Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.
Words: 44931 in 10 pages
This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.
DE ONDERGANG DER EERSTE WARELD
Mr. WILLEM BILDERDIJK
Met eenige aantekeningen en een ontwerp van den epos
Mr. S. J. E. RAU
VOORREDE DES DICHTERS.
AAN DEN LEZER.
Gaarne zou ik het Algemeen, van dit eerste gedeelte van een zeer uitgebreid Dichtstuk 't geen men weinig hoop zal koesteren van ten einde gebracht te zien, verschoond hebben. Doch, daar het met veel warmte, en onder eene belangstelling, die my altijd dierbaar zal blijven, aangevangen en door ettelijke Boeken of Zangen heen doorgezet was, kon ik aan verscheiden Kunstvrienden geen mededeeling weigeren, die niet dan door den afdruk geschieden kon; en deze afdruk diende algemeen te zijn, wilde men uit het onverkrijgbare en zeldzame geene baatzuchtige uitzichten doen ontstaan, die de verspreiding langs heimelijke onregelmatige en onvolkomen wegen bevorderde; van welke my, ook reeds voorlang, inzonderheid ten aanzien van den Tweeden Zang dezer vijf, niet zeer aangename alhoewel vleiende blijken waren voorgekomen. Hoe veel waarde of deelneming echter sommigen mijner bekenden aan dit werk hechten mochten, het is verre van daar, dat ik er een algemeenen opgang van wachten zou. Niet zoozeer om het onvolkomene van dit gedeelte maar om dat noch onze leeftijd, noch zelfs onze Natie, Dichterlijk genoeg is om in een Heldendicht, ja zelfs in den toon daarvan, smaak te vinden. Zekerlijk, noch de ingezogen Fransche denkwijze , noch de door opvoeding, onderwijs en omgang verkrachte en geschaafde zeden, noch het laauwe kinderspel van liefhebbery, waar men zich by de algemeene geld- en fortuinzucht mede ontspant, en alle behoefte van hooger wereld, zoo ze eenigzins opkoomt, verdooft en in slaap sust; noch zelfs de in zwang gaande Theori?n, die schier alles wat dichterlijk is, van de Dichtkunst uitsluiten, en haar inderdaad tot een laf en nietig spel der Inbeelding verlagen, die in onze dagen niet slechts alle namen en kleuren aanneemt, maar ook alle waarachtig gevoel uitroeit, overheerscht, of bedwelmt; niets van dat alles is bestaanbaar met zucht voor zoodanig een Dichtstuk als het meesterstuk aller voortbrengselen van den menschelijken geest zou zijn, indien men er in onze dagen het aanzijn aan geven kon. En hoe ook zou iemand zich dit aanmatigen, die nimmer iets zoo betreurde als door het Lot geplaatst te zijn in deze ongelukkigste aller tijden, het tijdstip van den pijnlijken en ontzetlijken arbeid en worsteling van geheel de Natuur, om uit een afgrijselijke nacht het geheel verduisterde morgenlicht van waarheid en wezendlijkheid te doen voortbreken, hemel en aarde te hereenigen, en het echt en miskende verband tusschen het eeuwige Geestenrijk en voorbygaande schijnwareld te herstellen? Zeker, zoo mijn zucht ter afschudding van alle stoffelijke en uit loutere wanbegrippen gesmede kluisters onbepaald en vurig is, zy is echter veel te onvolkomen, om my naar vollen eisch op te heffen, en om die waarachtige vlucht te doen aannemen, die den waren Dichter en zijn alles me?sleepend vermogen kenteekent. Den dichter, zeg ik: namelijk
"Hunc qualem nequeo monstrare et sentio tantum,"
En inderdaad heb ik onder de tegenwoordige vierschaarspanners van den Hollandschen Pindus by gedeeltelijke voorlezingen van dit stuk, juist altijd geene toejuiching gevonden als by de mededeeling van nietigheden, die of den heerschenden smaak streelden, of die zachte aandoeningen verwekten waar men zich thands me? tevreden houdt en toegeeflijk genoeg is, om, zoo de verzen en wendingen slechts niet gants en in alles evenzeer ondichterlijk zijn, Po?zy in te stellen.
Doch ik heb veel te vroeg den aart van den roem en al wat men eer of onderscheiding noemt, leeren kennen, om dien ooit te zoeken; en mijn zucht was steeds, ook in 't vak der Letteren, waarvan inderdaad Po?zy 't groote middelpunt en beweegpunt is, nuttig te zijn. Ook is het wellicht niet zonder alle vrucht, door deze gemeenmaking eene schets of een soort van afschaduwing te geven van de wijze, waarop ik my het Heldendicht voorstelle. Hoe veel of hoe weinig het juist moge zijn, 't zal ten minste dichterlijke gevoelens en wijzen van bevatting kunnen opwekken en geboren Dichteren aanleiding bieden, om een beter en volkomener pad door de hoogere streken der wareld van gevoel in te slaan.
