bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: El caballero encantado (cuento real... inverosí­mil) by P Rez Gald S Benito

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 947 lines and 92613 words, and 19 pages

Zuid-Tirol.

door G. Bosch.

Naar het land der dolomieten!

Er is in de latere jaren zoo verbazend veel over de dolomieten geschreven; men vindt er zaakkundige opstellen over in verschillende tijdschriften; men heeft ook reisbeschrijvingen van het dolomietenland, en men vindt tal van novellen, die geheel of gedeeltelijk in die streken afspelen en dan ook nog boeiende beschrijvingen van de heerlijke natuur daar bevatten. Somwijlen werd wel eens de gedachte gewekt, of dat vooropstellen van die dolomieten wel zoo geheel onwillekeurig was, en of er niet een hoofd en eene hand achter staken, die belang hadden bij het bespreken van die landstreek. De reclame stelt in deze tijden zooveel middelen in het werk, dat men wel eens achterdochtig wordt.

En het mooiste van alles is, dat dikwijls de streek, die dan besproken wordt als het land der dolomieten, en die het meest door de reizigers bezocht wordt, eigenlijk geen dolomieten heeft. De echten vindt men hoofdzakelijk op eene betrekkelijk kleine plek bijeen: 't zijn de Fassaner bergen, de Langkofel, de Rosengarten en de Schlern. De prachtige bergen in het Ampezzaner dal, zoo als de Cristallo, de Hohe Gaisl, de Sorapis, zijn geen eigenlijke dolomieten, en toch zijn het die bergen en hunne omgeving, die het meest bezocht worden. De geologen verstaan onder dolomieten kalkbergen, die rijk aan magnesia zijn. Voor den leek onderscheiden zij zich van elke andere bergvorming door sterk sprekende bijzonderheden in hun uiterlijk. Zij vormen altijd hoogst eigenaardige landschappen; de dalen zijn rijk aan groen, heuvelachtig, hier en daar in andere rotssoorten gewone vormen toonend, maar daar boven rijzen dan de dolomieten in de zonderlingste gedaanten omhoog. Scherp in lijnen, weerstand biedend aan alle verweering; torens, naalden en kanteelen, alsof ze zoo uit den bodem omhoog zijn gedreven, op overblijfselen van oude burchten gelijkend. En die vreemde vormen vertoonen zich, al naarmate zij door den regen bevochtigd, door de zon beschenen of door wolken overschaduwd worden, nu eens rozerood of zilverwit, dan donkerbruin, rood als gloeiend metaal, aschgrauw, diep indigoblauw of goudgeel.

Men kan echter de dolomieten bezoeken en tevens wat meer van Tirol zien. Heeft de lezer lust mij op een dergelijken tocht te vergezellen, dan houde hij mij ten goede, dat ik de prachtige punten tusschen ons land en Tirol onbesproken laat; hij vertrekke met mij des namiddags uit Amsterdam en reize over Keulen, Frankfort, Wurzburg, M?nchen, Innsbr?ck en Franzenfeste in eens door naar Niederdorf, een groot dorp, dat op zich zelf weinig beteekenis heeft, maar dat een goed uitgangspunt is voor een voetreis in Tirol. Men komt er 's avonds tegen acht uur aan, maar de treinen hebben er een standvastige vertraging, soms wel eens wat grooter dan 't geduld van den reiziger die reeds 24 uur in den trein zit.

