bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.

Words: 74052 in 13 pages

This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.

10% popularity   0 Reactions

deeld in eene menigte in geestelijken aanleg verschillende kleine stammen. Bij uitzondering zijn er van die stammen uitgestorven, doch meestal hebben zich, naarmate, bij verhooging hunner beelding, er meer geest van zamenwerking tusschen de menschen ontstond, zich eerst tot kleine en later tot grootere, volken gegroepeerd. Elk dier volken vormde niet altijd een staat of eene politieke eenheid, maar deszelfs leden waren door taal, zeden, wetten, godsdienst, benevens door veelvuldiger onder elkander dan met leden van andere volken gesloten huwelijken, met elkander verwant, en splitste zich somtijds, zooals bij het vormen van kolonien, in verschillende van lieverlede zich van elkander vervreemende deelen. Het bovenstaande, kan nu voorgesteld worden door eene menigte stamboomen, sneller groeijende naarmate de aanleg der stammen of volken grooter was en dan zamengroeijende en dan zich in verschillende takken splitsende. De bovenste einden dier takken en stammen zullen dan de thans bestaande volken en de distantie dier verschillende uiteinden tot den bodem, de graden van beschaving dier volken aanduiden. Zoo nu van elk dezer de leden dezelfde godsdienstige begrippen aankleefden, zouden die takken en stammen tevens den groei dezer begrippen voorstellen. Het Britsche rijk en deszelfs koloni?n zou bijv. bevatten catholieke Ieren, angelicaansche Engelschen, presbyteriaansche Schotten, moza?sche Isra?lieten, mohamedaansche Maleijers, brahmmaansche Hindoes, boedhisthische Singalezen, zonvereerende Parsen enz.

Het bezit van dezelfde godsdienst door verschillende dier volken zou dan niet als eene zamensmelting van derzelver stamboomen moeten beschouwd, maar meer met het bezitten van dezelfde wetten moeten vergeleken worden en de bekeering van een volk tot eene andere godsdienst, onder behoud van sporen der vorige, met het enten van buiten aangebragte wetten op oude vergelijkbaar zijn en aldus niet als eene verandering van stamboom aangemerkt moeten worden.

Die onderscheidene religieuse begrippen van volken zullen nu, even als de diersoorten, onder den invloed zijn van een drang tot geschiktwording, een drang tot vooruitgang en de werking van het toeval.

Het geschikt worden der organisatie der dieren voor hunne levensomstandigheden, benevens het geschikt worden der verschillende deelen dier organisatie voor elkander, wordt bij die religieuse begrippen der volken vervangen door het harmonisch worden derzelve met de beschaving en aard dier volken en met het goed bij elkander passen der verschillende deelen dier begrippen, zoodat zij te zamen een harmonisch geheel vormen. Die geschiktheid of betrekkelijke volmaaktheid der godsdienstige begrippen neemt aldus volstrekt niet toe met derzelver wetenschappelijke waarheid van voorstelling van hetgeen in tijd en ruimte op buitenzinnelijk gebied bestaat. Bij onbeschaafde volken moeten zij bijv. eenvoudig en zinnelijk zijn om voor hen geschikt te zijn en dit maakt bijv. dat men niet in elke omstandigheid welke ook dwalingen moet bestrijden. Hierdoor zou meer dan wenschelijk is den vooruitgang ten koste der geschiktheid begunstigd worden.

Even als bij de organisatie der dieren, bestaat er ook bij die begrippen een drang tot vooruitgang waardoor zij echter in het algemeen niet te hoog voor den graad van beschaving der volken worden, omdat hierbij ook een dergelijken eigen drang tot vooruitgang bestaat, waardoor zij dan trager en dan sneller dan die begrippen zal klimmen en die godsdienstbegrippen aldus dan voor en dan achter zich zal laten. Daar echter in het eerste geval die begrippen de beschaving voor- en deze die begrippen achterwaarts tracht te trekken en omgekeerd in het tweede geval, kan beider ongelijke snelheid van vooruitgang door geene constante oorzaak in stand gehouden worden. Bij vooruitgang dier begrippen zullen echter derzelver verschillende deelen dit nimmer even sterk doen en van daar dat, naarmate zij sneller vooruitgaan, de harmonie en consequentie bij het geheel verbroken wordt. Die verandering moet dan noodwendig twist over en twijfel aan de verschillende deelen der begrippen benevens splitsing van derzelver aanhangers in verschillende rigtingen doen ontstaan. In een woord er ontstaat dan bij hen iets gebrekkigs, dat met gemis aan opsluiting en rigting van met den looppas gaande soldaten vergelijkbaar is, maar dat bij trageren voortgang dier begrippen van lieverlede moet verminderen, daar de drang tot geschiktwording van het een voor het ander, die begrippen evenzoo op gelijke hoogte tracht te stellen en voor elkander passende maakt, als het bevel tot opsluiting die soldaten bij elkander brengt.

