Read Ebook: Twee Vrinden by Osselen Van Delden B E Van Bertha Elisabeth Wijthoff Anna Catharina Frederika Illustrator
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 486 lines and 13686 words, and 10 pages
e heide en het mos. De jongens hebben de mand met kersen uit den wagen gehaald en zetten die bij Grootmoeder neer en elk krijgt een stuk papier op zijn schoot om voor bord te dienen; Arthur mag aan elk twee handen vol kersen geven en hij doet zijn best, groote porties te geven en er veel aan elkaar te laten hangen. Ze zoeken de tweelingen er uit en hangen ze als oorbellen over hun ooren en Lili maakt een theepot en een poppetje van een kers.
,,Zouden al die pitten hier een volgend jaar opkomen?" vraagt Jeanne.
,,Dat zou prettig zijn," zegt Arthur, ,,dan gaan we hier later kersen plukken."
,,Ik denk dat de grond hier te schraal zal zijn voor kerseboomen," zegt Grootmoeder, ,,als ze hier willen groeien zijn ze toch wild, maar dat is ook wel lekker; je moet ze liever op een vruchtbaar plekje poten."
,,Ja," zegt Constant, ,,ik zal er in onzen tuin wat poten."
,,Ik ook," zegt Geertruid, ,,en als er kersen aan komen, zal ik een mand vol aan Lili zenden."
,,Als je blieft," zegt deze, ,,en kom je dan zelf mee?"
,,Ja, als ik mag."
,,Zou je wel eens bij ons willen komen in de stad?" vraagt Mevrouw Bantam aan Jeanne en Geertruid.
Beide meisjes krijgen een kleur van blijdschap en zeggen tegelijk:
,,Heel graag!"
Ze kijken nu naar alles wat er in den Heidenschen kuil te zien is; de witte berkenstammetjes, den knoestigen eikenstronk, waarin zeker menig vogeltje genesteld heeft; de koningsvarens, de heidebloempjes, de leeuwenbekjes, de thym en dan al die torretjes en spinnetjes en mieren. Ze volgen die ijverige diertjes op hun tochten en zien, hoe ze een mierenei tusschen hun pootjes dragen en er mee in de zon loopen om het te warmen en te koesteren.
,,Waarom heet dit de Heidensche kuil?" vraagt Lili.
,,Misschien hebben hier vroeger Heidens gehuisd, ik denk dat ze hier hun vuurtje stookten en een legertje op den grond spreidden van varens en heidestruiken."
,,En als het dan regende?"
,,O, dan kropen ze onder een zeil, of ze maakten een tent, ze wisten zich wel te redden."
,,Ik wou zoo graag Heidens zien," zegt Jeanne.
,,Vroeger kwamen ze hier dikwijls door het dorp," zegt Grootmoeder, ,,maar ze worden nu over de grenzen gebracht en dat is goed, want het zijn erge dieven, ze stelen kippen en vruchten en alles wat ze vinden kunnen, maar zoo'n troepje is wel aardig om te zien."
Zoo zitten ze nog langen tijd te praten, maar eindelijk wordt het tijd om naar huis te gaan. Constant en zijn zusjes nemen hartelijk afscheid en als ze samen naar huis loopen, praten ze over niets anders dan over de lieve menschen en kinderen met wie ze kennis gemaakt hebben; Geertruid draagt haar lieve Lorre, die zoo erg ziek is geweest en Jeanne de medicijnen in de fleschjes en doosjes.
De vacantie is bijna om, als Geertruid op zekeren morgen bij hare Moeder staat toe te kijken, hoe deze de bretels voor Dries in orde maakt met knoopsgaten en gespen.
Geertruid heeft tot het laatst toe met ijver en volharding gebreid en daarom wordt zij nu ook verder voortgeholpen. Haar oogen stralen van plezier bij het vooruitzicht de blijdschap van Dries te zien. Als Moeder den laatsten draad afhecht en afknipt, neemt ze de bretels voorzichtig in handen, bekijkt ze nog eens van alle kanten en gaat er dan mee naar buiten, naar het schuurtje waar Dries aan het hout kloven is.
,,Dries! kijk eens! die heb ik voor jou gemaakt!"
Dries keert zich langzaam om, bekijkt de bretels zonder ze aan te raken en neemt dan nog een dik stuk hout ter hand om het met den bijl in stukken te hakken.