Het was een heldere, zonnige morgen toen ik Niederdorf verliet; aanvankelijk was de weg duidelijk aangewezen, maar spoedig kwam ik aan een kruisweg, die niet op de kaart stond; het was een voetpad, blijkbaar ontstaan nadat de kaart geteekend was, en het scheen eene afkorting te zijn. Op goed geluk sloeg ik het in; Schluderbach was mijne bestemming en die wandeling, van niet meer dan 5 1/2 uur, gaf vrijheid eens een uurtje om te dolen. Nauw had ik 500 pas geloopen, toen ik aangeroepen werd door een heer, die hoopte dat ik hem den weg naar de Pragser Wildsee zou kunnen wijzen! Onze wegen liepen aanvankelijk samen, maar per slot van rekening wisten we geen van beiden of we op den goeden weg waren. De man was uit Weenen en maakte met zijne vrouw voettochtjes in die omstreken; een uurtje bleven we onder aangenaam gesprek bijeen, toen we we?r op een rijweg kwamen en de overtuiging kregen, dat we ons zonder noodzaak bezorgd gemaakt hadden, want de rijweg bleek korter te zijn dan het voetpad, all??n aangelegd ten behoeve van een paar boerderijen hoogerop tegen de berghelling gelegen. Het gezelschap sloeg rechtsaf naar de Pragser Wildsee, en ik ging recht door; de streek was liefelijk, maar onderscheidde zich in niets van eene prettige bergpartij overal elders. Ik liet het dorpje Alt-Prags links liggen, had nog een aardig kijkje op de badgebouwen daar, en bereikte tegen den middag het hotel Br?ckele, waar tevens de straatweg ophoudt; een aangenaam oord om wat te rusten en zich te versterken. Na een stevige wandeling door een fraai mastbosch, met prachtige uitzichten achterwaarts op den Schwalbenkofel en den Daunkofel, zag ik links den dolomietberg, den D?rrenstein zich verheffen, niet te miskennen tusschen de andere bergruggen. Daar waren nu die hoekige lijnen, met hier en daar alleenstaande torens; de geheele helling was kaal en licht gekleurd onder de felle zon. Op het bosch volgden golvende weidevelden en aan 't einde daarvan eene kleine bergvlakte, waarop een fraai gebouwd hotel, dat tot verpoozen uitlokte.

Het hotel was rijk en smaakvol, geheel als zomerhuis ingericht, en bood den gasten alle denkbare gemakken aan. Het bergpanorama was heerlijk mooi: de hooge toppen hadden allen nog sneeuw en glinsterden in volle pracht onder eene felle belichting. Verder gaande had ik eerst het gezicht op den Cadini; toen kwam de fraaie massa van den Monte Cristallo te voorschijn, en al dat fraais en al die prachtige lijnen werden op eens ondervangen door een leelijken, vormloozen sta in den weg,--een sperfort; allerlei borden wijzen aan, dat men er niet op mag, dat men niet teekenen en niet fotografeeren mag; van tijd tot tijd komt men een soldaat tegen, dien de verveling op het gezicht staat te lezen, en ofschoon men er verder niets mede te maken heeft, is het toch eene opluchting als het ding achter den rug is. Het pad kronkelt nu weder door dichte bosschen steil omlaag tot Schluderbach. Het was avond toen ik er aankwam, en na het eten moest ik mijn avondwandeling spoedig afbreken om de koude; toch was er geen wind en de lucht was helder.

Schluderbach ligt in eene verrukkelijke bergkom, tegenover het dal Popena; in de verte boven dat dal ziet men weer de Cadinigroep, nog heerlijk door de laatste zonnestralen verlicht; rechts wordt het dal bewaakt door de geweldige kalkrotsen van de Hohe Gaisl en links door den Cristallin. Pl?ner's Hotel te Schluderbach is misschien niet beter dan de drie anderen, maar maakte eene aangename uitzondering op den regel. In afwijking van de andere weelde-hotels, was men er even voorkomend voor den voetreiziger als voor de famili?n die per auto kwamen aangestoven.

Den volgenden morgen werd de reis we?r vroeg aanvaard. Des nachts was de lucht sterk betrokken geworden en er viel vocht. De weg kronkelde langzaam in het dal Popenabassa omhoog, eene boschrijke streek met van tijd tot tijd trotsche berggezichten. Al spoedig is men de grenzen over en in Itali?; een paar grenspalen en een schilderhuisje, dat als douanekantoor dienst heette te doen, wezen aan dat men een anderen bodem betrad; de grenswachters waren in eene bijna uitgedroogde beek aan 't visschen en riepen mij uit de verte wat toe; ik groette hen met vriendelijk handgebaar en kon ongestoord doorgaan.