Ook zijn die begrippen, even als de organisatie der dieren, aan de werking van accidentele oorzaken onderhevig en, terwijl bij de ligchamen der dieren die toevallige bijzonderheden, zoo als bijv. de bogchels der kameelen, door geslachtsvoortplanting van generatie tot generatie overgaan, geschiedt dit bij de toevallige bijzonderheden dier begrippen, door het onderwijs der jeugd.

Hierboven hebben wij reeds gezegd, hoe bij zeker geheel van godsdienstige begrippen de onderscheidene deelen, even als bij de organisatie dier diersoorten, op ongelijke hoogte kunnen staan, doch ook kunnen deelen der organisatie van diersoorten, zonder hooger of lager dan de rest te staan, buitengemeen ontwikkeld, vervormd of gereduceerd zijn. Somtijds maakt zoo iets zulke diersoorten geschikter voor hunne levensomstandigheden, doch somtijds is het deels eene toevallige en aldus door den drang tot geschiktwording voor die levensomstandigheden van lieverlede weggenomen wordende wanstaltigheid. Evenzoo bij de godsdienstige begrippen. Zoo vindt men bijv. bij die van het oude Israel het bestaan van een volksgod zeer sterk en dat der zielsonsterfelijkheid zeer zwak uitgedrukt. In zekere mate kan dit geschikt zijn geweest voor een volk, waarbij het individu zoo sterk in het volksbestaan opging als bij de oude Israelieten, doch deels was het ook eene door het toeval ontstane wanstaltigheid, die, wel is waar, door het geloof aan eene regtvaardige vergelding der daden en geschikte rolsverdeeling gedurende dit aardsche leven, wel min of meer bedekt bleef, doch bij de latere Israelieten desniettemin van lieverlede verminderd werd. Evenzoo kan men zeggen dat het fatalisme wel min of meer eigenaardig is bij een volk van een passief en het begrip van een volstrekte wilsvrijheid bij dat van een actief karakter, doch beide stellingen zijn niettemin accidentele afwijkingen van het juiste.

De stelling, dat, wat men ook denkt of doet, eene zaak zal uitvallen zoo als dit vastgesteld is, leidt tot moedeloosheid, die, dat men eene zaak goed of slecht kan doen uitvallen, naarmate men zus of zoo verkiest te denken, tot overmoed. De aanhangers der absolute wilsvrijheid stellen eigenlijk dat de loop der verschijnselen oneindig zamengesteld is, zoodat zij met geene mogelijkheid te ontwarren en te voorzien is; de fatalisten daarentegen, dat de loop dier verschijnselen eenvoudiger is dan in waarheid. Zij maken van de menschen alsware inerte blokken wier aaneenschakeling van denkbeelden van geen invloed is op hetgeen bij hun ligchaam door anderen waargenomen wordt plaats te hebben.

Evenals de dieren zoo handelen, dat zij van de gebreken hunner organisatie zoo min mogelijk hinder hebben, zoo verzaken de aanhangers van dergelijke eenzijdige begrippen deze grootendeels in het practische leven.

Dit is zelfs het geval bij hetgeen wel eens door de godsdienst als maatschappelijken plicht voorgesteld is. De christenleeraars vermanen bijv. niet hunne gemeenteleden aan om zich te laten vertrappen, of om te zorgen dat ieder hunner even rijk blijft. Voor de toeneming der ontwikkeling van het menschdom is het toch noodig, dat men tracht door arbeid in vermogen toe te nemen en dat men voor zelfverdediging zorg draagt. Er bestaan dan trouwens ook maar weinig christenen welke dit niet aldus opvatten en de slagtoffers worden van de naauwgezette opvatting hunner godsdienstleer.

De anatomisten hebben bevonden dat de hoofddeelen der ligchamen der dieren volgens een grondtype, bij de hoofddeelen van al de andere diersoorten terug gevonden wordende, gevormd zijn. In dergelijke gevallen verkeeren bijv. het hoofd, het hart, het zenuwstelsel, de ledematen enz. Naarmate de organisatie der diersoorten lager is, bevinden die deelen zich in een meer rudimentairen toestand en buitendien verschillen die volgens denzelfden grondtype gevormde deelen ook als derzelver organisatie ongeveer even hoog is, zooals bijv. de voorpooten van honden en de vleugels van vleermuizen.

Iets hiermede overeenkomende ontwaart men bij de verschillende godsdienstbegrippen der volken. Bij elk dezer kunnen toch die begrippen in drie deelen verdeeld worden, namelijk: 1?. die over God met of zonder ondergoden en hooger dan den mensch zijnde wezens, 2?. die over de zielsonsterfelijkheid, 3?. die over het werelddoel.


Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg


Load Full (0)

Login to follow story

More posts by @FreeBooks

0 Comments

Sorted by latest first Latest Oldest Best

 

Back to top