bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.

Words: 134192 in 20 pages

This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.

10% popularity   0 Reactions

nwolven jagen voornamelijk op hazen, de vossen, civetten en stinkdieren het liefst op kleine knaagdieren en zulke vogels, die op den grond verblijf houden.

Wanneer ik er toe overga uit den rijken voorraad der zoogdieren, die de steppe bewonen, enkele uit te kiezen, om deze eenigszins nader te bespreken, dan moet ik aan de verleiding we?rstand bieden, die mij zou kunnen verlokken den leeuw of den jachttijger, den hyena of den honigdas, den zebra of het wilde paard, den serafe of den buffel, den olifant of het neushoorndier daarvoor te nemen, omdat er andere dieren zijn, die mij, als meer karakteristiek voor het steppengebied, belangrijker voorkomen. Tot dezen reken ik in de eerste plaats het aard- en het schubdier--de plaatsvervangers in de oude wereld van de in Amerika talrijker vertegenwoordigde orde der Tandeloozen, zoogdieren, wier eigenlijke bloeitijd reeds vele eeuwen achter ons ligt. Beide dieren zijn, althans in Noord-Afrika, aan de steppe gebonden; want slechts daar vinden zij overvloed van termieten en hun gewone voedsel. Evenals alle miereneters brengen zij den dag als een bal ineengerold, slapende door en wel in holen, die zij zelf graven en wier uitmondingen men zoowel midden op de groote boomlooze grasvlakten als elders tusschen de spaarzaam daar voorkomende boomen en struiken aantreft. Eerst nadat de nacht zijn heerschappij begint uit te oefenen, worden deze dieren levendig; met loggen tred, hompelend en springend, hoofdzakelijk met behulp van de krachtige achterste ledematen vooruit komende, terwijl zij steunen op de kolossale graafnagels der voorste ledematen en den zwaren staart, gaan zij nu op voedsel uit. Dit laatste bestaat uitsluitend uit allerlei klein gedierte, voornamelijk uit mierenpoppen, termietenlarven en wormen. Met den neus op den grond, dit lichaamsdeel voortdurend heen en we?r bewegende, steeds snuffelende, draven zij voort; een toevallig ontdekte mieren- of termietengang leidt hen naar het hoofdgebouw, waarin zij zonder moeite een gat voor den langen snuit graven, dien zij daarin steken, om met behulp hunner tong de hierin uitmondende kanalen der insekten op te sporen; zij steken de lange, kleverige, wormvormige tong zoo diep mogelijk in een der hoofdgangen, tot genoemd lichaamsdeel vol termieten of mieren hangt en brengen het daarmede beladen in den nauwen bek terug, om zich aan de gevangen insekten te vergasten. Deze manier van eten maakt een jammerlijken indruk, en toch is die tong hier een uitnemend werktuig, evenals ook de groote graafnagels zulks zijn; beide organen stellen hen in staat zich een weg door het leven te banen. Oogenschijnlijk zeer hulpbehoevend, zijn zij dit in werkelijkheid toch niet. Het zwakke schubdier wordt door zijn harnas voldoende beschermd; zelfs een sabelhouw stuit daarop af. Minder goed verdragen de pooten zulke beleedigingen. Het aardvarken bezit daarentegen een uitstekend we?rmiddel in zijn nagels en bovendien kan het met zijn staart zulke harde slagen uitdeelen, dat een niet al te overmachtig vijand voor hem het veld ruimt. Komt er evenwel eene tegenpartij op hem af, wiens kracht hij te duchten heeft, en bemerkt hij zulks in tijds, dan graaft hij zich ijlings een hol; hij werpt al gravende zand en stof in zulk een groote hoeveelheid en met zooveel kracht achter zich op, dat hij geheel onzichtbaar wordt en in de veilige diepte is aangeland, alvorens de gevaarlijke vijand tot den aanval gereed was. Slechts tegenover den mensch en diens alvermogende wapenen is hij niet opgewassen; terwijl hij slaapt, boort men hem een lange lans door 't lijf en zoo wordt hij onfeilbaar in zijn eigen hol gedood, indien slechts het uitmondingskanaal recht en niet al te lang is. Ook dit voorwereldlijke: dier is bestemd vroeger of later uit de rij der levenden gedelgd te worden.