Achterwaarts heeft men geruimen tijd een prachtig uitzicht op de bergen van Schluderbach; vooruit is het even mooi: links de Monte Pian, rechts de heerlijke Cristallin; men komt in groote weide vlakten en gaat eindelijk steil naar boven naar den Col de Sant Angelo, die weinig engelachtigs heeft behalve zijn naam. De weg slingert nu eenigen tijd door lage moerasachtige grasvelden in eene verbreeding van het dal; 't ziet er bijna somber uit. Er vertoonen zich enkele huizen, tot men op eens, om den hoek van een dier gebouwen, voor het vriendelijke meer der Missurina komt. Heerlijk uitzicht daar op die kalme watervlakte; aan drie kanten donkere en begroeide bergen; in het Noord-Oosten ziet men de Drei-Zinnen, een wonderlijke bergformatie, die ik reeds van het terras van het D?rrensteinhotel had waargenomen; die drie rotsgevaarten verheffen zich daar zelfstandig uit het bergvlak omhoog, als versterkte torens; aan hun voet ligt meestal sneeuw opgewaaid, waardoor zij nog donkerder tegen de lucht afsteken. Oostelijk van het meer de Cadini, zuidwaarts de Marmarole, de Antilao en de Sorapis. Vooral deze laatste berggroep maakte een heerlijken indruk. Licht van kleur, soms zich tegen de lucht verliezend; los van lijnen en toch zich statig verheffend en rots op rots stapelend, vormt zij den schoonsten achtergrond voor het meer, zich helder spiegelend in het donkere water.

Om het meer staan eenige hotels en herbergen, die hoe gewenscht ook voor de zomergasten, in staat zouden zijn om den indruk van het fraaie landschap te bederven, indien de Sorapis niet den boventoon behield. Wat zou dat landschap met het meer der Missurina mooi zijn, als er niet van die blufferige dingen omheen stonden!

Het weer was er niet beter op geworden. Het stofregende toen ik langs het meer over eene alpenweide weder in bosschen en in Oostenrijk kwam. Slechts een paal duidde hier de grens aan. Links kwamen de koppen der Marmarole van tijd tot tijd door de boomen gluren, rechts had ik de stoute hellingen van de Cristallo-groep. 't Was heerlijk wandelen in dat heerlijke mastbosch; prachtige zware boomen schoten als uitloopers omhoog op de wortels van oudere stronken, overblijfselen van de woudreuzen die voor honderd jaren hier het landschap beheerschten. Groene plekken, dicht met gras en tal van bloemen begroeid, noodigden tot rusten, vooral toen de zon even door de wolken brak. Dat zijn van die heerlijke oogenblikken, die slechts voor den voetreiziger zijn weggelegd. Bij betrokken lucht en dreigenden regen kan hij de omgeving bezien, de bosschen bewonderen, de lijnen der bergen volgen; maar hooger gaan zijn indrukken niet, tot op eens de wolken breken en de zon, te voorschijn tredend, alles bestraalt met eene zee van licht, duizend maal weerkaatst door de ontelbare druppels die als kristallen parels aan de bladeren hangen. De boomstronk waarop ik mij om te rusten had neergezet, was inwendig vermolmd, zoodat, ik zat als in een leunstoel en mijne geheele aandacht kon wijden aan de stoute lijnen der Cristallo-bergen. De aandacht ging over in staren op die rotsvormen, nu zoo fel door het waterzonnetje beschenen; en of het nu kwam door onwillekeurig terug te denken aan den naam dier bergen,--het kwam mij voor dat de uitstekende rotspunten, nat van den regen en bestraald door de zon, aan de omtrekken doorschijnend werden, en zoo kwam ik langzaam aan onder den indruk van een geheelen berg van glinsterend kristal voor mij te zien. Een gezelschap Engelschen, die aan mij--even vreemd d??r, als zij,--in bijna onverstaanbaar duitsch den weg vroegen, ontrukte mij aan de kristalbetoovering en de wandeling werd voortgezet. 't Gaat nu wat steiler omhoog; de eenigzins ongebaande weg wordt straatweg, en ik bevond mij op den pas Tre Croci, met een hotel van gelijken naam, een paar boerenwoningen en een groot douanekantoor. De lucht was weder betrokken en er kwam nu voor goed regen. Daar, op Tre Croci, wenschte ik voor dien dag mijn groote rust te houden, en tevens van het bergpanorama te genieten. De rust werd gaarne aangeboden; van uitzicht was geen sprake.