Daar dan nu dit stuk voor het Algemeen verschijnt, ben ik wel verplicht, als ter Inleiding voor mijn Lezers, eenig verslag te doen van het onderwerp en de wijze waarop ik het meende te moeten behandelen. De groote zwarigheid in het Heldendicht is tegenwoordig, het geen men, met een kunstwoord, van het Tooneel der Oudheid ontleend, de machine noemt, de inwerking namelijk van bovennatuurlijke wezens, die of 't ware, de springvederen zijn moeten wier ineenvattende werking het werkstuk des Dichters in beweging moeten zetten, in werking houden en ten doel leiden. De Oude Grieken en Romeinen hadden hunne uit Geest- en menschelijkheid saamgestelde persoonlijke of onpersoonlijke Goden te baat, wier bestaan, invloed, bestuur, en tusschenkomst in alle onze menschelijke handelingen, algemeen geloofd en aangenomen was, en in den grond der zaak door verlichter en onverlichter Wijzen en Dichters zoowel als door 't plomp en verstandeloos volk erkend werd. Dat men Homerus dit geloof betwist, en deze wezens by hem tot bloote Leenspreukige voorstellingen maken wil, is, eene ongerijmdheid waarme? men zeer te onrechte zijn scherpzinnig doorzicht waant eer aan te doen, maar verdient geen we?rlegging. Onze Christelijke begrippen van God en Geesten, gelijk zy gewoonlijk voorgesteld worden, hoeveel zy ook aan de verhevenheid van voorstelling mogen toebrengen, leveren weinig op ter verlevendiging of vervulling van het geen wy in de zoo bruikbare Goden des Heidendoms verliezen, daar zy geene we?rstrevigheid toelaten dan tusschen de Goede en Kwade geesten, waarvan de eenen te eenvormig, de anderen te volstrekt hatelijk, en beide te zeer afwijkende en onbegrijpelijk voor ons menschen zijn, om ons wederkeerige en genoegzame deelneming in te boezemen, en om er al de party van te trekken die men noodig heeft; en inderdaad spreidt deze machine eenen nevel van slaperigheid over geheel een Dichtstuk, van welke noch Milton noch Klopstok zich heeft kunnen vrijhouden. Dat er niets kouder is dan de Allegorisehe wezens, waarvan vele nieuweren zich bediend hebben, is algemeen erkend. Drijdens Beschermgeesten der Koninkrijken en Volken zijn even zeer krachteloos om belang te verwekken, en schoon ik niet zou willen ontkennen dat men daar eenig voordeel uit trekken kan, zij deelen misschien in de ongelegenheden van die allen, Hoogvliet had zich eenen weg geopend door de afscheiding der Goddelijke eigenschappen in het Tweede Boek van zijnen Abraham; maar de laffe en koude aanmerking van den inderdaad dommen en alles behalven dichterlijken Van Engelen, die een der orakels van zijn tijd was, heeft eenen afkeer van dit hulpmiddel ingeboezemd, schoon de aart onzes bestaans zelf het als aan de hand geeft, ja me?brengt, en het in de Heilige Schriften zijn grond heeft, die ons Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid dikwijls menschelijker wijze in eene tegenworsteling voorstellen, waarvan het gevoel zich in onze ziel, als van twee onderscheiden hooger Beginselen, aanbiedt. Doch wel terecht heeft men opgemerkt, dat het met alle Fraaie kunsten, en met de Dichtkunst aan 't hoofd van die, uit was, zoo dra Theoristen geloof en invloed bekwamen!--Maar wat dan, wat bleef er overig, om dit dringend gebrek te vervullen?
De koude en in alles nietige, maar zeer beschaafde Schrijver, of liever samenflanser, van den Belisarius trof juist het tijdstip aan, waarin hy zich by het aangrijpend verval van smaak en kunstbesef, aanzien kon geven, en vond het goed het Heldendicht van zijn ziel en beginsel te ontbloten, om dat hij de ziel en dat beginsel niet bevatten kon. Niet vreemd. Velen ontkennen aan zich-zelven hun ziel en wezen, op juist even den zelfden grond! Ongelukkiglijk had zijn wanbegrip invloed op de onvergelijkelijke Dichteresse van den Germanicus, en de Germanicus moest een Heldendicht zonder machine worden. Met dit alles is het belangrijkst gedeelte van dit Dichtstuk dat gene, dat er de ontknooping van maakt: een Geestverschijning. Die naamlijk van een beschermgeest, die het echt Dichterlijk inzicht van haar gemaal tegen het door haar aangenomen beginsel dat zy by alle tegenspraak met vrouwelijke geestdrift voorstond, haar opdrong. De voortreffelijkheid intusschen van dit Meesterstuk in schoonheden van detail, en inzonderheid van een Versificatie, die niet genoeg gewaardeerd is geworden, zal aan den waarachtigen kenner altijd verwondering inboezemen, alhoewel iemand hier en daar in den toon-zelf eenige meerdere verheffing mocht wenschen.--Doch dit zelfde wanbegrip heeft zich verspreid, en genoegzaam weet men vrij algemeen niet meer, wat eigenlijk de machine en haar gebruik of aanwending in 't Heldendicht zij.
Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg
More posts by @FreeBooks

: Musa Pedestris - Three Centuries of Canting Songs and Slang Rhymes [1536 - 1896] by Farmer John Stephen - Cant Great Britain; Songs English Texts; English language Slang

: The Russian Revolution; The Jugo-Slav Movement by Golder Frank Alfred Harper Samuel N Samuel Northrup Kerner Robert Joseph Petrunkevitch Alexander - Soviet Union History Revolution 1917-1921; Soviet Union Politics and government 1917-1936; Yugoslavs

: The Life of John Clare by Martin Frederick - Poets English 19th century Biography; Clare John 1793-1864; Psychiatric hospital patients Great Britain Biography; Agricultural laborers England Northamptonshire Biography; Northamptonshire (England) Intellectua