bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Lord Lister No. 0304: De wraak eener vrouw by Blankensee Theo Von Hageman Felix Leonard Felix Matull Kurt

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 826 lines and 21793 words, and 17 pages

--Wie is de vijand?

--John Raffles is de vijand!

--Braaf geantwoord, makker! zeide Red Peter, terwijl hij al zijn groote gele tanden in een grijnslach liet zien. De weg is vrij--ik zal jullie doorlaten.

Hij scheen zich even te bukken en aan een klein, rafelig touw te trekken.

Dat touw scheen daar zoo maar toevallig over een roestigen spijker te hangen, maar inderdaad bracht de waard door er aan te trekken, een bel in beweging, die diep onder den grond hing, en die weerklonk zoodra er vrienden in aantocht waren--dat wil zeggen: boeven!

Tegelijkertijd werd door het trekken aan het touw ongeveer twintig meter verder een deur geopend, achter in een smalle gang--geen gewone deur, want zij had noch slot, noch kruk, noch scharnieren, maar een valdeur in den houten wand, die in verborgen sponningen geruischloos op en neder kon glijden.

Door het trekken aan het touw evenwel, rees de deur niet omhoog, maar werd eenvoudig een soort klink losgemaakt, die de deur onwrikbaar op haar plaats hield, zoodat de personen, die het kenden, haar konden oplichten.

De drie mannen knikten den waard toe, liepen nog wat door de gelagkamer en verlieten haar toen door een deur in den achterwand.

Dit was niets bijzonders en gewone bezoekers, die niet tot het misdadigersgilde behoorden, deden het ook wel, teneinde een kleine nevenzaal op te zoeken, waar gespeeld werd, gekaart en gedobbeld.

Men kon deze zaal bereiken door een smalle gang, die slechts door een enkele gasvlam niet al te helder verlicht werd.

De drie mannen volgden deze gang over een paar meters, maar sloegen toen een zijgang in--openden een deur, gingen weer een gang binnen en liepen langs een eikenhouten wand, die voor een verzamelaar van antiquiteiten zeker heel wat waard zou zijn geweest.

Aan het einde van dien wand bevond zich de valdeur.

Degene van de drie mannen, die het korte gesprek met den waard gevoerd had bukte zich, en tilde de deur op, door zijn hand onder een kier van het houten wandvak te steken.

De valdeur was ongeveer tachtig centimeter breed, en bijna anderhalven meter hoog.

Men moest haar omhoog houden, terwijl men door het gat kroop, en de laatste man liet de deur weder voorzichtig zakken.

Aanstonds was er iemand op hen toegetreden, die het licht van een electrische zaklantaarn op de drie mannen liet schijnen.

Dat was een van de bewakers van deze plek van samenkomst.

Er werd nogmaals een kort en voor oningewijden onbegrijpelijk gesprek gevoerd, en daarop kon het drietal zijn weg voortzetten.

Die weg leidde door een lange gang, welke met een flauwe helling naar het inwendige der aarde scheen te leiden.

Het was hier volmaakt donker, en de drie bandieten--want aan hun waren aard behoeven wij nu niet meer te twijfelen--waren genoodzaakt zaklantaarns te gebruiken.

Na nog eenige wachtposten te zijn gepasseerd, bereikten zij ten slotte de groote zaal, ongeveer tien meter onder den grond gelegen, waar dien avond een bijeenkomst zou plaats vinden.

Er bevond zich daar reeds een honderdtal mannen, blijkbaar tot alle standen der maatschappij behoorend.

Sommigen in den zwarten rok, met de monocle in het oog geklemd en fijne sigaretten rookend, anderen als arbeiders gekleed.

De eersten behoorden blijkbaar tot het intellect van de misdadigerswereld, en aan hen werd dan ook het delicate gedeelte van de algemeene taak toevertrouwd.

Zij hielden zich nimmer op met ordinaire misdrijven als laden lichten, valsch munten enz., maar waren bij uitstek geoefend op het gebied der chantage en van de inbraak.

De aanwezigen waren echter lang niet allen langs denzelfden weg gekomen, want deze zaal had nog twee uitgangen, en langs twee verschillende tunnels kon men geheel verschillende wijken bereiken.

Maar ook daar was er voor gewaakt, dat geen onbevoegden konden binnentreden; de bewaking mocht inderdaad zeer streng heeten, en het zou niet gemakkelijk vallen haar te verschalken.

In de zaal stonden de mannen in kleine groepjes bijeen, en voerden een gesprek op fluisterenden toon.

Er hing een eenigszins gedrukte stemming naar het scheen, en men durfde blijkbaar niet luid spreken.

