Read Ebook: Een Droom by Borel Henri
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 589 lines and 30937 words, and 12 pages
, in de zuivere, luchtige sferen, en v?r beneden de lage vlakte te zien rijzen aan den horizon, en de wolken-stoeten in zoo blanken, heiligen staat, zoo langzaam-verdroomende, zwaar van licht, en het schitterend glanzen van de zee, die w?gdeinst naar verre hemelen!
Het is dan een z??r bizondere ?mkeer in je, of al het verledene van je weggaat, of het daar v?r beneden is gebleven in de hitte en den sleur, of je daar nu heelemaal vrij en onbevangen staat in die allerhoogste regionen, heerlijk herboren, en of alles nu weer opnieuw kan beginnen, een nieuw, jong, krachtig leven in de pure, onbesmette lucht, zoo heel dicht bij den blauwen hemel, nog ver boven de laag-drijvende wolkenpracht over de aarde.
D??rom had ik Rudolf hier gebracht, omdat zijn droef verleden van hem w?g moest gaan, en hij aan een nieuw leven moest beginnen.
Hij zeide een tijdlang niets. Stil staarde hij maar in alle richtingen, naar de bergen, naar de droomende wolken, naar de zee. Hij zag het aan met een weifelende, kinderlijke verwondering, alsof hij het eigenlijk nog niet goed kon gelooven.
De zon begon langzaam op te rijzen achter de Oosterbergen, en de zachtblauwe Penanggoenan in het Westen beefde opeens van een rood-gouden glans. Zachtkens vergleed die gouden lichtschaduw door het parelmoerig waas boven de vlakte, en weldra schitterde ook de Ardjoen? in rossig-guldenen gloed, wijl ijl-fijne, te?re tinten van lichtgroen en dof-purper en vaag-violet trilden om zijn stil in de lucht lijnende contouren. Hij stond daar, doorluchtig en eerwaardig, in den morgen, als de eeuwig-jeugdige, onverwinlijke helden-God, wiens naam hij voert, in vlammend goud gewaad tegen den lichtblauwen hemel.
Daar zei Rudolf ineens, met warme geestdrift in zijn stem, we?r heelemaal de oude enthousiast van vroeger: ,,Henri, ik wist niet dat Indi? z?? mooi was!"
Toen--z?? was hij altijd, ?veral zocht hij naast het heel grandioze en ontzaglijke het uiterst teedere en zwakke,--toen boog hij zich over een bed wilde viooltjes, die heerlijk geurden over het terras.
,,En dan al dat fijne en te?re," zei hij, hardop denkend in zich zelf,--,,al dat zwakke en broze hier midden in dat ontzettend groote en verhevene! Kijk, daar zijn nu toch heusch al mijn lieve, oude bloemen van Holland weer! Waarachtig! Een bed wilde viooltjes! In hoeveel jaren niet gezien! En kijk, hier, reseda's, en h?liotrope, en d??r, hoe is 't mogelijk, hier in Indi?! korenbloemen, en klaver, en kijk eens! een bed met verbena's, en hier blauw-hemdjes, en de echte, groote pens?es ??k al, en d??r waarachtig die mooie monnikskapjes, en de paarse winde, en wat 'n theerozen, wat 'n tinten! Maar waarachtig, daar staan de echte boterbloemen van Holland in 't gras, en daar zie ik een heel bed met madeliefjes! Hoe is 't mogelijk, Henri! Daar is me nu alles zoo maar in??ns terug? En dat in Indi?!"
Ik had er schik in, hem zoo te hooren jubelen. Want dat was de oude Rudolf van vroeger, met wien ik roovertje had gespeeld in de duinen, en die altijd zoo'n echte, gezonde hollandsche jongen was. In Indi? had ik hem nooit weer z?? teruggezien, Het was of er daar altijd een donkere nevel over hem heen was.
En kijk nu toch eens, wat echt kinderlijk en jongensachtig is die groote meneer van nu,--hij is al zes en twintig,--die altijd zoo nijdig en somber kijkt, en die zoo geheele nachten in al die droevige filosofie van de Ouden zit te studeeren, kijk hem nu eens scharrelen tusschen die bloemen!
,,Dat moet Mary zien, kerel, dat moet Mary zien!" roept hij enthoesiast, ,,wat z?l ze blij zijn! Ik ga haar dadelijk halen!"
En daar vliegt de melancholieke dichter van ,,Winter-Bloemen" met groote sprongen, als een wilde schooljongen, het terras over, drie treden tegelijk bij het naar boven hollen, precies zooals ik het hem--lang o! lang geleden!--op kostschool had zien doen, bij den grooten, beslissenden stormaanval op het kamp der Apachen, waarover ik het bevel voerde.
