dezen diefstal zou hebben verontschuldigd.

Ambrosius en don Rapha?l kwamen 's avonds van S?gorbe terug. Hun eerste woorden waren, dat de reis zeer gelukkig was geweest en dat ze een plan hadden gevormd, dat ons nog meer zou opleveren, dan het avontuur van den vorigen avond. Ze wilden ons daarover het een en ander meedeelen, maar don Alphonse verklaarde beleefd, maar beslist, dat hij niet langer wilde leven, zooals zij deden en dat hij van plan was van hen te scheiden. Van mijn kant deelde ik hetzelfde voornemen mee. Tevergeefs deden zij al het mogelijke, om te trachten ons terug te doen komen op ons besluit; wij namen den volgenden morgen afscheid van hen, na een gelijk deel van het geld te hebben ontvangen en trokken naar Valencia.

Na welke onaangename gebeurtenissen don Alphonse zich op het toppunt van geluk bevond en door welk avontuur Gil Blas in gelukkige omstandigheden kwam te verkeeren.

In opgewekte stemming reisden wij tot Bunol, waar het ongeluk wilde, dat don Alphonse ziek werd. Hij kreeg zware koortsen, waarvan de aanvallen soms zoo hevig waren, dat ik voor zijn leven vreesde. Gelukkig waren er daar geen dokters en bleef het dus bij den angst. Na drie dagen was hij buiten gevaar en door mijn zorgen herstelde hij spoedig. Voor wat ik voor hem deed, toonde hij zich zeer dankbaar en daar wij ons werkelijk tot elkaar voelden aangetrokken, zwoeren wij elkaar een eeuwige vriendschap.

Wij gingen weer op weg, nog altijd besloten, om, wanneer wij te Valencia zouden zijn, te profiteeren van de eerste de beste gelegenheid, om naar Itali? over te steken. Maar de hemel, die ons een gelukkig lot bereidde, beschikte het anders. Bij den ingang van een mooi kasteel, dat wij passeerden, zagen wij boeren en boerinnen, die dansten en feestvierden. Wij reden daarheen om dat feest te zien en hier wachtte don Alphonse geheel onverwacht een blijde verrassing. Hij zag baron von Steinbach, en deze, die hem op zijn beurt herkende, kwam met open armen naar hem toe en riep: "Alphonso! Wat een geluk u te ontmoeten! We zoeken u overal en vinden u nu door het toeval hier. Kom, mijn zoon, ge zult thans ook hooren, wie ge zijt en van uw geluk genieten!"

Na die woorden bracht hij ons naar het kasteel en de eerste, dien wij ontmoetten, was de eigenaar. Het was een man van ongeveer vijftig jaar en met een zeer goed uiterlijk. "Mijnheer," zei de baron, terwijl hij hem don Alphonse voorstelde, "ziehier uw zoon." Bij die woorden wierp don C?sar de Leyva zich in de armen van mijn vriend en zei: "Mijn zoon, het heeft mij zeer veel smart gekost, dat ik zoo langen tijd een vreemde voor u ben geweest, maar het kon niet anders. Uw moeder had ik alleen uit liefde gehuwd, want zij was van veel mindere geboorte dan ik. Mijn vader, die een zeer streng man was en van wien ik afhankelijk was, wilde van dat huwelijk niets weten en dwong mij het geheim te houden. Alleen baron von Steinbach was in het geheim en belastte zich, in overleg met mij, met uwe opvoeding. Thans is mijn vader niet meer en ik kan voor ieder verklaren, dat gij mijn zoon en de eenige erfgenaam zijt. Dat is echter nog niet alles, ik wil u laten trouwen met een dame, wier adel gelijk is aan den mijne."

"Mijnheer," zei don Alphonse, "kan ik niet uw zoon zijn, zonder tegelijkertijd te vernemen, dat ge mij ongelukkig wilt maken? Wees niet even wreed als uw vader; heeft hij uw liefde niet goedgekeurd, hij heeft u tenminste niet gedwongen met een ander te trouwen!"