Onder de roofdieren der steppe heeft een daarin thuis behoorende hond steeds de grootste aandacht getrokken. Een verbindingslid vormende tusschen hyena en hond, in zooverre de gedaante en ook tot op zekere hoogte de teekening betreft, is dit dier, de hyenahond, ook uiterlijk eene zeer belangrijke verschijning, en wat zijn doen en wezen betreft, het meest aantrekkelijke aller roofdieren, die de steppe herbergt. Afgezien van enkele apen, ken ik geen zoogdier, dat zooveel zelfvertrouwen bezit, of althans schijnt te bezitten, dat zoo overmoedig is of schijnt, zoo stoutmoedig als deze hond. Voor geen doel schrikt hij terug, voor zijn aanvallen is geen ander zoogdier ten volle veilig. In talrijke koppels vereenigd, trekt hij, op buit belust, door de steppe. Vernielend valt hij in de schaapskudden der kolonisten en trekherders; vast kleeft hij aan de verzenen der snelvoetigste antilopen; onbeschaamd dringt hij op de menschen in; onbevreesd verdrijft hij, wellicht grootendeels door zijn onstuimig gedrag, zelfs de roofdieren uit het gebied waar hij buit zoekt. Blaffend, jankend, kermend, achtervolgt een troep dezer honden de sterkste en krachtigste antilope, terwijl nu en dan dat geluid wordt afgewisseld door heldere, bijna vroolijke tonen. De antilope vlucht, zoo snel haar krachten dit toelaten; de op moord beluste honden vervolgen evenwel haar spoor, snijden alle bochten, alle zijwegen af, die de vervolgde tracht in te slaan, naderen haar steeds meer en meer en nopen haar eindelijk zich in tegenweer te stellen. Zich bewust van haar kracht en we?rvermogen maakt de antilope een uitnemend gebruik van haar spits gewei; menige hond stort doodelijk getroffen ter aarde, maar wie overblijven hangen haar aan hals en lijf en doen een luid gehuil hooren, wanneer het dier rochelend den adem uitblaast. Zonder zich aan den mensch te storen overvallen deze honden alle mogelijke huisdieren, verscheuren de kleineren met de bloedgierigheid eens marters, en verminken de grooteren, die zij niet kunnen bemachtigen; op hen afgezonden huishonden wachten zij onbevreesd af, wagen er den strijd mede op leven en dood en werpen hen ten slotte ontzield ter aarde. Getemd, den mensch geheel onderworpen, eenige generaties na elkander afgericht en opgevoed, zouden zij de uitnemendste speurhonden kunnen worden, die er bestaan, maar heel gemakkelijk zullen zij zich wel niet onder het juk laten brengen. Zij gewennen zich aan hun verzorger, leggen zekere genegenheid, soms zelfs wel liefde voor hem aan den dag, maar op hunne eigenaardige wijze. Worden zij geroepen, dan staan zij van hun leger op, springen vroolijk op en ne?r, vechten lustig tegen elkander, stormen op hun meester los, springen bij hem op, trachten hunne uitbundige vreugde door de meest uitgelaten hondengebaren uit te drukken en weten eindelijk zich niet anders te uiten dan door hun beminden meester te bijten. Onstuimigheid en een onbedwingbare bijtlust zijn de in 't oog loopende karaktertrekken dezer honden. Prikkelbaar zonder voorbeeld, bewegen zij elk lid, trekken met elken spiervezel, zoodra een of ander voorval hun opmerkzaamheid trekt; de licht ontvlambare levendigheid van geest, die hun eigen is, neemt het karakter aan van overdreven dartelheid en ontaardt een oogenblik later in woestheid en roofzucht. Dan bijten zij in alles, wat hun in den weg komt, zonder oorzaak, maar enkel uit lust tot bijten, denkelijk ook zonder kwaadaardigheid. Deze honden zijn werkelijk de vreemdsoortigste schepselen, die de steppe herbergt.