Mijn zaken en veel litterair werk riepen mij terug in Soerabaia, en toen ik Rudolf z?? opgefleurd zag, bovendien nog zoo trouw verzorgd door een teedere, lieve vrouw als Mary, ging ik met een gerust hart weer naar ,,beneden."
Ik had eerst nog een lang gesprek met den dokter van het ?tablissement. Hij verzekerde mij, dat hij instond voor de genezing van Rudolf's malaria, en vertelde mij nog een aantal merkwaardige gevallen van herstel, door de gezonde, ijle lucht van Tosari. Zieken, die in Soekaboemi en elders in de Preanger geen baat hadden gevonden, en die hier, bijna stervende, waren aangebracht, had hij, dikwijls zonder chinine, enkel door de geneeskrachtige inwerking van de lucht, zien beter worden. Maar hij had ??n leelijk ding bij Rudolf geconstateerd, een hartziekte. En wel een hartziekte, zooals er zooveel zijn van dien aard; je kon er honderd jaar mede worden, maar je kon ook binnen een jaar dood zijn.
Het was nog niet erg, een flauw begin nog maar, z?? zwakjes nog dat hij Rudolf niet eens het paardrijden er om zou verbieden. Als hij maar geen al te hevige emoties kreeg, en geen zware, moreele schokken, was er geen oogenblikkelijk gevaar bij. De dokter vroeg mij, of hij niet een of ander groot verdriet had ondervonden, en ik vertelde hem van den verschrikkelijken dood zijner beide ouders bij het vergaan van de engelsche mailboot ,,Bokhara," en het vroege sterven van zijn jonge vrouw. Zoolang er maar geen nieuwe, heftige schokken bijkwamen, zou het met Rudolf wel losloopen, verzekerde de dokter mij nog bij het heengaan.
Ik hoorde niet veel van hem toen ik weer terug was in Soerabaia. Maar tusschenbeide schreef Mary mij, dat het goed met hem ging, dat zijn malaria heelemaal over was, en hij er door en door gezond uitzag, met een kleur op zijn wangen. Hij liet haar telkens zijne hartelijke groeten aan mij overbrengen, en een belofte, dat hij nu he?sch, over een paar dagen, zou schrijven. Maar er is nooit iets van dien brief gekomen, ofschoon ik hem zelf van tijd tot tijd schreef.
Ik dacht dat hij er geen tijd voor had, en zeker aan een nieuwe reeks verzen zou zijn begonnen, en ik verheugde mij er al op, wat daar van komen zou. Want de stem, die zoo doodsdroef in melodieus beklaag van zielesmart gezongen had in ,,Winter-Bloemen," zou die nu misschien niet uitjuichen in heerlijk schaterend gejubel, onder den impuls van een nieuwe, krachtige jeugd in die hooge, reine sferen, omwaaid door die pure, ijle lucht?....
Toen, opeens, nog geen drie maanden nadat ik hem het laatst gezien had, kreeg ik een telegram van Mary.
Rudolf was dood....
Hij was in??ns gestorven, als zoo vele hartlijders, gestorven in wat de bloei van zijn jeugd leek, flink en krachtig gebouwd, met een gezondheidsblos op zijn wangen. 's Ochtends, na een wandeling, was hij plotseling op den grond gevallen, had nog een paar uur op bed gelegen, pratende met Mary, en was toen ineens dood geweest. ,,Hartverlamming," had de dokter geconstateerd.
Een paar dagen later kwam Mary bij me, en bracht me een dagboek, door Rudolf in Tosari aangehouden. Hij had haar kort v??r zijn dood gevraagd, dit als een laatste aandenken aan mij over te geven.
En nu ligt het Dagboek van Rudolf de Wall v??r mij. Ik heb het gelezen. Ik weet nu dat hij gestorven is na een schoonen droom. En ik benijd hem. Het is zoo vol liefde voor het leven, en vol voorgevoel van den dood. Het is of zijn ziel altijd geweten heeft, dat hij nu wel gauw zou sterven, want op meer dan ??ne plaats in zijn dagboek voelt hij zich al bijna verdroomen in de natuur, en ??n worden met Gods innigste wezen, dat hij er in leven voelde.
Het lijkt misschien wat wreed, maar ik vind het gelukkig, dat Rudolf daar boven is gestorven, en nu ??n is met de reinste essence van al het verheven schoon, dat hij daar in zijn l??tsten levensdroom mocht aanschouwen.
