Read Ebook: Notes and Queries Number 200 August 27 1853 A Medium of Inter-communication for Literary Men Artists Antiquaries Geneologists etc. by Various
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 362 lines and 27001 words, and 8 pages
Nederlandsche Bibliotheek
Onder leiding van L. Simons.
Uitgegeven door:
De Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur Amsterdam
A. L. G. Bosboom-Toussaint
Majoor Frans
Jonker Leopold van Zonshoven aan de lezers van Majoor Frans.
Mijn vrouw heeft bij haar optreden in de wereld zulk een gunstig onthaal gevonden, dat zij er niet genoeg dankbaar voor kan zijn. En toch.... brengt het haar in zekere verlegenheid.
Leopold van Zonshoven. 26 November 1875.
Jonker Leopold van Zonshoven aan Mr. Willem Verheyst, advocaat te A.
Beste vriend!
En nu vaarwel tot ziens. Met of zonder millioen.
Semper idem. Uw Leopold v. Z.
's Hage, Maart 186 .
Met dezelfde post die hem een brief van Leopold van Zonshoven aanbracht, ontving Mr. Willem Verheyst een biljet van eene hem onbekende hand van den volgenden inhoud:
Mijnheer!
Na een onderzoek, ingesteld omtrent de relati?n van Jonker Leopold van Zonshoven, achten wij het waarschijnlijk, dat hij u raadplegen zal in eene zaak, voor hem zelven van groot belang. Uit vriendschap voor hem, help hem heen over alle bezwaren die hij zou kunnen maken tegen de aanvaarding van zekere erfenis, en laat hij geen voorstel, hem gedaan, afwijzen zonder ernstig onderzoek.
Het is onnoodig hem met dit ons schrijven bekend te maken; wij vertrouwen het uwer ervaring en voorzichtigheid toe. Iemand die ten volle bekend is met de intenti?n der waardige erflaatster en die den Jonker van ganscher harte hare fortuin gunt.
N. N.
Zoo gezegd, zoo gedaan; Willem Verheyst bleek een oprecht vriend en geen sammelaar; hij kwam bijtijds op den trein, en vijf minuten na zijne aankomst zien wij hem op de stoep van het huis, waar Jonker van Zonshoven logies had.
Hij behoefde maar ??n trap te klimmen. Eene ruime voorbovenkamer met alkoof in een gesloten huis op eene der zijgrachten, ziedaar het rustige en zedige verblijf van den jongen edelman, te schraal door de fortuin bedeeld, om een deftig appartement te kunnen betalen, en te fatsoenlijk om op kosten van lichtgeloovige burgers een staat te voeren boven zijn vermogen.
"Het was voor de gezelligheid," placht hij te antwoorden, als men hem over deze drukke expositie zijner vaderen en voorvaderen onderhield. "Ja, ja!" werd hem wel eens tegengevoerd, "'t is allermeest omdat gij trotsch zijt op al die mooie wapenschilden."
"Waarom niet, als ik meen te weten, dat zij onbesmet zijn bewaard, en als ik zelf mij heb voorgenomen, er nooit een vlek op te werpen?" antwoordde hij dan vast en met fierheid.
Hij zat voor zijne schrijftafel en was druk aan den arbeid, toen Willem Verheyst zijne kamer binnentrad. Onder een luid gejubel vloog hij op, vatte Willems beide handen in de zijne en riep uit:
"Braaf gedaan! Maar dat had ik ook wel van je verwacht, dat je komen zoudt op mijn eersten alarmkreet. Wat een dwazen brief heb ik je geschreven, niet waar? Later ben ik weer gansch mij zelf geworden, en weet je hoe?" Hij keerde zich weer naar de schrijftafel en liet Verheyst een handvol papieren zien, deerlijk met inkt bemorst. "Dezelfde beweging waarmee ik op dien gedenkwaardigen avond mijne lamp zou hebben omgeworpen, zoo niet de reddende hand van juffrouw Joosting tusschenbeide ware gekomen, was tegelijk van de noodlottigste uitwerking geweest op mijn inktkoker; de goede ziel had maar op het noodigste gelet, maar die inktkoker, helaas! was hare opmerkzaamheid ontsnapt. Eerst moest ik wat bekomen, toen mijn hart uitstorten aan u, den brief zelf op de post brengen en rondloopen tot ik als een gewoon mensch naar bed kon gaan; ziedaar alles waartoe ik bekwaam was, en eerst den volgenden morgen ontdekte ik, welke verwoesting er was aangericht. Drie stukken, die al in 't net waren overgeschreven en genummerd klaar lagen om afgeleverd te worden, waren reddeloos verloren en moesten overgeschreven worden. Een lief werkje voor een millionair, niet waar? Maar al ware men het twintigmaal, men moet zijn woord houden, en ik was zoo goed niet, of ik moest aan den arbeid, en nu ben ik er bijna door. Het is mij tot heilzame afleiding geweest. Ziedaar al den eersten last, dien mijne versche fortuin mij aanbrengt, en 't zal denkelijk wel niet de eenige, niet de zwaarste zijn. Maar hoe het ook zij, ik heb nu mijn avond vrij en we kunnen praten."
"Ja, dat zal noodig zijn, althans als gij nog niet van de zaak hebt afgezien."
