Read Ebook: Lord Lister No. 0305: De schijndooden by Blankensee Theo Von Hageman Felix Leonard Felix Matull Kurt
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 797 lines and 21432 words, and 16 pages
Release date: September 22, 2023
Original publication: Amsterdam: Roman- Boek- en Kunsthandel, 1910
LORD LISTER GENAAMD RAFFLES DE GROOTE ONBEKENDE.
NO. 305 DE SCHIJNDOODEN.
DE SCHIJNDOODEN.
EEN ADELLIJKE BANDIET.
Sedert eenige dagen lag er in het groote ziekenhuis in de Sloane Street te Londen op de algemeene mannenzaal een man, die niet weinig de belangstelling trok van het verplegend personeel.
Hij kon tusschen de vijfendertig en de veertig jaar zijn, en zijn bleek gelaat vertoonde de sporen van vroegere schoonheid, die echter voor een groot deel waren uitgewischt door een losbandig leven.
Hij had groote, donkere oogen, een rechten, aristocratischen neus en een klein, sierlijk kneveltje, waarvan de punten opwaarts gekruld waren, en dat hem aanstonds als een vreemdeling verried.
Wie hij was, kon niemand in het gasthuis zeggen.
Eens waren er een paar bezoekers gekomen, die hem als Brown hadden aangesproken--maar het was naderhand gebleken, dat de man dezen naam zeker niet kon dragen.
Hoe hij dan wel heette? Dat kwam men niet te weten.
Hij was, door messteken zwaar gewond, des nachts door een paar mannen naar het gasthuis gebracht, die verklaarden, dat zij den keurig gekleeden vreemdeling aldus op het trottoir hadden zien liggen, kermend en om hulp roepend.
Zij hadden geen verdere inlichtingen kunnen geven en waren aanstonds weder verdwenen, nadat de vreemdeling aan de veilige hoede van den geneesheer-directeur was overgebracht, die hem dadelijk naar de algemeene mannenzaal had laten brengen, waar nog een aantal bedden onbezet waren.
Men had zijn kleeren onderzocht, die van fijn laken waren vervaardigd, maar daarin niets gevonden dan een beurs, die eenige ponden sterling bevatte, een groot zakmes, zooals electriciens ze wel bij zich dragen en waaraan zich tevens een schroevendraaier, een boor en een kleine vijl bevinden, een zakdoek, gemerkt met de initialen B/S., waarboven een kroontje, een zilveren sigarettenkoker en nog eenige andere voorwerpen, die echter weinig licht konden verspreiden aangaande de ware identiteit van den gewonde.
Reeds den volgenden dag, nadat hij was binnengebracht, had zich een zeer schoone jonge vrouw aangemeld die gesmeekt had bij den gewonde te worden toegelaten, maar die evenmin zijn naam had genoemd.
En daarna waren er na een kort tijdsverloop eenige dingen met den zwaargewonde voorgevallen, die er niet weinig toe bijdroegen, hem in een waas van geheimzinnigheid te hullen.
Den dag v??r dat ons verhaal een aanvang neemt, waren er laat op den avond twee mannen verschenen, die den zoogenaamden Brown wegens een zeer ernstige zaak verlangden te spreken.
Weliswaar was het reglementaire bezoekuur reeds lang verstreken, maar daar men niet wist of de gewonde in het leven zou blijven en de zaak werkelijk van groot gewicht scheen te zijn, zoo gaf men den laten bezoekers verlof, aan de sponde van den gewonden vreemdeling te treden.
Tijdens het gesprek riep Brown de hoofdverpleegster bij zich en verzocht haar dringend, aanstonds naar het hotel ,,Het vergulde Hert" te telefoneeren en daar na te vragen of een zekere miss Bispham daar nog aanwezig was.
De gewonde scheen in een toestand van groote opwinding te verkeeren en, zoo verklaarde de hoofdverpleegster later, scheen in koortsachtig ongeduld op antwoord te wachten.
Zij sprak echter niet met de vrouw, naar wie de gewonde vroeg, maar trof aan het andere einde van de lijn een detective, die haar dringend verzocht de twee late bezoekers aan de praat te houden totdat hij gekomen zou zijn om hen te arresteeren, daar zij stellig iets kwaads in den zin hadden.
Dit was slechts ten halve gelukt, want de twee bezoekers hadden, ondanks alle pogingen om hen met een zoet lijntje op de ziekenzaal te houden, reeds in de lift plaats genomen en hadden de vestibule reeds bereikt toen de politiebeambte met een helper aankwam en de twee mannen in verzekerde bewaring stelde.
Men had den vreemdeling aanstonds ondervraagd, maar deze scheen zeer onrustig en het was duidelijk, dat hij ontwijkend antwoordde.
Hij gaf voor, niet juist te weten, wat de beide bezoekers van hem wilden, maar dat zij gepoogd hadden, hem geld af te zetten, en verzocht z?? dringend hem met rust te laten, dat men aan dit verzoek gevolg gaf.