Wat zou er van hem geworden zijn, als hij met zijn overgevoelige, teedere, kinderlijke ziel, met al die jonge, nieuwe geestdrift, weer was teruggekomen in 't d?moraliseerende, wreede, harde leven hier beneden? Wat, als hij de vrouw, die hij zoo verheerlijkt zag,--en die ook misschien daar b?ven wel ?ven reiner en puurder is geweest in die alles zuiverende, hooge lucht,--later hier had moeten we?rzien, teruggezonken in den sleur van het indische leven, een heel gewoon, oppervlakkig wezentje, niets beter en niets slechter dan de anderen, van wie hij zich altijd zoo ver hield? Hoe zou hij hebben geleden, als hij haar langzamerhand, niet meer onder den invloed van de zoo ideaal en geestdriftig stemmende berglucht, zou hebben gezien zooals ik haar leerde kennen, en zooals zij werkelijk was; het ergste wat er voor hem kon bestaan: een flirt, en als hij had begrepen, hoe hij de liefste en beste dingen van zijn ziel we?r had weggegeven in het ledig, als vergooid in 't niet?
En--wie kan zeggen wat re?eler is, de werkelijkheid of de droom? Het kan heel goed zijn dat Annie, de vrouw die hij zoo liefhad, daarboven ?ven was opgerezen tot de reinheid en de zielezachte gratie, die hij in haar vermoedde, en dat het heusch wel ganschelijk re?el was, wat hij van haar voelde. Het is de majestueuze schoonheid van de bergen en de hemelen, die de ziel zoo verreint, en de pure, koele winden, door het lichaam waaiend, die het beste en edelste in den mensch--jaren lang verdoofd en onmacht gebleven--daar heerlijk doen opleven, in die zuivere sferen.
Al is het dan dat later, later, beneden terug, het ?ven uitgebloeide mooi weer droef verzinkt in de muffe hitte, en den saaien sleur, en de huichelachtige conventie van het alledaagsche, geestdoodende indische leven....
Hier is dan nu het Dagboek van Rudolf de Wall, zooals ik het aannam uit de zachte handen van zijn zuster. Het heeft niet veel van een roman, en de intrigue ontbreekt geheel, die velen het voornaamste vinden van lectuur. Het zijn somtijds maar wat korte fragmenten, de wisselende stemmingen van zijn ziel onder den invloed van het wisselende schoon der dagen en nachten in den T?ngg?r.
Toets het toch niet aan de werkelijkheid, en zeg toch niet, dat d?t dwaas en d?t verkeerd van hem was, en dat hij wijzer had moeten zijn, en beter menschen leeren kennen v??r hij ze waard vond het liefste van zijn ziel!
Want ik zeg u, hij is gelukkiger geweest met zijn verbeeldingen en fantasie?n dan ??n van ons, verstandige menschen, en in stilte heb ik hem benijd om wat ik nooit zoo kon genieten in mijn grootere wijsheid.
Want gelukkig! o! gelukkig zijn zij, die niet het harde leven zien, maar veilig ?prijzen in hun eigen, schoone droomen!....
UIT HET DAGBOEK VAN RUDOLF DE WALL
Ik ben vandaag voor 't eerst uit mijn bed geweest. Zeven lange dagen en nachten in een kleine kamer!
En toch was 't zoo erg niet. Ik voelde langzaam, langzaam een goede, reine lucht in mij stroomen, en, zooals je mond als je water drinkt, werd mijn lichaam koel en frisch.
Mary schoof soms de gordijntjes open voor mijn raam, en dan zag ik overal bergen, bergen, bergen, en witte wolken, zeilende door de lucht. Maar 't mooiste van alles misschien wel de kleine, deemoedige dennen, de tjem?r?s, zoo zachtjes ?pklimmende tegen hellingen, en in rechte rijen langs paadjes staande. Overal smalle, windende weggetjes, zooals je ze wel ziet op den achtergrond van primitieven, Van der Weijden, of Van Eijck.
En aldoor dat reine ruischen van watervallen, ongezien, diep in ravijnen....
Nu ben ik dan eindelijk we?r opgestaan, en ik ga een nieuw dagboek beginnen. Het moois dat ik hier zien ga mag niet z?? maar weer vervlieden in de tijden. Ik heb zoo'n voorgevoel, of het n? wel weer de moeite waard zal worden, een dagboek, dat ik sedert jaren niet meer aanhield.
Wat hebben Mary en Henri mij goed opgepast, hoe hartelijk en lief! Ik zal nu al het moois dat hier gaat komen, probeeren te bewaren in dit boek, en later, als ik weer gezond beneden terug ben, laat ik het hun lezen.