"Mijn zoon," antwoordde don C?sar, "ik zal uw wenschen geen geweld aandoen. Het eenige, wat ik u vraag, is de dame te zien, die ik voor u bestemd heb. Hoewel ze een zeer bekoorlijke verschijning is en een voordeelige partij, beloof ik u, dat ik u niet zal dwingen haar te trouwen. Zij is hier in het kasteel en gij zult moeten toegeven, dat ge u niets beminnelijkers denken kunt." Na die woorden bracht hij ons naar een zaal.

Daar waren de graaf de Polan met zijn twee dochters, S?raphine en Julie en don Fernand de Leyva, zijn schoonzoon, die een neef was van don C?sar. Er waren ook nog andere dames en heeren. Don Fernand had, zooals men weet, Julie geschaakt en het was ter gelegenheid van hun huwelijk, dat de boeren uit den omtrek waren samengekomen, om feest te vieren. Zoodra don Alphonse verscheen en zijn vader hem aan het gezelschap had voorgesteld, kwam de graaf de Polan naar hem toe, omhelsde hem en zei: "Wees welkom, mijn bevrijder! De deugd vermag veel op edelmoedige zielen. Hebt ge mijn zoon gedood, ge hebt mij het leven gered. Ik gevoel geen wrok meer tegen u en geef u dezelfde S?raphine, wier eer gij hebt gered."

Men kan begrijpen, dat don Alphonse overgelukkig was. Reeds na eenige dagen werd het huwelijk gevierd, tot groote genoegdoening van allen.

Daar ik ook een van de bevrijders was van den graaf de Polan, zei deze heer, die mij dadelijk herkend had, dat hij ook voor mij zou zorgen. Maar ik bedankte hem voor zijn edelmoedigheid en wilde don Alphonse niet verlaten, die mij intendant van zijn huis maakte en met zijn volkomen vertrouwen vereerde. Zoodra hij getrouwd was, zond hij mij op reis, om den koopman Samuel Simon al het geld terug te geven, dat hem ontstolen was. Ik ging dus schade vergoeden. Zoo begon ik mijn betrekking van intendant, zooals men die gewoonlijk eindigt.

ZEVENDE BOEK

HOOFDSTUK I

Van de liefde van Gil Blas en van de dame Loren?a S?phora.

Dus ging ik naar Xelva, om den goeden Samuel Simon de drieduizend ducaten te brengen, welke wij hem hadden ontstolen. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik op weg veel lust gevoelde, om mij van dat geld meester te maken en zoodoende mijn werk onder gunstige voorteekenen te beginnen. Ik kon dat ongestraft doen; ik had slechts vijf dagen op reis te blijven en dan te zeggen, dat ik mij van mijn taak had gekweten. Don Alphonse en zijn vader waren mij te gunstig gezind om mij te verdenken. Maar ik wist aan de verzoeking weerstand te bieden, als man van eer, mag ik wel zeggen, betaalde den koopman, die daarop in het geheel niet had gerekend, het geld uit, en keerde naar het kasteel de Leyva terug. De graaf de Polan was er niet meer, hij was met Julie en don Fernand naar Tol?do gegaan. Ik vond mijn nieuwen meester verliefder dan ooit op zijn S?raphine, zijn S?raphine verrukt bij hem te zijn en don C?sar gelukkig, hen beiden te bezitten. Ik legde er mij op toe, dezen goeden vader voor mij te winnen en ik slaagde er ook in.

Als intendant van het heele huis, ontving ik het geld van de boeren, deed de uitgaven en had een onbeperkte macht over het personeel, waarvan ik echter geen misbruik maakte, zooals mijn collega's vaak doen. De bewijzen van genegenheid, welke mijn meesters mij steeds gaven, boezemden mij grooten ijver in voor hun dienst. Ik had alleen maar oog voor hun belang, mijn administratie was goed en eerlijk; ik was een intendant, zooals men er geen beteren vindt.

Terwijl ik mij zoo verheugde in mijn uitstekende positie, wilde de god van de liefde mij ook zijn gunsten betoonen en deed in het hart van Loren?a S?phora, een van de vrouwen van S?raphine, een sterke neiging geboren worden voor mijnheer den intendant. Om als getrouw geschiedschrijver de waarheid te zeggen, betrof mijn verovering een vijftigjarige. Ze had echter een frisch, aangenaam uiterlijk en mooie oogen, waarmee ze goed wist te werken. Haar kleur had ik gaarne wat rooder gezien, ze was me te bleek, wat ik aan haar oude vrijster-schap toeschreef.