Las evacuaciones eruditas de Pepe Augusto en presencia del caballero escond?an con poco disimulo el m?vil de adulaci?n, pues cuando le demostraba la ranciedad de su abolengo, sosteniendo que su primer apellido ven?a en l?nea directa de Tarsis, hijo de T?bal, nieto de Japhet y biznieto del patriarca y curda No?, solicitaba directamente un socorro en met?lico, que don Carlos nunca le negaba. Descender de No? y no aprontar doscientas o m?s pesetas para el amigo necesitado, ser?a desmentir la nobleza m?s rancia que se podr?a imaginar.

Aunque aparentaba interesarse en las cosillas her?ldicas, Tarsis se re?a interiormente de tales pamplinas; mas no era manco para socorrer al sabio genealogista. Se conoc?an desde la infancia. Becerro viv?a con mil atrancos, y en d?as tristes falt? poco para que metiera el diente a los pergaminos de fueros y cartas pueblas; llevaba siempre a la casa de Tarsis una nota l?gubre, como estrambote de los embelecos geneal?gicos. Ten?a por familia una c?fila de hermanas de distintas edades, ninguna joven, y todas da?adas terriblemente en su salud. No pasaba d?a sin que alguna estuviese de cuerpo presente o sacramentada. Era un coro de divinidades mortuorias agregadas a la siniestra trinidad de las Parcas; eran, por otra parte, una mina, seg?n el provecho que el sabio sacaba de ellas y de sus tremendos achaques. Ya Carlos deseaba conocerlas y apreciar por s? el misterio de aquellas moribundas que jam?s se mor?an.

Un d?a entr? el ?nclito Becerro con la bomba de que una de sus hermanas, despu?s de puesta en el ata?d, hab?a tornado a la vida, a un vivir l?nguido y lastimoso, peor que la muerte. Otro d?a, vi?ndole llegar con cara f?nebre, Tarsis le dijo:

--?C?mo est?n tus hermanitas?

Y ?l:

--Muy mal, siempre lo mismo. Todas mueren, todas viven...

No era este amigo chiflado el que m?s continuo trato ten?a con el Marqu?s de Mudarra: la intimidad mayor goz?bala un sujeto llamado don Asensio Ruiz del B?lsamo, a quien el caballero recib?a y escuchaba todos los d?as, a veces ma?ana y tarde. Y con ser Becerro un poco ves?nico y sablista empedernido, Carlos le soportaba y aun le quer?a, mientras que al otro, hombre sesudo y de claro juicio, le odiaba con toda su alma.