Ik mag mij voor?l niet vermoeien, zegt de dokter, en alleen nog maar wat wandelen op het terras....
Maar mijn Dagboek ga ik toch beginnen, dat zal zoo'n kwaad niet doen, zoo ??n uurtje maar.
Wat zou er komen?.... wat zou er komen?.... o! zou er nog iets voor mij kunnen komen?....
Z?? was het broze droom-gezicht van morgen, toen ik op het terras Gods wereld zag, v?r en diep aan mijne voeten:
Een vage, waze wade wijd over de v?rre, dof glinsterende vlakte. Het te?re, zachte, milde morgenlicht voorzichtig brekend daar doorheen.
De Ardjoen?, zonder materie, luchtig vervluchtigd, v?r in dat waze, droomende maar ijl en ?ven, als een essence. De ziel van zijn zwaar massale goden-lichaam nu, schuchter, bloot, zijn eigenlijke, innigste Wezen ?ven bevende ?p, in dit teedere licht van den morgen....
Ook, vaag vermoed, de luchte Penanggoenankegel, en de zachte golvende Kawi, en v?r, de parele, glanzende zee, ten horizon verdroomend..
De luchte essence van het wereld-wezen beeft zachtekens voor mijne oogen, in het kuisch-eerwaarde, schemer-teeder maagde-licht van den jongen morgen....
Hoe ijl, hoe ijl is de dunne, reine lucht.... hoe licht voel ik mijn eigen wezen voorzichtiglijk zich uitspreiden in die wijde, wijde ruimten....
En het is mij, of het zachte, kuische einde nu wel dr? zal komen, en mijn ziel nu aanstonds zal verdroomen in die te?re, broze sferen, ver over de glanzende vlakten, over de vage horizonnen van de zee....
Dat was een heel curieus gesprek vanochtend! Ik schijn dan toch w?l in het rijk der wonderen te zijn aangeland.
Ik was op een bankje gaan zitten op het terras, toen de oude heer Mehrmann bij me kwam, die Tosari zoo d??r en d??r kent, en er zooveel over geschreven heeft. Hij heeft me op een heel eigenaardige manier uitgelegd, wat de invloed van deze reine, ijle, aeterische atmosfeer is op de menschen. En als hij het bij 't rechte eind heeft is het hier zeker een uniek oord van wonderen in de wereld.
,,Ik moet u eens waarschuwen," zeide hij, ,,dat de menschen, die u hier zult leeren kennen, h??l anders zijn dan zij zich later ,,beneden" we?r zullen toonen. Het is dan ook heel gevaarlijk, hier vriendschap--en nog gevaarlijker liefde--voor iemand te gaan gevoelen, want daar zal beneden niets dan ellende en teleurstelling op volgen. Wat het is,--ik geloof niet dat het alleen de ijle lucht is--weet ik niet, maar de menschen leven hier eigenlijk in een droom. Misschien is het ??k de grandioze, simpele, strenge pracht van de natuur, die het 'm doet, maar zij worden hier veel beter en zuiverder dan ze beneden zijn. Het is zeker door het eindelooze van al die heerlijke horizonnen hier om je heen, dat ze ruimer van opvatting worden, dat de engheden van de conventie w?gvallen, en de stijve, deftige luidjes van beneden hier vrije, natuurlijke, oprechtere menschen worden. Ik geloof niet, zooals de dokter, dat het alleen de dood is van de malaria-bacillen, die dit wonder tot stand brengt. Ik geloof dat de invloed, door de psyche uitgeoefend, hier veel grooter is dan men vermoedt, ja, dat eigenlijk het psychische proces de hoofdrol speelt, en den stoot geeft aan het physische. Je kunt over het algemeen zeggen, dat je hier op Tosari met een verbeterd, hooger soort menschen te doen hebt dan beneden. En dit is z?? erg dat ik menschen, die ik beneden heel onsympathiek vond, en in wien ik geen glimpje van zielemooi meer vermoedde, z?? diep als ze gezonken waren in den duffen sleur van 't alledaagsche, hier opeens met lieve, teedere en subtiele dingen voor den dag heb zien komen. Mooie dingen, die jaren in hen geslapen hebben, worden hier ineens weer wakker, en menschen, waar je 't nooit achter gezocht zou hebben, spreken hier weer van illusies, en idealen, en po?zie. Het is heusch of met de reinere, zuivere lucht hier ook de ziel reiner en zuiverder wordt, en de nevelen er van wegwaaien."
--,,Maar hoe dan, als ze we?r beneden komen?" vroeg ik nieuwsgierig, en in spanning.
Add to tbrJar First Page Next Page