In die deelen der steppe, welke ik in 't bijzonder op 't oog heb, n.l. Kordofan, Sennaar en Taka, is het leven der genoemde en nog andere steppendieren, afgezien van den invloed der beide jaargetijden, bij lange na niet aan zulke stoornissen onderhevig als in het zuiden van Afrika of in de Middel-Aziatische steppen. Voor zulke soorten, die niet trekken, of die maandenlang in een toestand van schijndood verkeeren, breekt met den winter ook wel een tijd van ontbering aan, soms wel van groot gebrek, maar hongersnood of watersnood kennen zij niet. Dientengevolge ontstaat er ook geen behoefte, om door vertwijfeling gedreven, het armoedige geboorteland te verlaten en heil te zoeken in eene overhaaste vlucht naar gelukkiger oorden. Ook de dieren der Noord-Afrikaansche steppe trekken en reizen; maar zij vluchten niet ongeregeld gelijk die soorten, welke andere steppen bewonen en die hun gebied bij honderdduizendtallen verlaten, wanneer er gevaar dreigt. Van zulke enorme kudden antilopen, zooals men in het zuiden van Afrika ziet, weet men hier niet te verhalen. Een en ander werd reeds door mij opgemerkt. Alle gezellig levende vogels scharen zich bij het naderen van den winter bijeen, en verdeelen zich weder in troepjes, wanneer de lente haar intocht viert; alle trekvogels gaan en komen ongeveer terzelfder tijd; zulks geschiedt evenwel regelmatig en altijd op dezelfde wijze, niet ongeregeld en zonder bepaald doel.

E?ne mogendheid evenwel blijft er nog over, die ook hier het leven der dieren in gevaar brengt; het is de macht van het vuur.

Telken jare, wanneer de donkere wolken in het zuiden en de hieruit schietende bliksemstralen de komst der lente aankondigen, en op die dagen, wanneer de zuidenwind over de steppe giert, werpt de trekherder in die streken waar hij huist, den brand in het grasbosch. Snel en ongestuit grijpen de vlammen om zich heen. Over geheele velden breiden zij zich uit; rook en walm vormen de voorhoede. Een donkerroode wolk verkondigt des nachts haar vernielende en toch zegenrijke werking. Niet zelden bereikt de brand het oerwoud; de vlammen lekken aan de verdorde slingerplanten van den bodem tot aan de toppen der boomen; zij verschroeien de enkele nog overgebleven bladeren en verkolen den buitenbast der stammen. Soms, ofschoon minder dikwijls, omslingeren de vlammen geheele dorpen en werpen haar brandende fakkels in de stroohutten, die in ??n oogwenk der vernieling zijn prijs gegeven.

Alhoewel een steppenbrand, in weerwil van de menigte en gemakkelijk ontvlambare brandstof, nimmer verderfelijk kan worden voor een man te paard evenmin voor snelloopende zoogdieren, terwijl hij zelfs met goed gevolg bestreden kan worden en zulks door het vuur zelf, toch geraakt de geheele dierenwereld door zulk eene gebeurtenis in groote opgewondenheid. Al wat ademt in het graswoud verlaat zijn schuilplaats en slaat op de vlucht. Die vlucht wordt een wilde vlucht, daar de schrik tot nog meer spoed aanzet dan de vlammen zelf. Antilopen, wilde paarden, struisvogels vliegen sneller dan de stormwind over de vlakte; jachttijger en luipaard volgen, en mengen zich in de kudden der eersten zonder er aan te denken eenig dier aan te vallen; de hyenahond vergeet zijn moordlust; de leeuw wordt door gelijken schrik bevangen als alle andere zoogdieren; slechts de holbewoners verbergen zich in hun veilig verblijf en laten de vuurzee boven hun hoofd woeden, zonder er eenig letsel van te ondervinden. Alle kruipende en aan den grond gekluisterde dieren daarentegen hebben het zwaar te verantwoorden. Weinige slangen, zelfs de vlugge hagedissen niet, kunnen aan het vuur ontkomen; schorpioenen, tarantula's en duizendpooten worden er zeker door bereikt, of zij vallen ten buit aan vijanden, die door den brand herwaarts werden gelokt en de vlammen weten te trotseeren.