,,Dries," zegt Geertruid teleurgesteld, ,,wil je ze niet hebben?"
,,Jawel, leg ze daar maar neer."
Geertruid is geheel ontdaan, ze laat de bretels op den grond vallen en loopt naar huis.
,,Moeder! die akelige Dries!" en daar barst zij in tranen uit.
Met snikken vertelt zij hoe haar geschenk is aangenomen; Moeder neemt haar op schoot, hoewel ze daar eigenlijk te groot voor is en tracht haar te troosten.
,,Mijn klein, vlijtig meisje, trek het je niet aan, Dries weet niet beter."
,,Ik wil nooit weer iets voor hem doen, zoo'n aap! zoo'n..."
,,Stil kindje, luister eens, hij kan zijn blijdschap niet toonen en ook geen dankbaarheid, maar hij is daarom wel blij. Wacht maar, ik denk dat hij nu hij alleen is, de bretels wel gauw zal aanpassen. Je hebt het toch voor zijn plezier gedaan en niet voor je zelf?"
Geertruid ziet hare Moeder aan en zegt:
,,Ik zou het zoo prettig gevonden hebben, als hij blij was geweest en als hij mij vriendelijk bedankt had, ik wou hem vriendelijk maken, maar het helpt niets."
Daar komt Sientje binnen en als zij hoort wat er gebeurd is, zegt zij:
,,Zoo'n lilleke kerel, dat zal ik hem anders leeren! daar heeft dat lieve kind zoo hard voor zitten breien, en nu krijgt ze nog niet eens een bedankje, wel drommels!" en Sientje loopt de kamer uit naar Dries.
,,Jou lompe ezelskop!" wil zij zeggen, maar neen, zij zegt niets, ze kijkt alleen naar Dries, die bezig is de bretels over zijn schouders te werpen. Nu wil hij ze vast maken, maar o wee, er zitten geen knoopen aan zijn broek. Hij kijkt er naar over zijn afhangende onderlip, en hij zet zoo'n potsierlijk, leelijk gezicht, dat Sientje in lachen uitbarst.
Verschrikt kijkt hij op en Sientje ziende, trekt hij de bretels af en gooit ze in een hoek.
,,Neen baasje dat gaat z?o niet," zegt Sientje, ,,je moogt dat kostbare werk van het lieve kind niet z?o behandelen. Dat lieve ding, ze heeft er menig maal haar boterham en haar glas melk voor laten staan en menig pleziertje opgeofferd, allemaal om een pleziertje te doen aan zoo'n lompen ezel als jij bent en nu doe je z?o, je moest je schamen! Maar ze zal er toch plezier van hebben. Heb je geen knoopen aan je broek? Wacht maar, ik zal ze er aan zetten."
Sientje loopt naar huis en komt met haar werkdoosje terug. Ze heeft al een vingerhoed aan haar vinger; vlug bijt zij den draad van een klos. Mevrouw heeft al zoo dikwijls gezegd, dat ze dat niet doen moest, nu een naald van haar schelpenkussentje en terwijl ze een wit beenen knoop tusschen de lippen neemt, zegt ze lispelend: ,,Allo, kom hier, ik zal je helpen; sta stil, anders prik ik me."
Dries staat stil als een muur en Sientje naait handig en vlug de knoopen aan zijn broek. Nu de bretels, mooi zoo, stevig, en Dries kijkt er naar en zie, daar komt even een klein trekje om zijn mond en een klein plooitje aan zijn ooghoeken, dat aan een glimlach doet denken.
,,Ziezoo, zeg nu: wel bedankt."
,,Hm," zegt Dries.
,,Wel te drommel, kun je me niet bedanken? zeg als de weerga: wel bedankt, of ik snij je de knoopen er weer af."
Dries houdt er de handen op en zegt:
,,Wel bedankt."
Schaterend van lachen loopt Sientje naar huis en zegt binnenkomend:
,,Kom Geertruid, ga gauw mee, hij is zoo blij, hij zal je bedanken, ik heb het hem geleerd."
Met Geertruid aan de hand komt Sientje weer bij Dries en deze haar ziend, zegt dadelijk:
,,Wel bedankt."
,,Nu Dries," zegt Sientje, ,,ben je er mee in je schik?"
,,Ja, naor," en dat wil zeggen: heel erg blij.
Add to tbrJar First Page Next Page