"Afgezien! Waarom zou ik daar zoo in eens toe gekomen zijn? En ik heb je uitdrukkelijk geschreven, dat ik mij tot niets decideeren zou, voordat ik uw advies had ingewonnen."
"Het gebeurt meer dat men raad vraagt zonder het antwoord af te wachten."
"Ja, maar z?? inconsequent handel ik niet; en mij dunkt, eene fortuin als deze is wel eenigen tijd van kalm beraad waardig. Ziehier de akten: de kennisgeving van den notaris, de copie op zegel van het testament, den inventaris van de roerende en onroerende goederen; de laatsten zijn nogal wat uiteen gelegen, in drie verschillende provinci?n, maar 't geheel vormt eene uitgebreide bezitting, en met 't geen er aan effecten in portefeuille is, wordt de fortuin op meer dan een millioen geschat. Zoo ver ik zien kan zijn de stukken in orde."
"Dat's zoo'n onredelijke wensch niet, sinds zij u in staat stelt eene huishouding te bekostigen."
"Neen; maar zij vindt goed, mij voor te schrijven wie ik tot vrouw moet nemen."
"O wee! dat's nogal erg."
"Afzien.... afzien.... op zijn ergst zoudt gij een voorstel kunnen doen om te deelen."
Dit schrijven, dat Verheyst nu met gezetheid doorlas, was van den volgenden inhoud.
Zeer waarde Neef!
liefhebbende oud-Tante
Sophie Roselaer tot de Werve.
"Nu, wat zegt gij?" vroeg Leopold, toen Verheyst na volbrachte lectuur het geschrift langzaam toevouwde met een bedenkelijk gezicht.
"Wat ik zeg? wel dat het een echte vrouwenbrief is: het punt dat bij haar het zwaarste weegt ligt in 't post-scriptum."
"Hm! dat kan waar zijn; hoe is 't mogelijk dat een christenmensch, dat eene vrouw, reeds met den eenen voet in 't graf, nog met zoo'n bitteren familiewrok is bezield geweest, en mogelijk om een bagatel!"
"Wat zal men zeggen .... uit de wissewasjes komen de felste processen voort, als men den wortel der bitterheid niet bij het eerste opschieten uitroeit. Maar ik had voor u wel gewenscht, dat deze dame met andere gevoelens ware bezield geweest jegens hare verwanten; de zaak ware dan zoo licht gevonden. Convenieerde u de jonge dame, dan: het huwelijk; viel het anders uit, dan: de verdeeling; gij bleeft beiden vrij, en met een half millioentje zoudt gij het ook wel kunnen doen."
"Och! dat het haar behaagd had mij een dertig duizend gulden te maken zonder conditie," verzuchtte Leopold, "dan ware ik van al dat geharrewar af."
"Dat zou zeker wel het gemakkelijkste zijn geweest voor u!" hernam Verheyst, even glimlachend; "maar ziet gij, men heeft niets voor niet, en als nu de wraakzuchtige oude dame u heeft uitgekozen om het instrument harer wraakzucht te zijn, dan kunt gij niet anders dan dien lastpost aanvaarden."
"Dat zie ik nog niet in...."
"Ik ben er zeker van dat zij zich op haar sterfbed heeft verkneukeld bij de gedachte, dat zij eene kampioen voor hare grieven heeft achtergelaten."
"Heel goed, maar als zij zich verbeeldt dat ik, ter wille van haar geld, de laagheid zal plegen, zoo maar blindweg hare kwade intenti?n te dienen, dan heeft zij zich zonderling in mij vergist, of men heeft haar al zeer verkeerde berichten omtrent mijn karakter aangebracht."
"Vooreerst weet gij immers niet of er werkelijk iets van u verlangd wordt, dat met uw karakter in strijd is. Voorts moet ik u zeggen, dat de beschikkingen eener overledene niet bediscussi?erd mogen worden, en dat men er zich zooveel doenlijk naar voegen moet. Blijkt u dat inderdaad onmogelijk bij nader onderzoek, weln?, dan is het nog niet te laat om terug te treden."
"Voorloopig heb ik in dien zin aan den notaris, geschreven. Ik voel wel dat ik beproeven moet of er iets van dat huwelijk kan komen; ik ben het in de eerste plaats aan het jonge meisje verplicht maar om de waarheid te zeggen: ik zou zoo graag willen dat een ander dan ik, gij bij voorbeeld, de eenige wien ik op dat punt volkomen vertrouwen kan, eens een kijkje kon nemen van de familie von Zwenken, van de jonge dame allermeest, eer ik zelf optrad, 't geen zoo heel decisief zou zijn...."
"Dit verwijt is immers geen meenens?" vroeg hij getroffen. "Gij weet wel dat ik niets kon bedoelen dan een vriendendienst vragen aan den eenige, wiens scherpzinnigheid en helder oordeel ik beter vertrouwen zou dan mijn eigen blik, door allerlei strijdige aandoeningen licht beneveld!"
"Wees gerust, z?? heb ik het ook opgenomen; ik wilde u slechts een weinig plagen, maar ongelukkig is het beletsel dat ik aanvoerde geen scherts maar strenge ernst. Ik moet morgen hier in den Haag blijven voor mijne eigene zaken, en daarna heb ik geen dag, geen uur meer te verliezen, om de laatste aanstalten te maken voor mijne groote reis."
"Van welke groote reis spreekt gij?"
Add to tbrJar First Page Next Page