Deze dame wierp mij eerst voortdurend blikken toe, waarin hare liefde voor mij was te lezen, maar ik deed of ik de beteekenis ervan niet begreep. Daardoor scheen ik haar nog onbedreven in die zaken, wat haar wel beviel. Zij verbeeldde zich dus, dat ze bij zulk een onervaren jongeman zich niet bepalen kon tot de taal der oogen en bij het eerste onderhoud, dat ik met haar had, begon ze van haar gevoelens te spreken. Zij gedroeg zich daarbij als een vrouw, die ondervinding had, ze was verlegen en toen ze alles gezegd had wat ze wilde, bedekte ze haar gelaat met de handen, om mij te doen gelooven, dat ze er schaamte over gevoelde, dat ze mij haar zwakheid had getoond. Hoewel de ijdelheid mij meer bewoog dan het gevoel, toonde ik mij zeer dankbaar voor het blijk van hare genegenheid, ik deed zelfs alsof ik hartstochtelijk verliefd op haar was. Ze vreesde zeker, dat het geen goeden indruk zou maken, indien ze zich zoo gemakkelijk liet overwinnen en deed mij op zachten toon verwijten over mijn al te groote vermetelheid, maar scheen toch niet boos. S?phora verbeeldde zich, dat zij door haar voorgewenden tegenstand in mijn oog voor een Vestaalsche maagd doorging.

Aan dit avontuur kwam echter spoedig een einde. Een van de lakeien van don C?sar, een van die nieuwsgierigen, die graag alles zien wat er in een huis voorvalt en dat dan oververtellen, deelde mij op zekeren dag mee, dat Loren?a iederen avond den chirurgijn van het dorp in het geheim in haar kamer ontving en dat die jonge man er lang bleef.

Mijn ijdelheid werd door dit bericht zeer getroffen en ik was bijna even kwaad, als ik geweest zou zijn, wanneer ik werkelijk jaloersch was geweest. Ik beheerschte mijn gevoelens en lachte zelfs om het nieuwtje, maar zoodra ik alleen was, stelde ik mij schadeloos door te razen en te tieren. Ik meende, dat mijn eer gebood, om den chirurgijn te verjagen en besloot hem tot een duel uit de dagen. 's Avonds stelde ik mij in hinderlaag op en zag werkelijk den man, met een geheimzinnig gezicht de kamer van mijn geliefde binnengaan. Ik wachtte hem bij zijn terugkomst op den weg op en ieder oogenblik groeide mijn vechtlust aan, maar zoodra mijn vijand verscheen, die een groote en sterke man was, voelde ik mij plotseling als een held van Homerus, door een soort van vrees teruggehouden. Ik was even verward als Paris, wanneer hiel rumbo de su confesi?n; presentaba el caso con nuevo aspecto, y los nuevos confesores llegaron a convencerse de que se trataba de una tonter?a sentimental, de una ociosidad pseudom?stica, de una cosa tan insulsa como inocente.

De tarde en tarde, por casualidad siempre, pensaba ?l, los ojos de la ni?a enferma, asomada a su balc?n de la rinconada, se encontraban con la mirada furtiva, de rel?mpago, del joven m?stico, mirada en que hab?a la misma expresi?n tierna, amorosa de los ojos del ni?o que alg?n d?a todos acariciaban en la calle, en el templo.

Sin remordimiento ya, saboreaba Juan aquella dicha sin porvenir, sin esperanza y sin deseos de mayor contento. No ped?a m?s, no quer?a m?s, no pod?a haber m?s.

No ambicionaba correspondencia que ser?a absurda, que le repugnar?a a ?l mismo, y que rebajar?a a sus ojos la pureza de aquella mujer a quien adoraba idealmente como si ya estuviera all? en el cielo, en lo inasequible. Con amarla, con saborear aquellos r?pidos choques de miradas ten?a bastante para ver el mundo iluminado de una luz pur?sima, ba??ndose en una armon?a celeste llena de sentido, de vigor, de promesas ultraterrenas. Todos sus deberes los cumpl?a con m?s ahinco, con m?s ansia; era un refresco espiritual sublime, de una virtud m?gica, aquella adoraci?n muda, inocente adoraci?n que no era idol?trica, que no era un fetichismo, porque Juan sab?a supeditarla al orden universal, al amor divino. S?; amaba y veneraba las cosas por su orden y jerarqu?a, s?lo que al llegar a la ni?a de la rinconada de las Recoletas, el amor que se deb?a a todo se impregnaba de una dulzura infinita que transcend?a a los dem?s amores, al de Dios inclusive.