Explicaci?n de esto: B?lsamo era el administrador de la casa, el genio del orden, llamado a poner al caballero en contacto con los n?meros, con las realidades de una existencia desconcertada. La primera visita de B?lsamo a su se?or era casi siempre matinal, cuando el gal?n se hallaba en el traj?n de sus lavatorios, y de acicalarse y vestirse para ponerse guapo. Raro era el d?a en que el administrador no tra?a la cara feroz, anticipando con el ce?o y el moh?n las malas noticias que llevaba. No hallaba manera de atender a los gastos del se?or Marqu?s, que en cuatro a?os se hab?a comido parte de su capital, y en los ?ltimos hab?a gastado el triple de las rentas de la propiedad r?stica. Sus deudas crec?an, amenazando con embeber pronto gran parte del acervo heredado. B?lsamo se ve?a negro para contener a los acreedores, para exprimir a los colonos y sacarles las entra?as. Mas ni con estos actos de adhesi?n servil aplacaba la sed del se?or, ?vido de dinero con que atender a sus apremios suntuarios.

Un d?a entr? B?lsamo a la c?mara del se?or cuando este sal?a del ba?o, y poni?ndose su careta m?s f?nebre le dijo:

--Se?or, los colonos de Macotera se han visto abrumados por la renta... Reunidos todos, me han notificado en esta carta que no pagan, que abandonan las tierras, y reunidos en caravana con sus mujeres y criaturas, salen hacia Salamanca, camino de Lisboa, donde se embarcar?n para Buenos Aires. En el pueblo no quedan m?s que algunas viejas, fantasmas que rezando se pasean por las eras vac?as.

No pudo el caballero afectar la tranquilidad que su orgullo le dictaba. Tan solo dijo, envolvi?ndose en la s?bana como un romano en su toga:

--Si esto sigue as?, tambi?n yo tendr? que emigrar. En cualquier parte se est? mejor que en esta Espa?a, que no es m?s que una pecera. Somos aqu? muchos pececillos para tan poca agua.

Antes que amigo, don Juan de Castellar, Marqu?s de Torralba de Sisones, era consejero y asesor econ?mico del de Mudarra, aunque este, la verdad, si recib?a en sus o?dos las advertencias del pr?cer, no les daba paso a la voluntad. Bueno ser? decir que el egregio Torralba se hab?a labrado y compuesto desde muy joven una personalidad artificial, y con ella vestido supo medrar f?cilmente en el mundo. Tom? desde luego las posiciones que cre?a m?s ventajosas, y le fue tan bien en ellas, que en su edad madura campeaba en primera l?nea entre los que anteponen a toda denominaci?n el dictado de cat?licos. Con un catolicismo dulzarr?n conquist? a su mujer, de quien hubo de separarse corporalmente a los quince a?os de casado, y viviendo en la misma casa no ten?an trato ni ayuntamiento. La considerable riqueza de su se?ora le permit?a vivir con decorosa holgura, presentarse como uno de los mejores ornamentos de la sociedad, y alardear de palad?n de la Romana Iglesia.

De su viudez de hecho se consolaba la Marquesa zambull?ndose en las beater?as m?s complicadas y deprimentes: la que en su juventud fue mujer de poco talento, en los albores de la vejez se iba quedando idiota. Muri? la infeliz se?ora dos a?os despu?s de haber cesado Torralba en la tutor?a de Tarsis. Ya sacramentada y a punto de quedarse en un suspiro, el director espiritual la reconcili? con don Juan. Este pasaba no pocos ratos junto a ella, y cuando ya el trance final se acercaba, la Marquesa requiri? a su marido, y apret?ndole la mano le dijo con susurro m?stico:

--Juan, para que yo me muera contenta, prom?teme que morir?s cat?lico...

--S?, hija m?a; ?pues c?mo he de morir yo? --replic? Torralba consternado de dientes afuera, acariciando el crucifijo que la moribunda ten?a entre sus flacas manos--. ?C?mo ha de morir el que ha vivido cat?lico a macha-martillo y ferviente soldado de la Iglesia?...

La se?ora trat? de echar de su boca una queja, una frase; pero no salieron m?s que las primeras gotas:

--S?; pero...

Minutos despu?s entraba en la opaca regi?n del Limbo.