Hij had nog een kort gesprek onder vier oogen met den detective en vervolgens, blijkbaar een weinig gerust gesteld, was hij ingeslapen.
Maar de grootste verrassing zou de directeur van het ziekenhuis pas den volgenden morgen ervaren, want toen hij eens bij Scotland Yard informeerde, om te weten wat die twee geheimzinnige bezoekers, die in zijn inrichting gearresteerd waren, eigenlijk gewild hadden, moest hij vernemen, dat men op het hoofdbureau van politie volstrekt niets wist van die arrestatie! Het ziekenhuis lag in een wijk, waar nog eenige andere groote politiebureaux zich bevonden, en zoo werden ook deze opgebeld, maar zonder eenig resultaat--men wist daar niets van een arrestatie, en men had in het geheel geen detectives gezonden!
Daarop stelde de directeur natuurlijk de vraag of het geen particuliere detectives geweest konden zijn.
Het antwoord luidde bevestigend.
Maar dan moest toch nog de vraag beantwoord worden, waarom die beide detectives hunne gevangenen niet aanstonds hadden afgeleverd.
De directeur kreeg toezegging, dat er onderzoek zou worden gedaan naar deze geheimzinnige zaak en daarmee moest hij zich voorloopig tevreden stellen.
Wel trachtte hij den gewonden vreemdeling nog een en ander te ontlokken, maar deze bleef norsch zwijgen, en verklaarde, dat hij zich niet wilde uitlaten over zuiver particuliere aangelegenheden, die niemand iets aangingen.
De gewonde had een vrij rustigen nacht doorgebracht, maar zoodra het daglicht door de hooge vensters naar binnen kwam schijnen, dat wil zeggen, omstreeks acht uur in den morgen van een triestigen Novemberdag, begon hij zich heen en weder te werpen, ofschoon de hoofdverpleegster hem dringend had vermaand stil te liggen.
Blijkbaar werd hij verteerd door een onrust, die machtiger was dan zijn wil.
Hij keek telkens op de groote hangklok boven de groote deur en had reeds een paar malen gevraagd of er geen boodschappen voor hem waren gekomen.
Om half negen werd de hooge deur van de ziekenzaal opnieuw geopend en trad er een jonge verpleegster binnen, die even rondkeek en toen snel op de hoofdverpleegster, die aan het einde van de zaal een lastigen zieke tot kalmte bracht, toeliep.
De gewonde had het jonge meisje met de oogen gevolgd en zag nu, hoe de beide vrouwen eenige woorden met elkander wisselden en daarbij den blik op hem gevestigd hielden.
Zijn hart begon met wilde slagen te bonzen--blijkbaar was dit korte gesprek voor hem van de grootste beteekenis.
De hoofdverpleegster kwam nu met snelle schreden langs het breede gangpad aanloopen, trad op zijn bed toe, en zeide op vriendelijken toon:
--Er is zooeven een telefonische boodschap voor u gekomen, mijnheer Brown. Men verzoekt ons, u mede te deelen, dat uw vriendin geheel buiten gevaar is en dat er goed voor haar gezorgd wordt! Zij zal u nog hedenmorgen komen bezoeken, vergezeld door haar vader!
Er had zich een lichte blos over het bleeke gelaat van den gewonde uitgestrekt, terwijl hij de hand van de hoofdverpleegster krampachtig omvat hield.
Hij zeide op heeschen toon:
--Ik dank u voor uw mededeeling, zuster, zij zal meer bijdragen tot mijn herstel dan al uw drankjes en pillen!
Hij liet zich met een zucht achterover in de kussens vallen en sloot de oogen. Maar als de hoofdverpleegster wat nauwkeuriger had toegeluisterd, had zij hem kunnen hooren mompelen:
--Haar vader? Wat heeft dat te beteekenen? Zou dat misschien......?
Hij scheen in nadenken te verzinken en sluimerde zachtjes weder in.
Hij werd pas vele uren later weder wakker, een uur ongeveer v??r de familieleden bij de zieken zouden worden toegelaten.
Maar juist toen hij wakker was geworden, trad de hoofdverpleegster opnieuw naar hem toe en zeide:
--Gij zult hier niet langer blijven liggen, mijnheer Brown. Zoodra het met het oog op uw toestand mogelijk is--dat wil zeggen over een paar dagen--zult gij naar het paviljoen vervoerd worden en daar een kamer voor u alleen krijgen. Uw vriendin heeft zooeven getelefoneerd, dat zij twee weken verplegingskosten vooruit zal betalen. Dat zal u wel bevallen, want gij zult het daar vrij wat prettiger krijgen.
--Ik wist wel, dat zij zoo iets doen zou! riep Brown uit, terwijl er een glimlach om zijn bloedelooze lippen speelde.
Nu lag hij weder alleen en voortdurend dwaalden zijn blikken af naar de groote klok.
Add to tbrJar First Page Next Page