Para mayor prueba de la pureza de su idealidad, ten?a el dolor que le acompa?aba. ?Ah, s?! Padec?a ella, bien lo observaba Juan, y padec?a ?l. Era, en lo profano , como el amor a la Virgen de las Espadas, a la Dolorosa. En rigor, todo el amor cristiano era as?: amor doloroso, amor de luto, amor de l?grimas.

"Bien lo ve?a ?l; Rosario iba marchit?ndose. Luchaba en vano, fing?a en vano." Juan la compadec?a tanto como la amaba. ?Cu?ntas noches, al mismo tiempo, estar?an ella y ?l pidiendo a Dios lo mismo: que volviera aquel hombre por quien se mor?a Rosario!--"S?, se dec?a Juan, que vuelva; yo no s? lo que ser? para m? verle junto a ella, pero de todo coraz?n le pido a Dios que vuelva. ?Por qu? no? Yo no aspiro a nada; yo no puedo tener celos; yo no quiero su cuerpo, ni aun de su alma m?s que lo que ella da sin querer en cada mirada que por azar llega a la m?a. Mi cari?o ser?a infame si no fuera as?."--Juan no maldec?a sus manteos; no encontraba una cadena en su estado; no, cada vez era mejor sacerdote, estaba m?s contento de su destino. Mucho menos envidiaba al clero protestante. Un disc?pulo de Jes?s casado... ?Ca! Imposible. Absurdo. El protestantismo acabar?a por comprender que el matrimonio de los cl?rigos es una torpeza, una fealdad, una falsedad que desnaturaliza y empeque?ece la idea cristiana y la misi?n eclesi?stica. Nada; todo estaba bien. ?l no ped?a nada para s?; todo para ella.

S?lo ?l compart?a su dolor, s?lo ?l sufr?a tanto como ella misma. Pero la ley era que esto no lo supiera ella nunca. El mundo era as?. Juan no se sublevaba, pero le dol?a mucho.

D?as y m?s d?as contemplaba los postigos del balc?n de Rosario, entornados. El coraz?n se le sub?a a la garganta: "era que guardaba cama; la debilidad la hab?a vencido hasta el punto de postrarla." Sol?a durar semanas aquella tristeza de los postigos entornados; entornados, sin duda, para que la claridad del d?a no hiciese da?o a la enferma. Detr?s de los vidrios de otro balc?n, Juan divisaba a la madre de Rosario, a la viuda enlutada, que cos?a por las dos, triste, meditabunda, sin levantar cabeza. ?Qu? solas estaban! No pod?an adivinar que ?l, un transe?nte, las acompa?aba en su tristeza, en su soledad, desde lejos... Hasta ser?a una ofensa para todos que lo supieran.

Por la noche, cuando nadie pod?a sorprenderle, Juan pasaba dos, tres, m?s veces por la rinconada; la torre po?tica, misteriosa, o sumida en la niebla, o destac?ndose en el cielo como con un limbo de luz estelar, le ofrec?a en su silencio m?stico un discreto confidente; no dir?a nada del misterioso amor que presenciaba ella, canci?n de piedra elevada por la fe de las muertas generaciones al culto de otro amor misterioso. En la casa humilde todo era recogimiento, silencio. Tal vez por un resquicio sal?a del balc?n una raya de luz. Juan, sin saberlo, se embelesaba contemplando aquella claridad. "Si duerme ella, yo velo. Si vela... ?qui?n le dir?a que un hombre, al fin soy un hombre, piensa en su dolor y en su belleza espiritual, de ?ngel, aqu?, tan cerca... y tan lejos; desde la calle... y desde lo imposible? No lo sabr? jam?s, jam?s. Esto es absoluto: jam?s. ?Sabe que vivo? ?Se ha fijado en m?? ?Puede sospechar lo que siento? ?Adivin? ella esta compa??a de su dolor?" Aqu? empezaba el pecado. No, no hab?a que pensar en esto. Le parec?a, no s?lo sacr?lega, sino rid?cula, la idea de ser querido... a lo menos as?, como las mujeres sol?an querer a los hombres. No, entre ellos no hab?a nada com?n m?s que la pena de ella, que ?l hab?a hecho suya.