De Torralba se dec?a que por docenas contaba los hijos naturales. Mas no era cierto. Esposas artificiales o esposas ajenas s? tuvo en gran n?mero; pero muy rara vez pudo la opini?n burlar el sigilo de sus aventuras, pues nadie le igual? en cultivar el arte de las apariencias. Frecuentaba los actos cultuales de ostentaci?n pontificia, y en sus paseos acompa??banle frailones extranjeros bien vestidos, o caballeros ignacianos de capa corta. En los dem?s ?rdenes de la vida social, principalmente en el econ?mico, era don Juan correct?simo, ayud?ndole a ello la cuant?a de las saneadas rentas que disfrut? y hered? de su entontecida esposa.

Donde se ver? el interesante coloquio del caballero Tarsis con sus amigos.

~Gabinete con desordenada elegancia. Puertas que comunican por aqu? con el ba?o; por ac?, con un sal?n que se supone m?s ordenado que lo que est? a la vista; por acull?, con el entra-y-sal de los que visitan.

~ TORRALBA. ~~--No he venido a re?irte... No es cristiano re?ir al necesitado, a quien no podemos auxiliar. Practico las obras de misericordia consolando al triste y visitando al enfermo, que enfermo est?s de la voluntad, y dici?ndote: Hijo m?o, te compadezco; hijo m?o, deploro tu desdicha, que es como decir que la lloro. Pero llor?ndola no puedo remediarla. Hacienda tuviste y hacienda tienes, aunque mermada por tus desaciertos... Con B?lsamo te basta para ordenar tus asuntos, si quieres hacerlo. B?lsamo es un ?guila de la administraci?n. Haz lo que ?l te diga; som?tete a su tratamiento, y te salvar?s.

TARSIS.--Aun para reducirnos a lo preciso y establecer un r?gimen de econom?a, necesitamos dinero, mi querido don Juan. ?Concibe usted que a un edificio amenazado de ruina se le puede reparar sin poner andamios, que tambi?n cuestan dinero? Lo que usted me adelante para mi obra se lo devolver? con intereses. ?A qui?n hab?a yo de acudir sino a usted, que fue mi padrino en la pila, mi tutor en la menor edad, y ahora... no solo el mejor, sino el m?s rico de mis amigos?

TORRALBA. ~~--No, tont?n. M?s caso ha de hacerte a ti si se lo pides con efusi?n del alma, echando por delante una conducta mejor que la que has tra?do hasta hoy... Me veo precisado a dejarte... Hace un siglo que no vas a almorzar conmigo... ?Qu? ingrato eres! ~~ Aqu? tienes a tu amigo el gran her?ldico, que te dar? conversaci?n m?s grata que la de este viejo rega??n... Adi?s, adi?s... Y que tengas confianza con tu padrino, y le ocupes para todo. En cuanto tropieces con alguna dificultad, me avisas, ?eh?... ~

~ TARSIS. ~~--Te avisar?, amado padrino, por el mismo mensajero que lleve el aviso a la funeraria cuando sea menester... Vienes a tiempo, mi querido Augusto, porque el humor que hoy tengo es de tal negrura, que solo t? y tu gracioso saber de linajes pueden traer a mi esp?ritu alg?n despejo. H?blame de los siglos distantes, llenos de amenidad. Montado mi pensamiento en el tuyo, como en un ?guila, podr? alejarme de la realidad triste.

TARSIS. ~~--Yo tambi?n, mi querido Becerro, yo tambi?n me deleito con esos portentos de amenidad... Y como no estoy hoy de buen temple, y quiero alegrarme, acaba de referirme el fundamento de mi t?tulo de Mudarra, uno de los m?s gloriosos de Castilla. Si no recuerdo mal, mi t?tulo viene del hermano bastardo de los Siete Infantes de Lara.