Stoelen waren er in het geheel niet in deze zaal aanwezig, behalve die voor het bestuur bestemd waren, dat uit zeven leden bestond.

Deze stoelen waren geplaatst achter een lange tafel die met een zwart laken was bedekt.

De middelste stoel was fraai gebeeldhouwd, en droeg boven op den rug een eigenaardig kenmerk--een zilveren doodskop, waaronder een dolk, gekruist met een sleutel--beide laatste voorwerpen zwaar verguld.

Voor dezen stoel lag op het zwarte tafelkleed een zilveren voorzittershamer in den vorm van een houweel en daarnevens een tweede sleutel.

Van deze zeven plaatsen was slechts de voorzittersstoel ledig.

Maar plotseling werd het doodstil in de zaal.

Het bestuurslid, dat links van den voorzittersstoel zat, was opgestaan, had den zilveren hamer ter hand genomen en gaf met dezen een zwaren slag op het tafelblad.

Hij was opgestaan en toen het muisstil was, sprak hij met doordringende stem:

--Makkers! Wij zijn hier vergaderd op verzoek van een onzer vooraanstaande leden--markies Beaupr? de la Sardogne! Hij wenscht ons een voorstel van groot gewicht te doen, in verband met de afwezigheid van onzen voorzitter, die--wegens bijzondere omstandigheden--helaas verhinderd is, ten minste tijdelijk, om zijn taak als leider van ons genootschap op zich te nemen! Met uw goedvinden zal ik thans ons geacht lid het woord geven.

Wederom viel de hamer, en toen kwam een man van rijzigen lichaamsbouw, die omstreeks vijf-en-dertig jaar oud kon zijn, met een regelmatig geteekend gelaat, dat misschien schoon geweest zou zijn, als het niet den stempel der misdaad droeg, naar voren.

Hij baande zich een weg door de vergaderden en ging met opgeheven hoofd naar de tafel, waar de zes bestuursleden gezeten waren.

Deze tafel stond op een soort verhooging, en nu stak markies Beaupr? een heel eind uit boven zijn medeleden.

Hij leunde met een zijner witte aristocratische handen op de tafel en begon, met een accent dat slechts zeer weinig aan zijn Fransche afkomst herinnerde:

--Vrienden! Onze secretaris, Joe Burns, heeft u zooeven reeds gezegd, dat er verband bestaat tusschen mijn verzoek, om u een voorstel te mogen doen, en het feit, dat dr. Fox afwezig is! Dat is ook zoo.

Beaupr? wachtte even, wierp een blik om zich heen, als om aandacht te vragen, en vervolgde toen:

--Wij allen weten, wat de reden der afwezigheid van dr. Fox is. Hij heeft zich eenige weken geleden naar de Vereenigde Staten begeven, meer in het bijzonder naar New-York, teneinde zich daar persoonlijk op de hoogte te gaan stellen van de werkwijze van de ,,Bende van het Kwade Oog", welke daar niet lang geleden werd opgericht, en al spoedig angst en ontzetting in geheel de stad verspreidde.

Een dof gemompel liet zich hooren, dat wellicht bedoeld was als teeken van hulde aan het adres van de genoemde bende, die inderdaad maanden lang groote onrust had teweeg gebracht, niet alleen in New-York, maar ook in andere groote Amerikaansche steden.

--Wij allen weten maar al te goed, wat hem daar wedervaren is! hernam Beaupr?, zonder dat zijn stem echter eenige ontroering verried, waaruit zou kunnen blijken dat hij zich het lot van den meester, van den leider van het genootschap, waarvan hij lid was, bijzonder aantrok. De chef kwam daar tegenover John Raffles te staan, die zich eveneens te New-York ophield, en gij allen kent de gevolgen, het duurde niet lang of dr. Fox zat in de gevangenis.

Misschien had de Fransche markies dit laatste, ondanks zich zelf, op eenigszins spottenden toon gezegd, want hier en daar werd afkeurend gemompel hoorbaar, en Joe Burns voegde den spreker op gedempten toon eenige woorden toe, welke niemand verstond.

Beaupr? scheen zich echter door deze interruptie volstrekt niet van zijn stuk te laten brengen en vervolgde rustig:

--Ik wil hier niet onderzoeken, in hoeverre dr. Fox hieraan zelf de schuld draagt. Ik ben overtuigd, dat de Amerikaansche bladen ons dienaangaande slechts zeer onvolledig kunnen inlichten. De reden daarvan is eenvoudig deze--dat zij het niet weten! Zij weten het evenmin als de politie, en daarom fantaseeren zij er maar wat op los! Hoe het ook zij--onze aanvoerder raakte daarginds in de gevangenis.

--Maar hij wist toch weer los te komen! riep er iemand achter uit de zaal.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top