Juan sinti? que la aprensi?n se le convert?a en terrible presentimiento, en congoja fr?a, en temblor invencible. Apretaba convulso su sagrada carga para no dejarla caer; los pies se le enredaban en la ropa talar. El crep?sculo en aquella estrechez, entre casas altas, sombr?as, pobres, parec?a ya la noche. Al fin de la calle, larga, angosta, estaba la plazuela de las Recoletas. Al llegar a ella mir? Juan a la torre como pregunt?ndole, como pidi?ndole amparo... Las luces tristes descend?an hacia la rinconada, y las dos filas se detuvieron a la puerta a que nunca hab?a osado llegar Juan de Dios en sus noches de vigilia amorosa y sin pecado. La comitiva no se mov?a; era ?l, Juan, el sacerdote, el que ten?a que seguir andando. Todos le miraban, todos le esperaban. Llevaba a Dios.

Lleg? al portal, inundado de luz. Subi? la escalera, que jam?s hab?a visto. Entr? en una salita pobre, blanqueada, baja de techo. Un altarcico improvisado estaba enfrente, iluminado por cuatro cirios. Le hicieron torcer a la derecha, levantaron una cortina; y en una alcoba peque?a, humilde, pero limpia, fresca, santuario de casta virginidad, en un lecho de hierro pintado, bajo una colcha de flores de color de rosa, vi? la cabeza rubia que jam?s se hab?a atrevido a mirar a su gusto, y entre aquel esplendor de oro vi? los ojos que le hab?an transformado el mundo mir?ndole sin querer. Ahora le miraban fijos, a ?l, s?lo a ?l. Le esperaban, le deseaban; porque llevaba el bien verdadero, el que no es barro, el que no es viento, el que no es mentira. ?Divino Sacramento! pens? Juan que, a trav?s de su dolor, vi? como en un cuadro, en su cerebro, la ?ltima Cena y al ap?stol de su nombre, al dulce San Juan, al bien amado, que desfalleciendo de amor apoyaba la cabeza en el hombro del Maestro que les repart?a en un poco de pan su cuerpo.

El sacerdote y la enferma se hablaron por la vez primera en la vida. De las manos de Juan recibi? Rosario la Sagrada Hostia, mientras a los pies del lecho, la madre, de rodillas, sollozaba.

Despu?s de comulgar, la ni?a sonri? al que le hab?a tra?do aquel consuelo. Procur? hablar, y con voz muy dulce y muy honda dijo que le conoc?a, que recordaba haberle besado las manos el d?a de su primera misa, siendo ella muy peque?a; y despu?s, que le hab?a visto pasar muchas veces por la plazuela.

--"Debe usted de vivir por ah? cerca..."

Rosario misma pidi? la Extremaunci?n. La madre dijo que era lo convenido entre ellas. Era malo esperar demasiado. En aquella casa no asustaban como s?ntomas de muerte estos santos cuidados de la religi?n sol?cita. Juan de Dios comprendi? que se trataba de cristianas verdaderas, y se puso a administrar el ?ltimo sacramento sin preparativos contra la aprensi?n y el miedo; nada ten?a que ver aquello con la muerte, sino con la vida eterna. La presencia de Dios un?a en un v?nculo puro, sin nombre, aquellas almas buenas. Este tocado ?ltimo, el supremo, lo hizo Rosario sonriente, aunque ya no pudo hablar m?s que con los ojos. Juan la ayud? en ?l con toda la pureza espiritual de su dignidad, sagrada en tal oficio. Todo lo meramente humano estaba all? como en suspenso.

"?No quer?as el martirio por amor M?o? Ah? le tienes. ?Qu? importa en Asia o aqu? mismo? El dolor y Yo estamos en todas partes."

?ADI?S, CORDERA!

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top