TARSIS.--Y el desembarazo fue mi nacimiento, digo, el de mi t?o, de mi abuelo, de mi t?tara, t?tara... Bien por el viejo Gustios. Eso es un hombre, eso es un caballero, un espa?ol de cuerpo entero y con toda la barba. ?Y el hombre llevaba a cuestas sesenta a?os!... ?Prisionero del Rey moro, le birla la hermana! ?Vaya un t?o! ~~ ?Ves, Becerro? Solo con recordar esas grandezas de la raza hisp?nica se me ha pasado la murria: ya estoy alegre... Si es lo que te digo: esos hombres son los que regeneran las razas deca?das... Se comprende que un pueblo formado de varones tales como ese Gustios de Lara, conquistara medio mundo. ~~ Aqu? tienes un ejemplo. Ya me estoy regenerando... Sigue, sigue la historia...

RAMIRITO. ~~--Don Augusto... ?habla usted dormido?... Despab?lese y charlemos. ?Estuvo usted en el estreno de anoche?

BECERRO. ~~--Yo no voy a estrenos. ~~ Ya conoce usted mi simplicismo teatral: me he plantado en Bartolom? Torres Naharro. Ni a tres tirones paso m?s ac?. ?Estrenos dice? Pues estos pantalones me pongo hoy por primera vez... Pero no son obra original, sino arreglo, hecho por mis hermanas, de los que casi nuevos me dio Carlos. ~

~ TARSIS. ~~--?Qu? dec?as, Becerro? ?Qu? dices, Ramirillo? ?Hablaban mal de La Diosa?

RAMIRITO.--Yo, no.

BECERRO.--Yo he murmurado, he rutado. Rutar es en el hombre imitar con voz blanda el rugido de las fieras. Yo s? rugir.

RAMIRITO.--Augusto me ha contado que estrena hoy unos pantalones arreglados del franc?s por sus hermanas.

TARSIS. ~~--Disp?nsame, Augusto. No me acord? de preguntarte por tus hermanas. ?C?mo est?n hoy?

BECERRO.--Como siempre, mejor y peor. En d?as alternos, mueren y resucitan.

TARSIS. ~~--Toma, hijo, y rem?diate. Ya sabes que no duermo tranquilo cuando me acuesto sin poder remediar las necesidades de los amigos... No te vayas... ?Qu? prisa tienes? Acompa?a un rato al peque?o don Ramiro, que voy a concluir de arreglarme. ~~ Y aqu? ten?is al buen B?lsamo, que me alegra la vida... Charlen aqu? un rato. El barbero me aguarda. ~

~ B?LSAMO. ~~--Se ha entendido directamente con La Diosa, esquivando mi mediaci?n y desoyendo mis consejos. Bien le dije anoche que su dignidad no le permite someterse a condiciones usurarias tan escandalosas. Est?s perdido, Marqu?s de Mudarra, si no te salva la ni?a petiseca de Mestanza... Y mis noticias son que ese negocio no va por buen camino. Ojal? sea falso lo que me han dicho. No quiero verte en la miseria, Carlos de Tarsis. Con golpes como el que acaba de arrearte La Diosa, pronto dar?s en tierra. Y ese granuja con cara de jamona verde, para acabar de arreglarlo, no me dar? comisi?n. Ya lo veremos, ya... ?Pobre Tarsis, cu?ndo tendr?s juicio!... Pues hoy te traigo unas noticias... No te las dar? hasta ma?ana, para no amargarte el dulzor del dinero que has tomado. Ma?ana sabr?s que los colonos de Zorita de los Canes abandonan tambi?n la tierra; que el de Tordehita y Tordelepe pide pr?rroga, y llora y blasfema y coge el cielo con las manos... En cuanto a la dehesa de Santa Cruz de Juarros, bien puedo decir ya que es m?a... Y de ello debes alegrarte, que peor fuera que a otras manos pasara... Yo te dar? en usufructo, por si quieres retirarte del mundo, aquel palacete fundado sobre las ruinas de un castillo en que vivi?, seg?n dicen, el viejo camastr?n mujeriego Gonzalo Bustos o Gustios.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top