Zoodra er in de steppe een rookwolk ten hemel stijgt, die zich meer en meer uitbreidt, snellen van alle kanten kruipende roofdieren en roofinsekten, vooral echter slangenarenden, zangsperwers, wouwen, torenvalken, ooievaars, bijeneters en zwaluwen aan, om jacht te maken op de hagedissen, slangen, schorpioenen, spinnen, kevers en sprinkhanen, die door het vuur werden opgeschrikt en voor hetzelve vluchten. Onbevreesd loopen de secretarisvogels en ooievaars dwars voor de vuurlijn; snelwiekige valken, bijeneters en zwaluwen zweven boven de vlammen en door de rookwolken; een rijke buit valt allen ten deel. De jacht duurt zoolang als de brand woedt en de brand vindt voedsel zoolang de storm hem verder draagt; eerst met het sterven van den wind dooven ook de vlammen uit.

Zoo zuivert de trekherder zijn weiland van onkruid en ongedierte; op deze wijze maakt hij het gereed voor een nieuwen plantengroei. Een vruchtbare asch blijft op den bodem achter; de levenwekkende regen vermengt die asch met de teelaarde, en een nieuw, jeugdig en krachtig groen ontspruit na het eerste onweder. Dan keeren ook alle gevluchte dieren weder terug naar de oude woonplaats, om, na den last en de kwellingen van den nu ge?indigden winter en den schrik der jongste dagen, weder volop te genieten van de weelde en de genoegens des levens.

HET OERWOUD EN DE DIERENWERELD VAN AFRIKA'S BINNENLAND.

Rijk moge Afrika's steppe zijn, vooral wanneer men haar vergelijkt met de woestijn, de weelderige vegetatie der tropen wordt evenwel niet in haar gevonden. Wel oefent de bezielende kracht des waters er haar gezegenden invloed uit, maar die invloed duurt te kort dan dat hij ongestoord zou kunnen werken. Met het ophouden van den regen sterft ook de groeikracht, terwijl de hitte en droogte weder alles vernielen, wat de regen had voortgebracht.

Daarom kunnen in de steppe slechts die planten tot ontwikkeling komen, wier leven binnen weinige weken wordt afgespeeld, niet zulke gewassen, die de eeuwen verduren. Eenig en alleen in de laagten, die rijk zijn aan nooit verdrogende stroomen en die zoowel door deze als door den regen gedrenkt worden, alwaar zonnelicht en water, warmte en vochtigheid gemeenschappelijk werkzaam zijn, ontwikkelt, ontvouwt en bestendigt zich de fee?nrijke volheid der keerkringslanden. Hier groeiden bosschen op, die wat pracht, majesteit, schoonheid en rijkdom betreft, in niets onderdoen voor de wouden van de gezegendste landen op lager breedten, oerwouden in den volsten zin des woords, die zonder toedoen van den mensch ontstaan en vergaan, vergrijzen en zich we?r verjongen, op den huidigen dag nog alleen zichzelf toebehooren en in staat zijn eene rijke fauna te onderhouden.


Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg


Load Full (0)

Login to follow story

More posts by @FreeBooks

0 Comments

Sorted by latest first Latest Oldest Best

 

Back to top